"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Vrije uitloop

Dinsdag, 1 februari, 2022

Geschreven door: Saskia Stehouwer
Artikel door: Rob Schouten

Onvrije betweters

[Recensie] Sociale bewogenheid, engagement, medeleven: ze zijn nooit een heel groot goed in de Nederlandse dichtkunst geweest. De Vijftigers waren linkse jongens die wel eens progressieve boodschappen in hun woordenrijke poëzie verpakten maar daarna was het toch vooral weer individualisme wat de klok sloeg. Diep in de krochten van de poëzie van Tonnus Oosterhoff ontwaar ik wel een soort democratiseringsgedachte, maar daar houdt het wel zo’n beetje mee op. Misschien kennen we in Nederland met onze geldcrisis, AOW-zorgen, zwarte piet-discussie niet genoeg werkelijke politiek-maatschappelijke problematiek voor een waarlijk betrokken poëzie. Anderzijds, de wereld staat in brand, ook in Nederland wordt de stemming steeds grimmiger. Je zou denken dat er wel enige plaats is voor gedichten met verantwoordelijkheidsgevoel. Saskia Stehouwer, die in 2015 met haar debuut de C. Buddingh’-Prijs won, schrijft als een van de weinige dichters van dit moment zulke poëzie. Vrije uitloop heet haar tweede bundel, vernoemd naar de kippenwereld: mensen zijn wel min of meer vrij maar toch niet helemaal.

Dat geldt in haar gedichten voor zowel de toestromende vreemdelingen in ons land als voor de autochtone bewoners. Neem het gedicht ‘document’ over een klein jochie van een emigrantenfamilie:

“het kleinkind van de familie abramovic
zit op een verdriet dat niet van hem is
een verdriet dat de eigenaars terug willen”

Zo begint het, met een onschuldig kind, maar al van jongs af aan belast met verleden, terwijl zijn (voor)- ouders bang zijn dat hij dat verleden zal vergeten:

Geschiedenis Magazine

“zonder schouders blijven zij rechtop staan
wantrouwen het kleinkind dat niets gezien heeft
willen zorgen dat hij nooit iets te zien krijgt
en zwijgen.”

Het is een gedicht over identiteit, integratie, vervreemding zoals er meer in deze bundel staan. De bundel bespreekt bootvluchtelingen, asielzoekers maar ook inheemse tobbers, het verschil tussen ‘wij’ en ‘zij’, armoede en welvaart.

Het zou allemaal niet veel te betekenen hebben als deze poëzie niet van zichzelf op poten zou staan. Ondanks het overduidelijke engagement van de dichteres met een wereld ‘in distress’ is dit toch in de eerste plaats poëzie van treffende formuleringen en borende inzichten. Een mooi voorbeeld vind ik ‘verhalen over zij’, dat over vluchtelingen gaat die in een welvarend land vol betweters aankomen:

“er schuift een leeg land aan
de inwoners zijn vertrokken naar het land
waar de diesel van de groene muren druipt
of naar een land dat in staking gaat
als de inwoners een week later met pensioen moeten

wij zijn er ook
wij zien het hoofdschuddend aan
wij weten het beter”

Onmiskenbaar ironisch, die brandstofzorgen in het groene hart en die pensioenvrees in een welvaartsstaat. Stehouwer levert sociaal commentaar maar zonder te vergeten dat het een gedicht is. In de laatste afdeling van de bundel wordt een aantal dierlijke gedragingen bedicht, van ganzen, bijen, kuddes, die suggereren dat de mens niet veel meer is dan dat, een instinctief wezen dat voor zijn eigen hachje opkomt maar dat vergeten is waar hij eigenlijk vandaan komt: “ik ben een mens/ ik mag vergeten/ hoe de weg onder onze voeten zich vormde/ lang voordat we konden lopen”.

Zulke regels tillen Stehouwers gedichten uit boven het multiculturele gedoe en geven het een soort existentieel- humanitair tintje: wie zijn we eigenlijk?

Als het op deze manier geschreven wordt, heb ik vrede met geëngageerde gedichten die elders zo vaak ontaarden in goedkope slogans en poëtische agitprop. Trouwens, het is niet alleen maatschappelijk ongerief wat het uitzicht in Vrije uitloop bepaalt, er gloort ook hoop en vertrouwen, bijvoorbeeld in het licht in het water, over van alles in de wereld, zoals over een oude man, een jonge hond en een baby. “Er is alles in de wereld, het is alles,” dichtte Lucebert. Die geest proef ik ook in Vrije uitloop.

Eerder verschenen op Poëzieclub