"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Waar is het lam?

Dinsdag, 14 februari, 2023

Geschreven door: Mustafa Stitou
Artikel door: Willem Thies

Ze kneedt het deeg

[Recensie] “Only in rites/ can we renounce our oddities/ and truly be entired”. Zo luidt een strofe van het gedicht ‘Archaelogy’ van W.H. Auden. “Enkel in rites/ kunnen we onze eigenaardigheden verlaten/ en waarlijk worden geheeld”. Het ritueel reduceert de mens tot een actor. Juist door op te gaan in de onpersoonlijke rituelen kan een mens zijn particuliere tekortkomingen, twijfels en tegenstrijdigheden overwinnen, en zo weer ‘heel’ worden – deel uitmaken van een gemeenschap en geschiedenis.

In Waar is het lam?, de jongste bundel van Mustafa Stitou, vormen rituelen een grondmotief. Rituelen worden min of meer aangereikt, aan de leden van een gemeenschap of cultuur, maar ze zijn niet vanzelfsprekend voor de buitenstaander: het individu dat niet helemaal tot een gemeenschap behoort, of wil behoren. Voor zo iemand is het ritueel een handeling die niet zozeer betekenisvol is, als wel vreemd maar óók fascinerend.

Sacraal
Stitou verwerpt het ritueel noch de religie, hij beziet deze kunstmatige verworvenheden van de mens met het grootste respect maar ook kritisch, met een dosis scepsis, ja zelfs nu en dan met een zekere geamuseerdheid. Hij tracht het sacrale met het banale te verenigen, het heilige met het profane.

De titel van de bundel wijst al op de allesoverheersende rol van het ritueel. Deze is ontleend aan de Bijbelpassage in Genesis waarin Abraham op het punt staat zijn enige zoon te doden. Abraham zal een altaar bouwen, en Isaak ten brandoffer leiden. Deze, onwetend, merkt op dat er geen lam is om te offeren – een moment van grote dramatische ironie, van ondraaglijke spanning, daar de lezer de omineuze waarheid kent, Isaak daarvan verstoken is.

Kookboeken Nieuws

Bezweringsritueel
Een bijzondere plek wordt ingenomen door het bezweringsritueel: om angsten te beteugelen en gevaren of het kwaad af te wenden, worden rituelen uitgevoerd. De taal kan een instrument zijn bij het bezweren van onheil of het kwaad. Denk aan het níét noemen van een naam, uit angst; het herhalen van een frase, bij wijze van incantatie. Iets ‘manifesteren’, oproepen, of juist ‘wegmaken’. Een fraai voorbeeld van zo’n bezweringsritueel vormt ‘Karton’. De ik noteert op een stuk karton links de goede dingen, rechts de slechte – een eigenzinnige omdraaiing van het traditionele bijgeloof waarin links met de duivel werd geassocieerd en rechts met God en het goede. Denk aan het Latijnse sinistra, dat ‘links’ betekent, denk ook aan het Engelse right. De ik snijdt het karton doormidden, zó dat hij de goede dingen vasthoudt (letterlijk), en de slechte dingen verwijdert: ze vallen eraf, op de grond, en hij gooit ze weg. Het is intrigerend dat de ik hoopt zich te ontdoen van de slechte dingen zélf, met het elimineren van de woorden. Een magisch taalritueel, een staaltje manifesteren. In een ander, indringend gedicht staat het uitdrijvingsritueel centraal, exorcisme – óók een vorm van bezwering. Een vrouw wordt afgeranseld met een stok, omdat zij (in mijn woorden) is bezeten van een man, die zich binnen in haar verborgen houdt. Waarschijnlijk is zij ‘buiten zinnen’ van verliefdheid, maar wordt dat gezien als was zij overgenomen door een demon, die haar influistert wat zij moet doen. Zij wordt (in de ogen van een buitenstaander, zoals ik) mishandeld door de uitdrijver en andere mannen. Is er sprake van een verboden, een de familie onwelgevallige liefde? Een verkeerde ‘partij’? Geloven de mannen werkelijk in het bestaan van de demon met de verderfelijke invloed en menen zij de vrouw te redden? Of is er sprake van moedwillig geweld jegens de vrouw, ranselen ze haar in het gareel? Het sterke van het gedicht is nu juist dat dit dubbelzinnig blijft, waardoor de twee kanten een vonkende lading veroorzaken: ja, de vrouw is slachtoffer, maar van wie?

Dementie
Aangrijpend is de cyclus ‘Wie dat daar?’ Deze opent met: “Mond open, gebaar ik, open mond./ Uitdrukkingsloos gehoorzaamt ze.” Deze reeks heeft tot inzet de voortschrijdende dementie van de moeder van de ik. Er is geen zin meer, enkel een ellips: ‘open mond’. De taal kan hier niets meer bezweren. Ook dit gedicht thematiseert echter het ritueel – niet het bezweringsritueel van de taal, maar de kleine, schrijnende rituele handelingen der dementie: kranen laten lopen, sleutels stelen, koelkasten leegplunderen, en ten slotte het volkomen verlies van decorum. Niet het ritueel van de orde en het herstellen van heelheid, maar rituelen van toenemende wanorde en verwarring.

Ik besluit met een schitterend gedicht waarin niet alleen inhoudelijk een rituele handeling beschreven wordt, maar waarin het ritueel zich ook voltrekt in de taalhandeling zelf, in de vorm. Stitou toont zich hier een meester der bezwering, en weet de lezer subtiel te vervoeren, zoals het lyrisch ik zélf onder de bekoring raakt van het schouwspel: de repetitieve beweging en bijbehorende geluiden. Deze worden gereproduceerd in de frasering van het gedicht, als betrof het een magische spreuk:

“Ze kneedt het deeg met haar vuisten./ Op haar knieën kneedt ze het deeg/ voorovergebogen en met rechte armen […] kneedt ze het deeg in een grote/ teil op de vloer van de keuken. […] Ze kneedt het deeg met haar vuisten./ Hypnotiserend haar malende armen,/ hypnotiserend het zuigende geluid/ van haar knedende vuisten.”

Eerder verschenen op Poëzieclub

Boeken van deze Auteur: