"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wat gebeurde er in de 20e eeuw?

Zondag, 29 april, 2018

Geschreven door: Peter Sloterdijk
Artikel door: Marnix Verplancke

“De Götterdämmerung is dus nog lang niet voorbij”

Nieuwe essaybundel van Peter Sloterdijk

In zijn nieuwste essaybundel laat Peter Sloterdijk zijn licht schijnen over de voorbije eeuw. Het was een eeuw van heel veel destructie, zegt hij, en hij vreest dat ons meer van hetzelfde te wachten staat: “De Götterdämmerung is nog lang niet voorbij. Integendeel, ze gaat steeds sneller, en er zullen nog duizenden goden sterven.”

[Interview] Voor Peter Sloterdijk, een van Duitslands vermaardste filosofen, is het duidelijk. De twintigste eeuw kun je samenvatten in een zin: de terugkeer van de filosofie van Herakleitos die zegt dat alles vuur is. “De twintigste eeuw is de eeuw van de verbranding,” legt hij uit. “In het diepste der aarde werden onvermoede zeeën aangeboord, oliezeeën, en die veranderden het aanschijn van de wereld voorgoed. Vandaar dat voor mij de foto die de eeuw samenvat niet die is van de Titanic die nog net met zijn neus boven het water steekt, maar wel een heel andere, die op 10 januari 1901 genomen werd in Texas, in het reusachtige Spindletop-olieveld. Toen de boorkop een diepte van 1139 voet had bereikt begon er iets te borrelen, waarna een oliefontein volgde die honderd meter de lucht in spoot. Het duurde negen dagen voor men de bron onder controle kreeg. Per dag waren naar schatting 100.000 vaten olie naar boven gekomen, waardoor de omgeving veranderd was in een zwart oliemeer. De boodschap was echter duidelijk: vanuit het binnenste der aarde viel de mensheid een ongekende energieschat in de schoot. Naast het water, dat de mens een eeuw of vier eerder al een heuse omwenteling gebracht had toen vanuit Europa de rest van de wereld was ontdekt, zou nu opnieuw een vloeistof het verschil gaan maken: petroleum.”

Tot wat de verbranding van die petroleum geleid heeft weten we intussen allemaal, zo veel vervuiling dat het klimaat er zelfs aan het wankelen van is gegaan. Volgens Sloterdijk, die graag de diepte ingaat opzoek naar de duistere olievelden van de menselijke geest, heeft ze echter tot nog heel wat meer geleid, tot doldraaiende cirkels op artistiek, politiek en economisch vlak. De kunst lijkt al lang geleden de grenzen van de vernieuwing bereikt te hebben, op politiek vlak liggen antwoorden ook niet meer voor het rapen en dat Spotify op slag en stoot het derde grootse bedrijf van Zweden kan worden zegt heel wat over onze economie die op een bitcoincasino is gaan lijken. Het is maar een lijn in de nieuwe essaybundel van Peter Sloterdijk natuurlijk, maar wel een heel belangrijke. Dat Odysseus voor hem de eerste echte Europeaan en de eerste filosoof was en Lorenzo de Medici, de speler, belegger en netwerker de eerste echt moderne mens, zijn slechts historische aanvullingen daarop.

Boekenkrant

Sloterdijks doldraaiende cirkels lijken niet meteen een fleurig toekomstbeeld op te roepen, maar zoals het een filosoof betaamt blijft hij voorzichtig: “Misschien beleven we wel de laatste dagen van de oude realiteit,” zegt hij, “of de eerste van een nieuwe, die van de reëel wordende onmogelijkheden. Dat een mens de aarde wezenlijk zou kunnen veranderen, leek onmogelijk, maar tijdens het antropoceen gebeurt het toch, net zoals het idee van één grote wereldcultuur onmogelijk lijkt, maar we tezelfdertijd toch moeten toegeven dat wij er geleidelijk aan naartoe evolueren. Misschien moeten we wel weer als de Middeleeuwers worden en in wonderen gaan geloven. Bitcoin is zo’n wonder: uit het niets goud maken. Misschien zien we hier inderdaad wel het begin van het einde, de tijd van de cognitieve dissonantie waarin de werkelijkheid van de mens en die van de wereld niet langer matchen.”

Wat ook wel eens een gevaarlijke tijd zou kunnen zijn. De spanning stijgt, niet alleen tussen het Westen en Rusland, maar ook tussen Amerika en China.

“Grote oorlogen behoren natuurlijk nog tot de mogelijkheden, maar staten zijn intussen zo afhankelijk geworden van elkaar dat zij niet echt waarschijnlijk zijn. Het is interessant na te gaan hoe ver de VS en China zullen gaan in hun huidige confrontatie. Zij onderzoeken op neurotische wijze hun wederzijdse afhankelijkheid, terwijl zij heel goed weten dat zij niet zonder elkaar kunnen. De helft van Amerika is in Chinese handen en de meeste dollars liggen in Chinese banken in de vorm van schuldbewijzen. In historisch perspectief biedt dit beetje handelsoorlog dus niet meer dan een interessant spektakel omdat het net de hoge graad van huiselijkheid van de huidige wereld aantoont. Is het niet ironisch dat we een buitenissige figuur met een soevereiniteitspychose genaamd Donald Trump nodig hebben om ons hierop te wijzen? Hij zou het natuurlijk anders zien en zeggen dat dit nog maar eens het bewijs is van zijn genialiteit, maar dat laat ik liever voor zijn rekening. Ik denk trouwens dat deze wederzijdse afhankelijkheid nog wel een tijdje zal toenemen. Op een bepaald moment zal de globalisering misschien contraproductief blijken en dan zullen er misschien opnieuw autonomere structuren ontstaan. Het einde van de fossiele brandstoffen en de gecentraliseerde elektriciteitsproductie zou daartoe kunnen bijdragen. Zonne-energie biedt immers de mogelijkheid van decentralisatie. ‘De grootte van staten is net zo modegevoelig als de lengte van de damesrok,’ zei de koning van Lichtenstein ooit. Voorlopig lijkt het neo-imperialisme echter in de mode. Iedereen denkt dan natuurlijk meteen aan Rusland, maar ook in Turkije en Iran is een duidelijke neo-imperialistische impuls merkbaar.”

En waar staat de EU dan?

“De EU is nog steeds een bijzonder artificieel aanvoelende improvisatie, en dit terwijl het de eerste post-imperiale statengemeenschap uit de geschiedenis zou kunnen worden. Daar heb je politieke moed voor nodig, en het realiteitsbesef dat je van die staten niet het onmogelijke kan verwachten, waarmee ik de overgave van de nationale soevereiniteit bedoel. Een Verenigde Staten van Europa zal de EU nooit worden. Daarvoor is onze culturele eigenheid en diversiteit veel te sterk. Mensen die daarop inzetten zullen dus eerder aversie dan sympathie opwekken. Wat we wel nodig hebben is een bijzonder fijngestemde politiek van toenadering zoeken en afstand houden. Die toenadering hebben we de laatste tijd zwaar overdreven, waardoor in sommige landen het gevoel is ontstaan dat wat afstand nodig is. Vandaar het succes van populistische politici, die de fouten uit het verleden fel in de verf zetten. Griekenland had bijvoorbeeld nooit deel uit mogen maken van de EU, net zo min als de Oost-Europese landen die veel te snel en zonder nadenken zijn toegelaten. Zij ondergaan een heel andere dynamiek dan de de Centraal-Europese duopool Parijs en Berlijn, en dat zorgt voor spanningen.”

Veel enthousiasme hoor ik niet.

“Wat is het alternatief voor de EU? De chaotische desintegratie. Die wil toch niemand? Een terugkeer naar het Europa van de soevereine staten is niet mogelijk. Zo zit de wereld niet meer in elkaar. Die staten overleven geen drie weken. We kunnen dus niet anders.”

Afgelopen weekend is Viktor Orban in Hongarije met een tweederde meerderheid herkozen. Hij ambieert het leiderschap van de Visegradgroep, waarvan ook Polen, Tsjechië en Slovakije deel uitmaken en dat zich fel verzet tegen immigratie. Hebben zij een punt?

“Je moet dit in historisch perspectief bekijken. Vanaf de zestiende eeuw kregen de Europeanen door de intensieve scheepvaart als eersten een beeld van de reële wereld. Iedere zichzelf respecterende bibliotheek beschikte in de zeventiende en achttiende eeuw over twee globes: de aardglobe en de hemelglobe. De oudste globe ter wereld staat trouwens in Duitsland, in het Germanisches Nationalmuseum van Nürnberg. Zij is gemaakt door Martin Behaim, in 1492, precies het jaar dat Columbus naar Amerika uitvoer. In zijn voetspoor volgden de voorbije eeuwen vijftig miljoen Europese gelukzoekers. Vandaag zien we dat het Europese globalisme zich over de hele wereld heeft verspreid. Overal verlaten mensen het platteland om in steden te gaan wonen, naar schatting twee miljard de komende vijftig jaar. Dat leidt tot spanningen en burgeroorlogen. Mensen slaan op de vlucht en komen daarbij nogal eens richting Europa. Die vijftig miljoen komen terug, zou je kunnen zeggen, maar kunnen we dat wel op korte tijd wel aan? Het is edelmoedig dat we mensen opvangen die voor een burgeroorlog gevlucht zijn, maar die burgeroorlog importeren kan ook de bedoeling niet zijn. We weten ook nooit wat de toekomst brengt. Kijk naar de Turkse gemeenschap in Duitsland, zo’n drie miljoen mensen. Die heeft eenzelfde ontwikkeling gevolgd als Turkije zelf. Ze zijn als Turkse atheïsten in Duitsland toegekomen en veranderden hier op een jaar of veertig in devote moslims. Natuurlijk geldt dat niet voor iedereen, dat weet ik ook, maar het is wel een tendens. Ik moet dan altijd denken aan de etnoloog Wilhelm Mühlmann die in een van zijn boeken beschrijft hoe in Odessa in de 18e eeuw meer dan tien verschillende volkeren samensmolten tot een nieuw kosmopolitisch volk. In Triest gebeurde iets gelijkaardigs. Het bij elkaar komen van verschillende etnieën hoeft dus niet noodzakelijk problemen te geven. Op het einde van de negentiende eeuw was het Ruhrgebied in volle industriële expansie. Er waren werkkrachten te kort en meer dan een miljoen Polen trokken er naartoe om dat tekort in te vullen. Die zijn daarna niet teruggekeerd. Ze zijn opgegaan in het Duitse volk, en niemand stelt zich vragen bij het horen van een Poolse naam. Neem bijvoorbeeld Lukas Podolski, de Duitse voetbalster die in de nationale ploeg speelt. Daar ziet niemand een Pool in, ook al werd hij in Polen geboren en kwam hij pas toen hij twee was naar Duitsland.”

