"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Waarom naar dieren kijken

Vrijdag, 14 mei, 2021

Geschreven door: John Berger
Artikel door: Elisabeth Francet

De blik van het dier

[Recensie] Op het omslag zien we een hond, het hoofd met een visueel trucje van de romp gescheiden. De hond staart langs je heen naar iets in de verte. Jij staat niet in het brandpunt van zijn aandacht. Wat ziet hij? De honden op de foto’s van Pentti Sammallahti fascineerden de Britse schrijver, kunstenaar en kunstcriticus John Berger (1926-2017), omdat ze hem in contact brachten met een andere zichtbare orde waar hij doorgaans niets mee te maken had. De blik van een hond, ‘dwingend en sprakeloos’, verwarde hem. Berger vermoedde dat honden zich op de grens bevinden met een orde waar niet de mens de maat van alle dingen is.

In Waarom naar dieren kijken, een bundel essays, verhalen en een enkel gedicht, reflecteert John Berger over de dramatisch veranderde relatie en de uitdovende blik tussen mens en dier gedurende de voorbije anderhalve eeuw. In zijn essays leidt hij de lezer subtiel en indirect naar een alternatieve kijk op dieren.

Met vrije hand schetst Berger de moderne geschiedenis van de relatie tussen mens en dier. Vanaf de negentiende eeuw brak het Westen definitief met elke traditie die bemiddelt tussen mens en dier. Terwijl de relatie met dieren voorheen ook andere dan utilitaire of sentimentele functies had, groeide bij de westerse mens de behoefte om zich van het dier te onderscheiden. In de twintigste-eeuwse geïndustrialiseerde wereld verwerd de mens tot een producerende en consumerende eenheid. Dieren werden gesteriliseerd, van hun soortgenoten geïsoleerd, bij het gezin als huisdier ingelijfd en van hun ervaringen en geheimen ontdaan.

Dierentuinen, oorspronkelijk een bevestiging van koloniale macht, zijn “het grafschrift voor een relatie die zo oud was als de mens”, aldus Berger. Hij stelt dat de blik tussen mens en dier, “die misschien wel een cruciale rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van de menselijke samenleving en waarmee in elk geval alle mensen altijd hadden geleefd tot minder dan een eeuw geleden”, uitgedoofd is. Wie in zijn eentje een dierentuin bezoekt, zal tijdens het kijken naar om het even welk dier, vaststellen dat hij alleen is.

Heaven

Vandaag presenteren we dieren als speelgoed aan onze kinderen (met dank aan de Disney-industrie) en nemen mensen een huisdier om stress het hoofd te bieden. Mild maar gedecideerd haalt Berger de schellen van onze ogen. Kijk. Kijk naar dieren. Kijk naar wat wij ze aandeden en tot vandaag aandoen: dat lees je tussen de regels. De (kleine of middelgrote) boer is, aldus Berger, de enige die doorheen de geschiedenis aldoor met dieren vertrouwd bleef en de daarmee verbonden wijsheid behield. Niet toevallig zijn het dier en de boer vandaag gemarginaliseerd.

Paradoxaal genoeg is in de moderne maatschappij het leven van het wilde dier zowat een ideaal geworden. Het confronteert ons met ons onderdrukte verlangen naar de blik van het dier. Toen Darwin nadacht over de ogen van zoogdieren, brak hem het koude zweet uit.

“De complexiteit van het oog was moeilijk te verklaren binnen de logica van zijn theorie, want die impliceerde de coördinatie van de evolutionaire ‘toevalligheden’.”

Het bestaan van het oog suggereert op een verraderlijke manier een evolutionair doel, een intentie. In onze esthetische emotie bij het aanschouwen van de natuur, ziet Berger een bevestiging van de schepping.

’s Zomers, op weg van het stadscentrum naar zijn woonplaats, liep Berger vaak door een veld. Telkens hoopte hij dat hij moest wachten bij de overweg. De gebeurtenissen in het veld – “twee vogels die achter elkaar aan zitten, een wolk die de zon kruist en de kleur van het groen verandert” – kregen een speciale betekenis omdat ze zich voltrokken in de minuut of twee dat hij gedwongen was te wachten. In het essay Veld, vergelijkt Berger het leven van een mens met het ‘ideale veld’: een min of meer begrensde ruimte, met een minimum aan geprogrammeerde gebeurtenissen, waarin ervaring louter door kijken mogelijk is. Het viel hem op dat de opeenvolgende gebeurtenissen in het veld geen verhaal vormden in zijn hoofd. Het veld an sich wel: dat werd een symbool, de gedefinieerde ruimte waarmee hij dingen ging associëren.

Waarom naar dieren kijken? Welnu, om de verloren blik te herontdekken. Geraffineerd verleidt Berger de lezer om, samen met hem, gewoonweg te kijken. In bijna onzichtbare golfjes – zoals in het wonderlijke verhaal van een man die muizen vangt om ze nadien weer vrij te laten – brengt hij aan de oppervlakte hoe erg het met onze relatie tot dieren gesteld is. Mij trof de bundel midscheeps. Voortaan zal ik beter naar dieren kijken, zonder te hopen dat mijn blik beantwoord wordt.

Eerder verschenen op Geendagzonderboek