"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Waarom de buren nooit deugen

Maandag, 5 oktober, 2020

Geschreven door: Marc van Roosmalen
Artikel door: Marcel Hulspas

De bioloog die niet wil deugen

“Ikzelf, met mijn humboldtiaanse globale ecologische visie en onconventionele werkwijze van blootvoets het nog totaal ongestoorde oerwoud in te trekken om met eigen ogen Moeder Natuur aan het evolutionaire werk te zien, haar op mijn huid te voelen, op te snuiven en te inhaleren, ben als wetenschapper eigenlijk nooit echt au sérieux genomen door het gros van de achter hun bureau gezeten Amerikaanse salonbiologen, eigenlijk al sinds ik in de jaren zeventig van de vorige eeuw mijn eerste veldwerk uitvoerde in het toen nog geheel maagdelijke Surinaamse oerwoud. Dat komt ervan als je je niet bij je leest houdt…”

[Recensie] Marc van Roosmalen is een bijzonder type bioloog. Dat weet iedereen die een beetje bekend is met zijn leven en werk in het Amazonewoud. Een man die verzet oproept, die zijn licht niet onder de korenmaat stelt en zich vergelijkt met de reus Alexander von Humboldt, met heftige overtuigingen en een pesthekel aan biologen die het van achter hun bureau beter denken te weten. Sinds een paar jaar doet Van Roosmalen zijn best om zijn bevindingen in wetenschappelijke publicaties te gieten. Of in boeken, zoals Waarom de buren nooit deugen, waaruit bovenstaand citaat afkomstig is.

Maar ook al geeft hij graag af op domme collega’s, Van Roosmalen kijkt tevreden terug op zijn Nederlandse academische opleiding, en dan vooral de grondige botanische kennis die hij meekreeg. Die kennis geeft hem (in zijn ogen) een grote voorsprong op zijn collega’s. Die opleiding was bepalend – én de beroemde dierenwinkel die ooit te vinden was aan de Utrechtse Donkere Gaard, waar je echte aapjes kon kopen. Van Roosmalen had al snel een woonboot vol apen. Zijn buren zullen wel gedacht hebben.

Zo maakte hij kennis met een zwarte slingeraap. En dat dier bepaalde de rest van zijn turbulente leven. Nog steeds kan hij vol vuur schrijven over zijn eerste ontmoeting met deze dieren in het wild, in Suriname.

Pf

Schrijven, dat kan Van Roosmalen. Hij kan alleen geen maat houden. Regelmatig buitelen de apen, stammen en gewassen over elkaar heen. En structureren is ook niet zijn sterkste punt. De lezer zij gewaarschuwd. Maar wie oplet en doorzet, wordt met dit boek rijkelijk beloond. Hij heeft een aantal unieke inzichten ontwikkeld; niet allemaal even grondig gefundeerd, maar dat maken zijn vuur en inzet weer veel goed.

Waarom de buren nooit deugen draait om verschillende hypotheses die losjes met elkaar verbonden zijn. De eerste hoofdstukken gaan over ‘allopatrische soortvorming’,  het ontstaan van soorten doordat delen van een populatie een andere woonplaats opzoeken, waar ze zich aan andere ecologische omstandigheden weten aan te passen. Volgens Van Roosmalen is dat opzoeken van andere niches geen uiting van nieuwsgierigheid maar gaat het bij primaten om pure verdrijving. De leiders van de groep verjagen jonge mannetjes die er ‘anders’ uit zien, waardoor deze uiteindelijk hun toevlucht moeten zoeken in gebieden waar de soort nog niet is doorgedrongen.

Van Roosmalen koppelt dit gegeven aan de bleaching-theorie van Philip Hershkovitz, die ooit vaststelde dat de vachtkleur van opeenvolgende primatensoorten een onomkeerbare ‘neiging’ vertoont steeds bleker te worden. Van Roosmalen kon (dankzij zijn veldwerk) vaststellen dat deze bleaching een belangrijke reden moet zijn geweest om mannetjes uit de groep te verjagen. Perifere soorten (langs de rand van het ecologische ‘kerngebied’) zijn systematisch bleker, witter dan de soorten in het centrum. Dat zijn de ‘buren’ die ‘niet deugen’ uit de titel van het boek.

Een tweede thema van het boek is de verspreiding van Homo sapiens over de aarde. Daarmee verlaat schoenmaker Van Roosmalen inderdaad zijn leest, maar hij is ervan overtuigd dat bovenstaande inzichten nieuw licht werpen op de verspreiding van de mens. Daarbij zijn niet alleen ‘blekere’ varianten het slachtoffer geworden van uitsluiting en verjaging; ook andere evolutionaire ontwikkelingen kunnen ertoe hebben geleid dat oermensen gedwongen werden Afrika te verlaten en maagdelijk territorium te betreden.

In dat kader breekt hij ook een lans voor de theorie dat Amerika niet vanuit het noorden voor het eerst werd bereikt maar dat de vlakten van Zuid-Amerika al veel eerder bewoond werden door Aborigines die via Antarctica (de zeespiegel lag toen veel lager) Vuurland bereikten. Er zijn vindplaatsen en genetisch onderzoek die deze hypothese ondersteunen. Van Roosmalen zélf is de trotse bezitter van een stenen boemerang die in Zuid-Amerika zou zijn gevonden. Volgens hem is dat wapen uniek voor Australië en vormt deze vondst dus hét bewijs dat deze uit-Australië-hypothese juist is. Hij denkt te weten waar zich nog stammen bevinden met Australisch bloed en belooft dat genetische tests uitsluitsel zullen geven.

Daarnaast geeft Van Roosmalen de botanicus een slagvaardige beschrijving van het ontstaan van de landbouw. Wie daarbij nog denkt aan nieuwe graansoorten en de Vruchtbare Halve Maan in het Midden-Oosten, doet er goed aan om dit hoofdstuk te lezen. Het wijd verbreide, naïeve sprookje dat landbouw een kwestie was van herders of verzamelaars die wel eens wat ander wilden en aan het zaaien sloegen (en daarmee een ecologische en maatschappelijke ramp veroorzaakten) gaat bij hem rücksichtslos het raam uit. (Maar daarin staat hij inmiddels niet meer alleen.)

Tot slot werpt hij zich met tomeloze energie in de discussie over het ontstaan van de terra preta. Dit is een laag (decimeters tot meters dik) zwarte, vruchtbare aarde met daarin veel houtskool, organische resten én potscherven, die op vele plaatsen in Amazonia te vinden is. Deskundigen zijn het erover eens dat dit grondtype het resultaat is van menselijke bewoning maar kibbelen over de vraag of de oerbewoners van de Amazone deze aarde bewust schiepen of dat deze laag toevallig is ontstaan uit het afval dat ze achterlieten. Van Rosmalen is uiteraard overtuigd van het eerste. De oudste bewoners wisten exact hoe ze de karige oerwoudgrond konden verbeteren. En hij kan het bewijzen.

Waarom de buren nooit deugen is, kortom, uniek. Een weerbarstig maar ook volstrekt origineel boek van een onverzettelijke bioloog met een inderdaad ‘humboldtiaanse’ brede kennis en ervaring. Van een intens gedreven man die zijn mond niet kan houden. Een buurman die deugt.

Eerder verschenen op Sargasso