"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Waar de tijgers thuis zijn

Vrijdag, 15 juni, 2018

Geschreven door: Jean-Marie Blas de Robles
Artikel door: Ger Leppers

Caleidoscoop van Brazilië

Tien jaar werkte Jean-Marie Blas de Roblès aan Waar de tijgers thuis zijn. In eigen land werd hij met prijzen overladen. Volkomen terecht, vindt Ger Leppers.

[Recensie] Drie prijzen won Jean-Marie Blas de Roblès met zijn caleidoscopische turf, voor twee andere werd hij genomineerd. Wat de jury’s in het boek zo bekoorde, is niet moeilijk in te zien. Het zit boordevol avontuurlijke handelingen en portretten van een bonte stoet personages. De schrijver flirt op laagdrempelige maar niet overdreven simpele wijze met eruditie, en zijn roman is bovendien unputdownable op een manier waar Dan Brown nog een puntje kan zuigen, maar zonder banaal te worden. Aan het einde van die honderden pagina’s, blijkt het boek ook nog een rijpe en complexe, maar sombere visie op het menselijk bestaan te bieden.

Daarbij komt de charme van de exotische setting: een Brazilië dat deels weggelopen lijkt uit The Boys from Brazil of Werner Herzogs film Fitzcarraldo. Want ook dat is verrassend aan dit boek: Blas de Roblès put vaak met royale hand uit alle clichés die over Brazilië de ronde doen – de meedogenloze tropische regenwouden, de drugs, favelas, een ex-nazi, sea, sex and sun –, en toch is het hem gelukt een bijzondere en originele roman te schrijven.

Hoe vernuftig het boek in elkaar zit, bemerk je als lezer pas gaandeweg. Het is een genoegen te ontdekken hoe de talloze verhaaldraden, die aanvankelijk los van elkaar lijken te staan, zich in de loop van het boek verknopen tot zij uitmonden in het onverbiddelijke einde van de trieste epiloog. In eerste instantie sta je als lezer wat onthand voor een ondoorzichtig opgezet, maar intrigerend geheel, maar aan het eind word je ruimschoots voor de moeite beloond

Boekenkrant

Elk van de 32 hoofdstukken van de roman begint met een gedeelte uit de biografie van een achttiende-eeuwse wetenschapper die werkelijk heeft geleefd, de priester Athanasius Kircher.

In zijn tijd gold Kircher als een universeel genie – googelt u het zelf maar na. Hij meende de Egyptische hiëroglyfen te hebben ontcijferd en ontwierp een universele taal. Ook op andere terreinen liet Kircher van zich horen. Hij bouwde een orakelmachine, voerde geleerde disputen over het aantal haren op het menselijk hoofd en over flatulentie, en vond een machine uit om schijndoden na hun begrafenis te kunnen redden. Geen wonder dat deze geleerde welwillend, maar ook wel een beetje meewarig, neerzag op talenten met een beperkter werkterrein, zoals Michelangelo en Descartes.

De bewuste biografie, eigenlijk meer een meeslepende avonturenroman, geeft een panoramisch beeld van het leven en denken in de achttiende eeuw en is naar verluidt in 1690, enige jaren na de dood van Kircher, op schrift gesteld door diens dienaar, een zekere Caspar Schott, eveneens een priester.

Ook deze Caspar Schott heeft echt bestaan. Maar om optimaal te kunnen genieten van Kirchers levensverhaal, dat vol zit met verwikkelingen en verrassende wendingen, is het beter dat u Schott pas googelt als u het boek uit heeft – ik waarschuw maar even.

Tot zover het ene deel van het boek. In de andere helft volgen we de belevenissen van een groep mensen in het hedendaagse Brazilië. De spil van die groep is de journalist Eléazard Von Wogau, die in een provinciestadje een teruggetrokken leven leidt, gescheiden van zijn vrouw en dochter. Zo nu en dan slijt hij een onbeduidend artikeltje aan een onbetekenende krant. Het merendeel van zijn tijd besteedt hij echter aan de voorbereiding van een wetenschappelijke uitgave van de bovengenoemde biografie. Bovendien staan door de roman verspreid hoofdstukjes met soms zeer scherpzinnige losse aantekeningen over de meest uiteenlopende onderwerpen.

Von Wogau’s dochter Moéma is heel anders dan haar vader. Zij worstelt met een bekend probleem: ze is jong en ze wil niets. Ze studeert, al lijkt ze soms even vergeten te zijn wát precies, snuift cocaïne, leidt een slordig seksleven, en doet regelmatig met listige argumenten een beroep op haar vader, die haar financieel uit de brand moet helpen. Dat kan natuurlijk niet goed gaan, en haar steeds snellere hellevaart wordt met veel inlevingsvermogen beschreven.

Verder behoren tot de royale cast van het boek: een corrupte provinciegouverneur die verwikkeld is in louche onroerendgoedprojecten, zijn drankzuchtige vrouw, hun zoon, die op een wetenschappelijke expeditie in het Amazonewoud samen met onder Von Wogau’s ex-vrouw bloedstollende avonturen beleeft tussen drugshandelaren en indianen, een naïeve Franse universiteitsdocent die in dit exotische land met open ogen overal intuint, en een heerlijk ploertige ex-nazi met een voorkeur voor anale seks – iets wat, zo lijkt het, in de huidige Franse literatuur met terugwerkende kracht een onderscheidend kenmerk van nazi’s aan het worden is, want ook in recente romans van Jonathan Littell, Jacques Chessex en Laurent Binet leggen nationaal-socialisten een voorkeur voor deze vorm van seks aan de dag.

Verder worden de decors nog bevolkt door onder meer een mysterieuze, gedoemde Italiaanse vrouw, tot wie Eléazard zich sterk aangetrokken voelt, een wijze en erudiete oude arts, een verlopen Amerikaanse toeristenfamilie, een Indianenstam, vissersvolk en drugssmokkelaars.

Het is ondoenlijk om zelfs maar een begin te maken met het schetsen van alle verwikkelingen waarin de tientallen personages verzeild raken. Zij buitelen over elkaar heen, gebeurtenissen bijten elkaar in de staart, er gebeurt voortdurend van alles, alles blijkt ten slotte met alles te maken te hebben, en het lot spaart uiteindelijk bijna niemand. Het boek bevat meeslepende beschrijvingen van politieke corruptie, van de ondergang van een indianenstam in de jungle, een visexpeditie op de oceaan, ja, van wat al niet.

Blas de Roblès heeft een boek geschreven zo boordevol en naar alle kanten overstromend als je er maar zelden tegenkomt. En tegelijkertijd heeft hij zijn uitbundige stof steeds volkomen in de hand. Een heerlijke roman, met als niet geringste charme dat er geen normaal mens in voorkomt.

Eerder verschenen in Trouw

Boeken van deze Auteur:

Waar de tijgers thuis zijn

Point Nemo en het drijvende eiland