"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Vreemdeling in eigen land

Woensdag, 8 februari, 2023

Geschreven door: Anna Haag
Artikel door: Evert van der Veen

De sfeer in Duitsland tijdens WO II

[Recensie] Anna Haag hield in Pommeren in Duitsland gedurende de Tweede Wereldoorlog een dagboek bij. Dat moest in het geheim want haar broer en schoonzoon waren nazistisch en de laatste dreigde meerdere malen zijn schoonouders aan te geven. Na de oorlog maakte Anna Haag een selectie van haar aantekeningen en bood deze aan diverse uitgevers aan maar deze hadden geen interesse. De tijd was er toen – zeker in Duitsland – nog niet rijp voor. Pas in 2013 kwam het tot publicatie.

In dit dagboek, dat een treffend tijdsdocument is, komt Anna Haag naar voren als een kritische Duitse burger die zich totaal niet kan vinden in de politieke ontwikkelingen, faliekant tegen de oorlog is en zich persoonlijk ongelukkig voelt door de actuele gebeurtenissen in haar tijd. Zij maakt zich daar grote zorgen over en zo schrijft zij op 9 september 1940: “De verschrikking is losgebarsten. Hoe zal het aflopen? Wat zal er van de mensheid worden?” (p. 13).

Propagandistische toon
Berichtgeving in de kranten wordt door haar gedurende de hele oorlog uiterst sceptisch, om niet te zeggen cynisch, ontvangen. Zij citeert veel uit kranten die de nazistische propagandistische toon goed illustreren en het is goed dat zij de lezer daar deelgenoot van maakt zodat wij weten hoe het toen was. In de latere oorlogsjaren valt op hoe de kranten de Duitse verliezen goedpraten en tot het einde toe de situatie steeds een positieve draai geven.

Anna Haag is verdrietig om het bombardement op Londen in september 1940 en ook later in 1941 schrijft ze “het is allemaal zo troosteloos”. Er gaat dan het gerucht dat ‘krankzinnigen en geesteszieken’ worden omgebracht. De deporatie en de Holocaust krijgen in haar dagboek niet zoveel aandacht.

Schrijven Magazine

Zij staat in haar afwijzende houding tamelijk alleen. In de beginjaren van de oorlog wordt de nazistische propaganda graag geloofd en is er een algemene sfeer van optimisme. Anna Haag vertolkt dat op 8 januari 1941: “Wat me ziek maakt van ergernis is het feit dat zo weinig mensen hier in het land op het idee komen dat we de oorlog zouden kunnen verliezen” (p. 35). Regelmatig blijkt dat Anna Haag steun put uit haar geloof en in 1941 heeft ze maar één wens: “God, wees de mensheid genadig en laat Duitsland de oorlog verliezen!” (p. 126).

Zij hoort dan ook dat Duitse steden worden gebombardeerd en dat mensen die zich kritisch uitlaten over de politiek worden gearresteerd. Zelf noemt ze Hitler een ‘krankzinnige’ en ze spreekt over de ‘Duitse arrogantie’. In 1942 schrijft ze veel over het ‘oosten’, de oorlog tegen Rusland. Uit haar aantekeningen wordt duidelijk dat het klimaat in Duitsland begint te veranderen. Er komt schaarste en het ongenoegen onder de bevolking neemt toe. “Hoelang zal het nog duren tot we onze god (= Hitler) van zijn voetstuk stoten?” (p. 191). In het gebed voor kleuters op school komt Hitler inderdaad als een messiaanse persoon naar voren.

De bombardementen op Duitse steden nemen toe en meubelfabrikanten krijgen de opdracht om doodskisten te maken. Een gevoel van angst neemt toe en in 1943 zijn er steeds minder mensen die in de Duitse overwinning geloven. Er is dan sprake van het ‘nieuwe wapen’ (= V1) dat voor de ommekeer in de oorlog zou moeten zorgen.

6 juni 1944 schrijft ze: “Gaat het gebeuren? De invasie is begonnen! Werkelijk en echt waar? Ik ben helemaal van slag. Ik bid, bid, bid!” (p. 368).

Schaarste
De schaarste aan levensmiddelen en andere artikelen neemt nu duidelijk toe evenals de intensiteit van bombardementen op Duitse steden. Anna Haag raakt steeds meer in de ban van de oorlog en de spanning van het naderende einde. De geallieerden komen in Duitsland dichterbij. Toch is zij daar niet onverdeeld blij mee want ze voorziet na de bevrijding een grote leegte waarin mensen terecht zullen komen.

Anna Haag beschrijft veel ontmoetingen met mensen in haar omgeving. De één is net als zij kritisch over de oorlog, de ander gelooft heilig in de goede afloop. Een veelzeggend voorbeeld daarvan is deze ontmoeting op 13 september 1943: “Een vrouw, doctor in de geesteswetenschappen, zei gisteren tegen me: ‘De Führer heeft immers gezegd dat de vergelding tegen Engeland binnenkort zal volgen… En als de Führer iets zegt, dan kun je daarop vertrouwen…” (p. 314).

De aantekeningen van deze verstandige vrouw brengen ons dicht bij de Duitse bevolking in deze oorlogsjaren, weliswaar vanuit een destijds kritische, krachtig afkeurende houding maar haar ontmoetingen met aanhangers van het nationaal-socialisme en de vele citaten uit kranten brengen de sfeer van die tijd angstwekkend dichtbij. Dat blijft tot het einde toe zoals blijkt uit dit krantencitaat van 21 maart 1945: “We moeten ook blijven standhouden tot de Führer het juiste moment voor de tegenaanval gekomen acht… De beslissende slag zal door ons initiatief bepaald worden… (p. 427).

Vreemdeling in eigen land heeft een heldere chronologische indeling per jaar, vanaf 1940, het begin van de oorlog tot kort voor de bevrijding in 1945. Het is jammer dat die laatste weken niet in deze selectie zijn opgenomen want de laatste aantekening dateert van 22 april 1945.

Anna Haag leefde in Duitsland van 1888 tot 1982; ze was schrijfster van korte verhalen en romans en tevens journaliste. Na de Tweede Wereldoorlog ging ze in de politiek; de wet om dienst te kunnen weigeren is haar initiatief.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow