"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Waarom zou ik liegen

Vrijdag, 18 december, 2020

Geschreven door: Marie Bashkirtseff
Artikel door: Quis leget haec?

Het lijkt of zij dat voorvoelt, want zij gaat een dagboek bijhouden.

[Recensie] Ik ben door Willem Frederik Hermans gewezen op het boek Waarom zou ik liegen van Marie Bashkirtseff. Marie is een dame uit de Oekraine. Afkomstig uit de lage adel, maar met genoeg geld op zak, zwerft zij langs de mondaine oorden van Europa.

Marie is getalenteerd. Zij kan zingen, dansen, tekenen en schilderen. Daar wil zij iets mee, maar er is haar weinig tijd vergund. Zij zal op 25-jarige leeftijd aan de tering sterven. Het lijkt of zij dat voorvoelt, want zij gaat een dagboek bijhouden. Als zij niet slaagt in de disciplines waarzij goed in is, dan kan altijd haar dagboek worden uitgegeven, zodat zij herinnerd wordt. Dit boek bestaat uit een bloemlezing van haar dagboeken over de periode 1873-1884.

Marie en ik, wij begonnen niet goed. Ik vond haar een vooringenomen dame. Hoor maar:

“Gelukkig of helaas vind ik mezelf een kostbaar kleinood waarvoor niemand goed genoeg is…Ik beschouw mezelf als een goddelijk wezen en kan me niet voorstellen dat een man als G…het misschien in zijn hoofd zou kunnen halen bij mij in de smaak te vallen…Ik hoop toegang te krijgen tot de mondaine wereld, tot die wereld waarom ik luidkeels en op mijn knieën roep, want daar ligt mijn leven, mijn geluk.”

Boekenkrant

Daar hoef je bij mij niet mee aan te komen. Maar, Marie heeft ambitie en ze is niet dom. De eerste tekenen van de tering maken haar het zingen onmogelijk. Toch zet zij door en gaat tekenen en schilderen. Wat mij voor haar heeft gewonnen, is dat zij een self-made woman is. Van haar familie moest ze het niet hebben. Vader en moeder waren gescheiden en er was geen interesse voor cultuur. Marie kreeg zelfs geen formele opleiding. Zij is zelf achter haar dromen aangegaan en is gaan studeren aan de Académie Julien. Ook daar heeft een vrouwelijke schilder het niet makkelijk. Je hebt geluk als je schilderij “naar beneden” wordt gebracht om het aan de mannelijke schilders te tonen. Toch leert zij veel en levert een aantal puike werken af.

De dagboeken? De schrijfstijl is mij niet bijzonder opgevallen. Niet positief, niet negatief. Het geeft wel een mooi tijdsbeeld van Europa in de negentiende eeuw. Maar het mooiste is toch de gevoelswereld van een gedreven meisje, dat weet dat zij niet alles uit haar schilderkunst halen wat er in zit, omdat haar de pas af zal worden gesneden door een ziekte:

“Het heeft geen zin verstoppertje te spelen, ik heb tering. De rechterlong is zwaar aangetast en de linker begint het laatste jaar enigzins aangetast te raken…Ik zal mijn leven rekken, kortom, maar ik ben verloren. Ik heb dan ook teveel kwellingen te verduren gehad. Dat wordt mijn dood, dat is logisch, maar het is vreselijk. Er zijn zoveel interessante dingen in het leven!”

Zij leeft voort. Door haar dagboeken, door haar schilderijen en door haar grafmonument. Zij ligt begraven op het Cimetière de Passy, in Parijs, in een enorme Byzantijnse kapel, dat inmiddels een staatsmonument is geworden. De schilderijen zijn mooi, het dagboek leest prettig. Het is goed, tussen Marie en mij.

Eerder verschenen op Casa Koen