"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Walk Through Walls

Donderdag, 8 juni, 2017

Geschreven door: Marina Abramović
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Kunst moet pijn doen. De programmatische kunst van Marina Abramović

[Essay] De Franse schrijver en filosoof Georges Bataille onderzoekt in een van zijn latere boeken, De tranen van eros, aan de hand van 5000 jaar kunstgeschiedenis, hoe erotiek en geweld samenvallen. Erotiek is voor hem een voorbereiding op de dood, als een ervaring van het geweld van het einde van het leven.

Voor Bataille, in wiens werk begrippen als verspilling en transgressie centraal staan, was kunst een manier om naar een hogere fase van bewustzijn te komen, een confrontatie met onze diepere ik. Niet die van de verstandige ‘homo economicus’, maar die van de spelende mens die zijn rijkdom juist op het spel wil zetten door zich onder te dompelen in erotiek en genot. “Of we laten ons in de eerste plaats meeslepen door wat de begeerte, de brandende hartstocht ons ingeeft,” schrijft Bataille in de inleiding bij het boek, “of we laten ons leiden door de zorg voor een betere toekomst.”

In De tranen van Eros laat Bataille afbeeldingen zien van erotische en gewelddadige kunst, en kunst die een combinatie van die twee bevat. Niet altijd mooi, vaak choquerend, maar altijd fascinerend. Bataille leidt ons van de oudste vruchtbaarheidsbeeldjes, naar renaissance tekeningen van Granach en Hans Baldung Grien over liefde en de dood tot de Massacres van zijn vriend de surrealist André Masson.

Ik weet niet meer of Bataille de uitspraak “kunst moet pijn doen” heeft gebruikt of dat ik hem neerschreef, destijds, toen ik tijdens mijn studie filosofie onderzoek naar zijn werk deed. Maar pijn doen de afbeeldingen in De tranen van Eros zeker. Het is altijd een belangrijk motto gebleven bij mijn beoordeling van kunst.

Sociologie Magazine

Pijn doet ook de kunst van Marina Abramović, letterlijk. Als Bataille nu zijn boek zou schrijven zou hij vast en zeker een aparte paragraaf wijden aan deze van oorsprong Joegoslavische performancekunstenaar. Al bijna vijftig jaar, vanaf eind jaren zestig, voert Abramović haar performances op waarbij ze niets en niemand en vooral zichzelf niet ontziet. In de eerste jaren veelal naakt op het podium waar haar lichaam geweld werd aangedaan of waarbij ze zich zelf geweld aan deed. Niet verwonderlijk is dat pijn een terugkerend thema is in haar dit jaar verschenen memoires Walk Through Walls, een memoir. De titel verwijst onder andere naar haar voettocht over de Chinese muur. Ze vertelt in het boek over acts waarbij ze zichzelf wonden toebracht, het publiek haar verwondingen toebracht, haar partner uit de jaren zeventig en tachtig, kunstenaar Ulay, haar pijn deed of dat totale uitputting het gevolg was. Tijdens haar retroperspectief The artist is present uit 2010 in The Museum of Modern Art in New York zat ze drie maanden lang dag in dag uit acht uur op een stoel, zonder te eten, zonder te drinken, zonder naar het toilet te gaan. De beelden gingen de hele wereld rond, zeker toen Ulay tegenover haar kwam zitten. Ze had Ulay, haar voormalige partner in de liefde en in de kunst, jaren niet gezien. Over de periode met haar grote liefde Ulay schrijft ze: “We waren gelukkig, zo gelukkig dat het moeilijk te beschrijven is. Ik had het gevoel dat we echt de gelukkigste mensen op aarde waren. We hadden vrijwel niets, bijna geen geld, en we gingen waar de wind ons voerde.” Toen hij, jaren later, tegenover haar kwam zitten in New York, leek het of we getuige waren van al het verdriet om hem en de berusting daarover in haar leven. Het was een ontroerend moment, een van de vele ontroerende momenten tijdens haar retroperspectief, in haar leven, in haar autobiografie.

Abramović traint zich goed om de performances te kunnen doorstaan, maar altijd met een vastberadenheid die vooral nodig is om de zelfgekozen martelingen vol te kunnen houden Abramović is geen masochiste. Ze heeft een doel met haar kunst, ze schrijft in haar memoires dat ze het publiek wil laten nadenken, wil confronteren met zichzelf, met hun eigen moraal. Bij Abramović geen ‘l’art pour l’art’. Haar kunst is programmatisch. “Ik ben alleen geïnteresseerd in kunst die de ideologie van de samenleving kan veranderen. Kunst die zich slechts uitspreekt over esthetische waarden is incompleet.”

Het gaat Abramović niet om choqueren. Het gaat om contact zoeken en krijgen met het publiek. Kijken wat er met mensen gebeurt, kijken naar wie ze zijn, wat ze bezielt, of er een verbinding tussen kunstenaar en publiek tot stand komt. Daarvoor zet ze haar lichaam in en daarvoor onderwerpt ze zichzelf aan deze extreme performances.

Veel van haar projecten speelden zich af in verre oorden met vertegenwoordigers van de oorspronkelijke bevolking van een land, zoals haar project samen met Ulay in Australië met mensen van de Pintupi-stam. Ook hier ging het om het onderzoek wat mensen in dit geval van andere culturen ons te vertellen hebben, maar dan zonder taal, zonder vertalingen. Ze schrijft over haar ervaringen in Australië: “Er [was] in het begin nul communicatie mogelijk. Aboriginals die in stammen leven, praten niet met je omdat ze niet communiceren zoals wij gewend zijn. Ik had pas na drie maanden door dat ze wel met spraken, maar in mijn hoofd, telepathisch. Toen gingen er allerlei deuren voor me open. Maar je moet zeker drie maanden nemen om die muur [!] te slechten, en de meeste Australiërs doen dat niet. Die gaan liever naar Londen of Parijs.” Bij haar westerse performance zijn zwijgen, schreeuwen, kijken, voelen, de werktuigen van Abramović. Zelden komt er taal aan te pas. Het leverde en levert schitterende beelden en films op. Struin You-tube af en raak onder de indruk.

In haar kunst verraadt zich ook haar jeugd uit Joegoslavië. Abramović (1946) is kind van twee “communistische bourgeois ouders” uit Belgrado, beiden voormalige partizanen die Joegoslavië hielpen bevrijden van Hitler en onder Tito snel carrière maakten. In boek zegt ze vaak: “Ik ben niet voor niets een partizanendochter”. Ze is streng voor zichzelf en streng voor haar omgeving. Haar opvoeding was hardvochtig, haar moeder harteloos, ze werd er zelf hard van. Abramović is geen hedoniste, drinkt geen alcohol, een al te Bourgondische levensstijl is haar vreemd, de eerste 15 jaar van haar carrière was ze veel te arm om lekker te kunnen leven, maar ook nu het haar beter gaat staat de kunst en haar volgende acts centraal. Alles voor de kunst, alles om haar programma ten uitvoer te kunnen brengen. Met de strengheid van het communisme uit haar jeugd en de strengheid van haar opvoeding.

Is Marina Abramović dan een zelfverzekerde en succesvolle vrouw geworden? Als kunstenaar wel. De kunst gaf haar gevoel van vrijheid en dat had ze hard nodig. Ze schrijft in haar memoires over het moment dat ze besloot performance kunstenaar te worden: “Waarom zou je schilderen? Waarom zou ik me beperken tot twee dimensies als ik kunst zou kunnen maken met alles wat ik maar kon bedenken: vuur, water, het menselijke lichaam? Er ging een soort schakelaar om in mijn hoofd – ik besefte dat het kunstenaarschap betekent dat je immense vrijheid had om werk te maken van wat dan ook, of van niets. […] Het was een onvoorstelbaar bevrijdend gevoel, vooral voor iemand uit een gezin waar geen sprake was vrijheid.”

Maar opmerkelijk is dat deze beroemde vrouw in de liefde zo kwetsbaar en traditioneel is. Op het podium maakt ze grensverleggende kunst, in de liefde is ze naïef, weinig veeleisend en cijfert ze zich weg, ze is monogaam en geeft ze zich heel gepassioneerd aan haar mannen, die haar dan weer bedriegen met andere vrouwen of het zich op haar geld hebben gemunt. Althans dat is het beeld wat ze van zichzelf schetst.

In Walk Through Walls speelt de moeizame relatie met haar moeder een grote rol. Marina bleef lang, bijna tot haar dertigste bij moeders thuis wonen, haar ouders leefden gescheiden. Omdat haar moeder van het type rust en regelmaat was kwam Marina altijd voor 10.00 ‘s avonds thuis, zelfs toen ze al een paar jaar getrouwd was, dat ze zou samenleven met haar toenmalige man wilde haar moeder niet hebben! Haar moeder hield niet van gedoe en Marina luisterde braaf naar haar. Je kunt je het haast niet voorstellen, deze opmerkelijke, heftige vrouw, tot tegen haar dertigste onder de plak van haar moeder. Maar over Ambramovic de mens en Abramović de kunstenaar zijn wel meer opmerkelijke tegenstellingen op te merken. Zelf schrijft ze bijvoorbeeld over angst: “Als ik in een vliegtuig zit en er is turbulentie, zit ik te trillen van angst. Maar als het om mijn werk gaat, gooi ik alle voorzichtigheid overboord”.

Walk Through Walls is een boek wat ik met grote bewondering heb gelezen. Wat een vrouw. Wat een boek. Natuurlijk vertelt Abramović haar verhaal en vertellen niet haar (ex-)geliefden, collega’s, ouders, andere familieleden, kunstcritici hun verhaal en kunnen we haar beweringen niet toetsen, daarvoor is het wachten op de ultieme biografie. Maar tot die tijd voldoet dit inspirerende boek over een van de grootste kunstenaars van onze tijd.

Kunst moet pijn doen. Misschien is de tragiek van het leven van Marina Abramović wel dat niet kunst haar de meeste pijn deed, maar het echte leven.

Op maandag 25 september praat Roeland Dobbelaer tijdens DLVAlive in Utrecht over Walk Through Walls met een aantal vrouwelijke kunstenaars over vrijheid in de kunst.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles