"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Waarom feminisme goed is voor mannen

Dinsdag, 29 mei, 2018

Geschreven door: Jens van Tricht
Artikel door: Marnix Verplancke

Mannen moeten meer huilen

Mannen worden niet geboren, ze worden gecreëerd. De veelzijdige mens wordt onder maatschappelijke druk tot een geweld tolererende, onderdrukkende en zelfingenomen man gesnoeid. Jens van Tricht pleit voor emancipatie, om van die man opnieuw een mens te maken.

[Recensie] Vorige maand heb ik gehuild. Ogi, de vijftienjarige naar de Servische muzikant Ognjen Radivojevic genoemde kater van mijn vriendin, had al een tijdje botkanker in een achterpoot. “We kunnen die amputeren,” zei de dierenarts, “maar dat zal Ogi’s leven alleen met een half jaar verlengen. Daarna zal hij toch sterven.” Het alternatief was hem met rust laten tot hij al te verzwakt zou zijn. Dan kon hij een spuitje krijgen. We kozen voor het laatste, ook al omdat de dierenarts ons verzekerde dat zo’n kanker pijnloos is. Dus huppelde Ogi door het gras, genoot van het extra lekkere voer dat hij voortaan kreeg en likte de wonde op zijn poot een paar keer per dag netjes schoon. Tot hij te zwak werd, hij zich niet langer kon likken en lopen moeilijk werd. Toen brachten we hem naar de dierenarts, waar hij rustig insliep. Toen heb ik dus gehuild, om Ogi, en ook wel een beetje om het onophoudelijke afscheid nemen dat leven heet. En terwijl ik daar zo stond, met mijn zakdoek in de hand, bleef een vraag door mijn hoofd zeuren: kan dat nu wel, zo’n man die staat te grienen voor een kat?

Volgens Jens van Tricht, de auteur van Waarom feminisme goed is voor mannen, kan dat niet alleen. Het moet. Een van de zaken die hij regelmatig doet wanneer hij voordrachten geeft over wat het betekent man te zijn is de deelnemers typische mannelijke eigenschappen laten opnoemen. Steevast krijgt hij dan steekwoorden als sterk, stoer, competitief, seksueel actief, doortastend en zelfverzekerd te horen. Wanneer hij vraagt wat echt niet bij een man hoort, is iedereen unaniem: huilen, dat is typisch voor een vrouw.

Voor van Tricht bewijst dit echter maar een ding, dat een eeuw vrouwenemancipatie de vrouw tot op zekere hoogte bevrijd heeft, maar dat de man nog steeds met handen en voeten geketend ligt aan de maatschappelijke constructie die mannelijkheid is. Waar vrouwen bij de ontwikkeling van hun persoonlijkheid vandaag veel meer vrijheid en opties hebben dan vroeger, worden kleine jongetjes nog steeds in het keurslijf van de man gedrongen. Vrouwen worden daar het slachtoffer van, schrijft van Tricht, maar die mannen nog veel meer, want de race to the top waartoe het mannenleven wordt gereduceerd draait meestal uit op een race to the bottom, waarbij relationele en psychische problemen de man onderuit halen.

Boekenkrant

Kijk naar de grote problemen op deze wereld en je zult merken dat ze allemaal veroorzaakt worden door mannelijk gedrag, merkt van Tricht knap op: schooluitval, agressie, verkeersonveiligheid, radicalisering en oorlog. Het zijn mannelijke fenomenen. Maar niemand erkent ze zo. Er wordt verwezen naar de rol van cultuur, religie, een gebrekkige opvoeding, onderwijs, etniciteit en ga zo maar door, maar dat onze opvatting over mannelijkheid er iets mee te maken zou kunnen hebben, willen we niet zien. En dat is ergens ook te begrijpen natuurlijk, want die opvattingen maken deel uit van het dominante verhaal. We maken vrouwen weerbaar tegen mannelijk geweld en grensoverschrijdend gedrag. Die man zelf aanpakken doen we niet, want zo is die man nu eenmaal. Dat is zijn natuur. Fout, aldus van Tricht, die pleit voor feminisme en emancipatie. We moeten jongens anders gaan opvoeden, schrijft hij, hen tonen dat ze ook een veelzijdige mens kunnen zijn in plaats van een enge man.

Hoe lovenswaardig zijn opzet ook mag zijn, toch overtuigt van Trichts boek niet helemaal. Dat de psyche van de man voor honderd procent een maatschappelijke constructie zou zijn die gekneed kan worden als een deegbal is hoogst twijfelachtig. Nature en nurture gaan hand in hand en zoals altijd ligt de waarheid ergens in het midden. Bovendien zweeft zijn betoog ook een beetje doordat het historische verankering mist. Zijn er ooit tijden en culturen geweest waarin mannen anders waren? Als mannen altijd en overal mannen zijn geweest, is de kans immers bijzonder klein dat wij er opeens mensen van zouden kunnen maken. Waarom haalt van Tricht bijvoorbeeld de fa’afafine van Samoa niet aan, jongens die van kleins af als meisjes opgevoed worden en daardoor niet alleen een ander genderbeeld vertonen, maar ook ander gedrag? Het had zijn verhaal zeker overtuigender gemaakt. Een goede aanzet dus, dit Waarom feminisme goed is voor mannen, maar ook niet meer dan dat.

Eerder verschenen in Trouw