"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Vuurduin

Zondag, 25 april, 2021

Geschreven door: Eva Meijer
Artikel door: Roeland Dobbelaer

We hebben een Albert Camus voor de natuur nodig

[Column] We zitten midden in de Maand van de Filosofie. Het thema dit jaar is ‘De natuur was hier’. Ook de denkers van de Lage Landen maken zich zorgen over het milieu en de klimaatontwikkelingen. Op de website van De Maand lezen we: “Soorten sterven uit, de grond verdroogt, bossen staan in brand. Dankzij de mens, die de natuur wilde bedwingen, verdwijnt de natuur in een rap tempo. Filosofen noemen het tijdperk waarin we leven het Antropoceen, omdat de mens overal op, om en in de aarde zijn sporen heeft achtergelaten. De menselijke soort, zelf deel van de natuur, overwoekert de aarde.”

Zware en gedragen woorden, maar het zijn de feiten. Ook deze filosoof en tevens verwoed wandelaar kan beamen dat hij minder insecten en vogels langs ‘s Neerlands akkers tegenkom dan vroeger. Tel maar eens op een wandeling in het voorjaar hoeveel kieviten je nog ziet, soms niet één. Twintig, dertig jaar geleden kwam je gemakkelijk tot honderd of meer.

Ook filosoof, romancier en wetenschapper Eva Meijer maakt zich zorgen. Meijer schreef het Essay van de Maand van de Filosofie dit jaar en de afbraak van de natuur laat haar niet onberoerd. Ze was sinds jaren weer terug op Vlieland om daar te werken aan het essay. Bij aankomst in de haven mist ze de zeepokken die leven op de steigers. Tijdens haar verblijf zal ze nog meer dingen missen die vroeger bij het eiland hoorden. “Het waddengebied is een van de vele ecosystemen die veranderen en verdwijnen,” schrijft ze. “De hele natuur staat onder druk. Diersoorten sterven uit, permafrost en poolkappen smelten, onze winters worden herfst.”

Met haar essay wil Meijer niet een wetenschappelijke analyse maken van wat er allemaal misgaat. Nee, haar essay is een persoonlijke (haar honden hebben een hoofdrol) en poëtische (prachtig geschreven in beeldende taal) zoektocht wat natuur voor haar betekent en wat het voor haar betekent dat we de natuur kwijtraken. Ze schrijft dat ze eigenlijk niet zoveel heeft met de natuur zoals we die in Nederland kennen, aangeharkt en al, maar wel met alles wat leven is, met bomen en planten, met niet-menselijke dieren én met menselijke dieren. Ze wil onderzoeken naar wat er nu echt verdwijnt. “Niet om in kaart te brengen wat we verliezen, maar om uit te vinden wat we er tegenover kunnen stellen.”

Dans Magazine

Meijer is ook kwaad. Kwaad op de bio-industrie waarin dieren afschuwelijk worden behandeld, op het Ministerie van Landbouw omdat ze niets doen tegen stalbranden, kwaad over “de boskap en de vervuiling van oceanen, de industrie.”

Met Meijers vaststellingen over de staat van de natuur kan ik het alleen maar eens zijn, maar met haar oplossingen maar deels. Ze pleit voor een richting waarin de mens een flinke stap terug moet doen. Maarten Doorman vatte dat samen in zijn NRC-bespreking van een vijftal boeken van filosofen over de natuur – waaronder dat van Meijer – met de oproep “mens, wees wat minder superieur!”. Anders gezegd: stel je niet langer boven de natuur, je bent er een onderdeel van. Meijer noemt ons mensen niet voor niets voortdurend ‘menselijke dieren’. We moeten anders met de natuur omgaan, niet alleen minderen (geen vlees meer eten, minder reizen, minder verspillen en vervuilen) maar ook anders over de natuur nadenken. Volgens Meijer moeten we ons niet langer buiten de natuur zien, maar als een onderdeel ervan. Meijer vindt dat we moeten leren van hoe andere culturen denken over de natuur. In De Groene Amsterdammer van 1 april pleit bioloog Arita Baaijens van het project ‘Taal voor de toekomst: in gesprek voor de Noordzee’ ervoor om op een andere manier over de natuur te praten. Niet meer op een functionalistische manier de natuur bedwingen en overwinnen, maar op een zintuigelijke manier als natuur als onderdeel van ons zelf. Dus niet de natuur versus de mens, maar de natuur waaronder de mens. “Wat we nodig hebben is poëtische taal die het ruisen van de wereld ten gehore brengt,” zegt Baaijens, de filosoof René ten Bos parafraserend. Ook Meijer is bij dit project betrokken.

In het denken over en het verdwijnen van de natuur alsmede de klimaatontwikkelingen, zijn er twee kampen. Meijer geeft dat al aan: er zijn mensen die in de oplossing van de techniek geloven om de biodiversiteit te redden en de opwarming van de aarde tegen te gaan. En er zijn mensen zoals Meijer, Ten Bos en Baaijens die vinden dat de mens moet veranderen. Tot de eerste groep behoren denkers en journalisten als de Belgische filosoof Ignaas Devisch, wetenschapsjournalist Simon Rozendaal of taalkundige en psycholoog Steven Pinker. Volgens hen hoeven we niet te minderen, ze hebben een groot vertrouwen in de kracht van het menselijk vernuft om met technische oplossingen te komen.

Ik denk niet dat we op een debat tussen deze twee groepen zitten te wachten. De problemen zijn zó groot dat kiezen voor één van de twee oplossingen niet voldoende is. Met alleen maar gedragsverandering, kleinschalige oplossingen, kortere ketens etc., red je het niet in de tijd. Je moet namelijk zeven miljard mensen binnen een paar jaar tot een andere manier van leven krijgen. Met alleen technologie lukt dat ook niet. Ook daarvoor gaat de vervuiling te hard. Laten we op twee niveaus strijden: gedrag én technologie. We hebben geen keus.

Kort na de Tweede Wereldoorlog ontstonden er ook twee tegengestelde wereldbeelden. In Europa moesten we kiezen voor het op Rusland georiënteerde communisme of voor het Amerikaanse liberalisme. Schrijver en denker Albert Camus probeerde een tijd met zijn collega’s Jean-Paul Sartre en Simone De Beauvoir een derde weg uit te denken. De laatste twee kozen voor het communisme en het kwam tot een breuk met Camus. Hij publiceerde in 1952 zijn beroemde essay De mens in opstand. Een keuze maakte hij daarin nog steeds niet. Europa koos voor een tussenweg. We startten met de Europese gemeenschap en niet het harde Amerikaanse kapitalisme werd gemeengoed, maar ons beroemde Rijnlandse model. Camus hield ons in zijn boek een spiegel voor: “Wij kiezen de trouwe aarde, het heldhaftige en sobere denken, de scherpzinnige handeling, de edelmoedigheid van de wetende mens. In het klare licht blijft de wereld onze eerste en onze laatste liefde. Met ons ademen onze broeders onder dezelfde hemel dezelfde lucht en in gerechtigheid doet in ons de vreugde ontstaan die de mens een steun is in leven en sterven en die wij weigeren tot later uit te stellen. Steeds weer ontspruit aan onze smartelijke wereld deze vreugde als een onuitroeibaar kruid, als de nieuwe dageraad die op de oude volgt. Met die vreugde kunnen wij Europa en onze tijd een nieuwe ziel geven.”

Filosofen aller landen, stop met dit onzinnige debat over de keuze tussen techniek en “het denken voorbij de mens” (Meijer). Waar is de Albert Camus van de natuur? We hebben hem/haar hard nodig.

Eerder verschenen in Bazarow Magazine