"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Vrijheid in gevangenschap

Zondag, 19 februari, 2023

Geschreven door: Wim Moor
Artikel door: Bert Altena

Menswording in franciscaans perspectief

[Recensie] Van jongs af is Wim De Moor geboeid door de figuur van de heilige Franciscus. Als jongeling leefde hij drie jaar in Assisi als aspirant, maar ging toch niet het klooster in. Hij koos voor een docentschap muziek, combineerde dat later met pastoraal werk voor gevangenen, maar bleef wel altijd wonen in een kleine leefgemeenschap in Gent. Een omgeving die zijn spiritualiteit voedt, helemaal in de geest van Franciscus.

In dit boekje biedt hij een persoonlijk inkijk hoe het franciscaans perspectief ons leven kan kleuren. In een aantal korte hoofdstukjes verkent hij drie domeinen, de relaties, het lichaam en die van de kerk. Alles vindt zijn oorsprong in spiritualiteit als grondhouding. Voor De Moor is dat “leven vanuit basaal vertrouwen”,  zoals hij meteen al in de inleiding schrijft.

Vertrouwen ontdek je en wordt gevoed in de relaties. Daarom is het gemeenschapsleven essentieel. Een dagelijkse oefening in menswording.

Eenvoud, aandacht, medemenselijkheid, lichamelijkheid, geaardheid
Via de band van teksten van Franciscus zelf, maar ook gebruik makend van eigen sprekende ervaringen, neemt De Moor de lezers mee en leidt ons binnen in de typisch franciscaanse spiritualiteit. Eenvoud, aandacht, medemenselijkheid, lichamelijkheid, geaardheid. Het zijn woorden die deze manier van in het leven staan tot uitdrukking brengen. Op theologische formule gebracht, noemt De Moor dat “incarnatorisch. God werd mens. Los van mensen, komt God niet tot ons” (p. 63).
Vandaar ook het belang van de eucharistie, waarin dit geloof tastbaar wordt beleefd en doorgegeven, in concrete en elementaire handelingen.

Boekenkrant

Franciscus zelf was gehoorzaam aan de kerk en de kerkelijke structuren. Zijn roeping was echter om de ‘kerk te renoveren’. De franciscaanse spiritualiteit botst met het kerkelijk klerikalisme. De Moor benoemt zijn pijn hieromtrent. Maar hij blijft dromen van een kerk van “samenkomende, in stilte en schoonheid verwijlende, biddende mensen die elkaar kennen en verwelkomen en die gastvrij zijn … en die heel goed weten dat mens-zijn ook altijd wat sukkelen is (…) van een gemeenschap en van een vieren waarin niemand, noch een apart persoon noch de gemeenschap zelf, zich ‘boven’ anderen stelt” (p. 106/7).

De Moor schreef een mooi, gevoelvol en inspirerend boekje.

Eerder gepubliceerd op Bert Altena en NieuwWij