"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Waanzin aan het einde van de aarde

Woensdag, 12 januari, 2022

Geschreven door: Julian Sancton
Artikel door: Marnix Verplancke

De legendarische poolexpeditie van 1897

Over de auteur

[Interview] Julian Sancton is hoofdredacteur bij Departures, waar hij schrijft over cultuur en reizen. Zijn werk is onder meer verschenen in Vanity FairEsquireThe New YorkerWired en Playboy. Hij heeft verslag gedaan vanaf elk continent, inclusief Antarctica, dat hij voor het eerst bezocht tijdens het onderzoek voor Waanzin aan het einde van de aarde. Hij woont in Larchmont, New York, met zijn partner, Jessica, en hun twee dochters.

Over het boek

Het beklemmende, waargebeurde relaas over de overlevingstocht van een negentiende-eeuwse poolexpeditie waarbij alles verkeerd ging, met een schip dat vastgevroren raakt in het ijs en een bemanning die een zonloze antarctische winter lang is ingesloten door het ijs

Foodlog

Interview met Julian Sancton

Eind negentiende eeuw werd de Belgica het eerste schip ooit dat diende te overwinteren op Antarctica. Het expeditieschip leek een doodskist voor de bemanning, maar werd uiteindelijk de wieg van een mythisch verhaal. “Stel dat alles vlot verlopen was met de Belgica,” aldus Julian Sancton, “dan had ik er nooit een boek over geschreven.”

Begin juni 1940 leek Noorwegen een vogel voor de kat. Zelfs met de hulp van de Britten en de Fransen was het Noorse leger niet langer in staat nazi-Duitsland op afstand te houden. De val van het land was een kwestie van dagen geworden. En dus bliezen de geallieerden de aftocht en brachten ze bij hun vertrek de munitieschepen die een paar honderd meter uit de kust bij Harstad voor anker lagen tot zinken. Een van die schepen droeg de naam Belgica. Het lag daar al een jaar of twintig, volstrekt verwaarloosd en ontdaan van zijn masten. Eerst had het dienst gedaan als fabriek en daarna als kolenopslagplaats. Goed veertig jaar eerder was het 34 meter lange kolengestookte stoomschip met zijn drie ranke masten echter de trots van België geweest, het expeditieschip dat onder leiding van Adrien De Gerlache de race naar de zuidpool had gewonnen en daarbij gelijkaardige Britse, Noorse, Duitse en zelfs Japanse expedities een paar jaar te vlug af was geweest.

“Ik hoorde voor het eerst van de Belgica toen ik een artikel las over de plannen van de NASA om mensen naar Mars te sturen,” herinnert Julian Sancton zich, de New Yorker met een Belgische overgrootvader die over de expeditie van De Gerlache het bijzonder knappe boek Waanzin aan het einde van de wereld schreef.  “Wanneer we meer te weten willen komen over de fysieke en psychologische gevolgen van langdurige afzondering in extreme omstandigheden moeten we eerst en vooral te rade gaan bij de Belgica-expeditie, stond erin. En toen volgden er een paar paragrafen vol romantische ideeën, over gek worden gedurende een eindeloze nacht bijvoorbeeld, die me meteen terugvoerden naar Edgar Allan Poe’s The Narrative of Arthur Gordon Pym of Nantucket, waarin de uiteinden van de aarde verbonden worden met de diepste en duisterste krochten van de menselijke geest. Over die Belgica wil ik meer weten, dacht ik meteen.”

En zo ontdekte Sancton dat toen de 31-jarige Adrien De Gerlache en zijn 23-koppige bemanning op 16 augustus 1897 aan boord van de Belgica de Antwerpse haven verlieten zij helemaal niet van plan waren om een eeuw later een inspiratiebron van de NASA te worden. Nee, ze wilden wetenschappelijk onderzoek verrichten op Antarctica, het continent dat opeens op de radar van heel veel landen verschenen was. Als ze geweten hadden dat ze daar als eersten ooit vast zouden vriezen en dus verplicht zouden zijn om er een jaar te wachten op de dooi, waren ze wellicht nooit vertrokken.

De Belgica-expeditie was een persoonlijk initiatief van De Gerlache. Drie jaar lang ging hij op zoek naar de 300.000 frank die hij dacht nodig te hebben, wat nu ongeveer anderhalf miljoen euro zou zijn. In Brussel sprak hij de leden van de Koninklijke Academie voor Kunsten en Wetenschappen toe en zette hij de wetenschappelijke doelen van zijn expeditie uiteen. Hij oogstte veel lof voor zijn plan om de magnetische zuidpool de lokaliseren, maar geld volgde er niet. Hij hield daarom een landelijke inzamelactie, kreeg 25.000 frank van Solvay, 100.000 van de Belgische regering en 115.000 van enthousiaste burgers. In de haven van Antwerpen organiseerde hij ook pleziertochtjes aan boord van zijn expeditieschip dat in feite een tweedehands Noorse walvisvaarder was, tot de rekeningen mits enige verbeelding klopten. En om die verbeelding was het in feite te doen, als we Sancton mogen geloven. “De Gerlache was geen wetenschapper,” zegt hij. “Wat mensen als hem, eerste stuurman Roald Amundsen en scheepsarts Frederick Cook naar de polen dreef was het avontuur dat eraan verbonden was en de glorie die ze nadien dachten te zullen oogsten. Hij vond het belangrijk dat hij gesteund werd door de Academie, maar ook als die steun er niet was geweest zou hij vertrokken zijn. Zelfs toen de Belgische wetenschappers die aanvankelijk hun medewerking hadden toegezegd een voor een hun staart introkken en hij hen diende te vervangen door Oost-Europeanen gaf hij niet op. En in feite spreekt dat ook wel voor De Gerlache natuurlijk, dat hij op het einde van de negentiende eeuw, toen het nationalisme in Europa hoogtij vierde, met een heel diverse bemanning van wal stak. Bij de Belgicistische pers maakte hij zich daarmee absoluut niet populair. Hij deed het natuurlijk voor België, zoals hij niet ophield te zeggen, maar in feite speelde dat voor hem persoonlijk geen enkele rol. Vandaar wellicht ook dat hij niet naar Antarctica trok om er een Belgische vlag te planten en het continent op te eisen voor België. Hij was geen koloniaal, en nog minder een Leopold II.”

Hoe stond Leopold trouwens tegenover de Belgica-expeditie?

“Ze zei hem niets, wellicht omdat hij ook wel wist dat er niets te halen viel. Leopold kende De Gerlache. Die behoorde immers tot een van de oudste adellijke families van het land, een familie ook die mee aan de doopvont van de staat België had gestaan. Leopold had De Gerlache ooit aangeboden de Congo-rivier in kaart te brengen, maar hij had dat geweigerd. Zoetwater zei hem simpelweg niets. Hij hield van de zee. Voor Leopold was die weigering een blamage. Later stuurde De Gerlache de koning als eerste een brief met de vraag of hij de Belgica-expeditie financieel wou steunen, maar er is nooit een antwoord op gekomen. Het grappige is dat Leopold op een bepaald moment oog in oog stond met De Gerlache en hij dus niet meer op de vlakte kon blijven. Dat gebeurde net na het vertrek van de Belgica, toen de motor stuk ging en er aangelegd diende te worden in Oostende om een wisselstuk te monteren. Bleek dat ze vlak naast de Prinses Clementine lagen, het jacht van Leopold. De koning kwam aan dek, bekeek de Belgica en deed alsof hij De Gerlache niet herkende. Maar De Gerlache liet het daar niet bij. Hij stelde zich voor, en herinnerde de koning aan zijn brief. ‘Ach ja,’ reageerde Leopold. ‘Uiteindelijk ook maar best dat ik je geen geld gegeven heb, zo zal alle eer die je krijgt ook verdiend zijn.’ Dat maakte de breuk compleet. Tekenend is wellicht dat De Gerlache op Antarctica wel een baai naar de Nederlandse koningin Wilhelmina noemde, maar Leopold niets naar zich vernoemd kreeg.”

Waarom moest België volgens De Gerlache naar Antarctica? Er waren toch al eerder mensen geweest?

“Antarctica was ontdekt in 1820 en er waren nadien heel wat expedities geweest, al gingen die nooit ver. De meest succesvolle was die van James Clark Ross, die tussen 1839 en 1843 naar Victoria Land trok, ten zuiden van Nieuw-Zeeland en dus diametraal tegenover de plek waar de Belgica het continent aandeed, aan de Zuid-Amerikaanse kant. Daarna werd het stil. Tot het einde van de negentiende eeuw leek er geen interesse te zijn in de zuidpool. Toen wilde iedereen er opeens naartoe en De Gerlache wilde de eerste zijn.”

Waar liep het uiteindelijk fout met de Belgica?

“Er waren allerlei factoren. Het scheelde niet veel of er brak muiterij uit, wat voor vertraging zorgde. Even later liep het schip vast op een zandbank, wat voor nog meer vertraging zorgde. En dan waren er nog de wetenschappers die geen microscopisch spinnetje konden zien zonder er een uitgebreide studie van te maken, wat alweer maakte dat het niet opschoot. Daardoor kwam de Belgica te laat op het seizoen in Antarctica aan en dreigde het schip al heel snel vast te vriezen in het aangroeiende pakijs. De Gerlache had de keuze. Hij kon terugvaren naar Zuid-Amerika en daar de winter uitzitten, maar dan zou hij ongetwijfeld de kritiek krijgen dat het eerste jaar van zijn expeditie een verloren jaar was geweest. Of hij kon doorzetten. Einde februari 1898 trok er een zware storm over dat stuk van Antarctica waardoor het ijs op veel plaatsen in stukken brak en er bevaarbare kanalen ontstonden. De Gerlache zag er een kans in om zijn mislukte expeditie te redden. Hij zou door een van die kanalen naar het zuiden varen en zo het meest zuidelijke punt bereiken waar ooit een mens was geweest, zuidelijker dus dan de 78° 09’ zuiderbreedte die Ross ooit had bereikt. Ook zo zou hij de kranten en de geschiedenisboeken halen. Hij wist wat hij riskeerde, vast komen te zitten en dus een hele winter op Antarctica moeten blijven, maar hij wist ook dat niemand hem dat ooit had voorgedaan en dat hij daardoor wereldnieuws zou schrijven en dat hem geen windeieren zou leggen. Want hoe verdiende een ontdekkingsreiziger zijn geld? Door na terugkomst artikels en boeken te schrijven die verkochten als zoetebroodjes.”

Liet De Gerlache zijn Belgica met opzet vastvriezen in het ijs?

“Ja, dat zei hij op dat moment niet tegen zijn bemanning, omdat dit ongetwijfeld tot muiterij geleid zou hebben, maar in het boek dat hij nadien over de expeditie schreef bekent hij het opzet. Hij had dat alleen besproken met kapitein Lecointe, die op zijn instigatie recht naar het zuiden stuurde, maar met niemand anders, en dat is in feite vrij shockerend. Iedereen wou een overwintering vermijden, want ze wisten dat de kans om er het leven bij in te schieten niet gering was. Frederick Cook was de enige die ooit al een winter had doorgebracht in het poolgebied, bij de inuït in het noorden en ook hij zei dat wat ze deden bijzonder gevaarlijk was. Cooke had indertijd op het vasteland gezeten, maar het zeeijs rond de Belgica bewoog en kon het schip vermorzelen. Begin maart 1998 lag het schip vast. Om de bemanning kalm te houden zeiden De Gerlache en Lecointe dat er niets was om zich zorgen over te maken aangezien ze samen met het ijs naar het noorden dreven en ze zo vanzelf weer vrij zouden komen, terwijl ze maar al tegoed wisten dat ze naar het zuiden aan het afdrijven waren en er geen kans op redding was.”

Was De Gerlache niet een beetje te veel bezig met zijn reputatie en zijn plaats in de kranten en geschiedenisboeken?

“Absoluut, en dat verweet Lecointe hem ook. De Gerlache was een bijzondere, creatieve man, maar hij had een zwakheid, zijn ego. Hij was heel erg bezig met wat de pers over hem zou berichten. Hij wou zijn familienaam niet te schande maken en voelde zich verantwoordelijk voor de mensen die hem financieel steunden, van senatoren tot de man in de straat die maar een paar centiem had bijgedragen. En daarom was hij niet te beroerd om het leven van zijn bemanning in gevaar te brengen.”

Wat deed zeventig dagen in het pikdonker in een vastgevroren schip zitten met de bemanning van de Belgica?

“Fysiek was er bij iedereen een sloomheid waar te nemen, ze kregen een onregelmatige hartslag en sommigen hadden last van scheurbuik en beriberi, een tekort aan vitamine B1 dus. Psychisch voelden de mannen zich steeds meer opgesloten en bedreigd. Er heerste ook permanente angst. Ieder kraakje kon de voorbode zijn van de verplettering van het schip. Sommigen werden psychotisch en een van hen is nadien nooit meer hersteld. Had Cook geen ervaring gehad met overwintering en had hij geen lessen geleerd van de inuït, dan was de bemanning er stukken erger aan toe geweest. Zo had hij gemerkt dat die inuït nooit last hadden van scheurbuik, ook al beschikten ze niet over verse groenten en citrusvruchten. Maar ze aten wel rauw zeehondenvlees. Dus droeg hij iedereen op rauwe pinguïn te eten, wat een walgelijke vogel is die smaakt naar een kruising tussen biefstuk, eend en ranzige vis en ook nog eens een uur in de wind naar guano stinkt. Alleen Amundsen kon er maar niet genoeg van krijgen omdat hij het zag als een stap op weg naar de status van groot ontdekkingsreiziger. Cook vond in zekere zin ook de lichttherapie uit, wat hij eveneens van de inuït had geleerd. Het klopt niet helemaal, aangezien de lichtfrequentie niet hoog genoeg is, maar hij liet de zieken naakt voor een open vuur staan en merkte dat ze daardoor beter werden.”

Alleen De Gerlache weigerde rauwe pinguïn te eten toch?

“Ja, en hij bleef dan ook zwak en ziek tot hij terug in Zuid-Amerika was. Al kan hij ook last gehad hebben van vergiftiging met waterstofcyanide. Zijn symptomen, zoals zware hoofdpijn, misselijkheid en niet langer weten waar men is, lijken dat alvast te suggereren. Zijn hut lag vlak naast die waarin Cook zijn foto’s ontwikkelde. Op een bepaald moment had Cook geen ontwikkelvloeistof meer en schakelde hij over op waterstofcyanide, wat gebruikt werd om dieren te euthanaseren. Hij wist dat het extreem giftig was en spendeerde geen seconde langer dan nodig in de buurt van het goedje. Na gebruik verluchtte hij zijn donkere kamer, maar de gassen werden daardoor zo goed als zeker naar de hut van De Gerlache gedreven.”

Misten ze hun familie niet?

“Ze misten vooral vrouwen. Gelukkig ontdekten ze een stapel pin-ups tussen de goederen die ze mee hadden en daar organiseerden ze dan een schoonheidswedstrijd mee, de eerste ooit op Antarctica. Er werd dagenlang gediscussieerd over wie de mooiste vingers had of de elegantste hals en uiteindelijk liep het op een grote ruzie uit, maar Clara Ward won, een Amerikaanse die met een Belgische prins was getrouwd. Ik denk dat het vooral de veelal platvloerse humor was die hen uiteindelijk door die zeventig dagen duisternis heeft getrokken.”

Wat heeft de expeditie uiteindelijk opgeleverd?

“De magnetische zuidpool vonden ze niet, maar wel het enige insect en het grootste uitsluitend op het land levende dier op Antarctica, een dansmug dus, die de naam Belgica antarctica kreeg, zo’n halve centimeter groot wordt en niet kan vliegen. Dat was het meest opmerkelijke, maar niet het belangrijkste resultaat van de expeditie. De expeditie leidde tot het ontdekken van de trog ter hoogte van Straat Drake, die inzicht verschafte in de platentektoniek en duidelijk maakte dat de Arctische Andes een voortzetting is van de Zuid-Amerikaanse Andes. Doordat ze een jaar vastzaten, konden de wetenschappers ook meteorologische gegevens voorleggen van die hele periode, wat ook een primeur was. Er werden uiteindelijk massaal veel metingen gedaan en monsters meegebracht, zo veel dat de commissie die werd opgericht om ze te catalogiseren er veertig jaar mee bezig was.”

Eerder verschenen in De morgen en in Bazarow Magazine