Zijn we allemaal wel zo kosmopolitisch? Net hoorden we u toch nog zeggen dat het nationale en regionale bewustzijn van de Europeaan een Verenigde Staten van Europa onmogelijk maakt?

“Volgens de Britse publicist David Goodheart loopt er vandaag de dag een diepe breuk doorheen onze maatschappij die de somewheres van de anywheres scheidt. De anywheres behoren tot de mobiele, multilinguale en kosmopolitische elite die overal kan wonen. Waar ze ook komen, leven er mensen zoals zij die de structuren gecreëerd hebben waarin zij gedijen als een vis in het water. De somewheres daarentegen zijn verbonden aan een bepaalde plaats. Verder dan pakweg honderd kilometer van hun woonplaats komen ze nooit, en als ze er al komen voelen ze er zich niet thuis. In tegenstelling tot je zou verwachten hebben zij niet het gevoel dat hen iets ontbreekt. Nee, het zijn juist degenen die hele dagen de wereld rondvliegen en van de ene internationale vriendenkring in de andere vallen die daardoor gekweld worden. Een groot deel van de huidige ideologische strijd kan teruggebracht worden tot de psychopolitieke spraakverwarring tussen deze beide groepen, en de wederzijdse verachting die ermee gepaard gaat.”

Pleit u dan voor een nieuw tribalisme, waarbij we weer allemaal deel gaan uitmaken van een gewortelde gemeenschap?

“Nee, maar we kunnen er niet omheen dat naarmate het kosmopolitisme steeds meer in vraag gesteld wordt omwille van de de ecologische voetafdruk die het nalaat, die kleine gemeenschappen aantrekkelijker beginnen lijken. Tot voor kort spraken sociologen maar over twee entiteiten: gezinnen en de wereldstaat. Dat er nog iets tussenin zat, leek hen volkomen te ontgaan. Door zijn biologische design is de mens een groepsdier, maar die groep is altijd beperkt. Hij voelt geen solidariteit voor de hele wereld. Er zijn momenteel nog zo’n vijfduizend culturen met een eigen taal op aarde. Sommige van die talen worden door amper een paar duizend mensen gesproken en zullen in de nabije toekomst wellicht uitsterven. Het Cornish, gesproken in Cornwall, is zo’n taal. Uiteindelijk zullen nog slechts een paar grote talen overblijven, zoals het Engels, het Chinees en het Spaans. Het is daar dat het kosmopolitisme zijn lelijke imperiale tronie toont.”

Is de EU dan wel goed bezig?

“Zij heeft inderdaad geen enkele aandacht voor kleinere culturen. De unie werkt alleen op staatsniveau. Ik kan alleen maar hopen dat zij ook op dit vlak een voorbeeld aan Duitsland zal nemen. De regio’s hebben bij ons wel degelijk een grote inbreng en er wordt voor gezorgd dat zij hun eigen stem kunnen behouden, niet alleen politiek, maar ook letterlijk. Dialecten worden in Duitsland fel geapprecieerd, in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Frankrijk waar taal en politiek veel meer gecentraliseerd zijn. Het lijkt alsof we niet goed beseffen waarmee we bezig zijn, want met iedere cultuur die sterft, verdwijnt een wereld. De Götterdämmerung is dus nog lang niet voorbij. Integendeel, ze is overal aan de gang, steeds sneller, en er zullen nog duizenden goden sterven. Voor monotheïsten is dat geen probleem. Die goden zijn voor hen immers toch alleen maar afgoden. Zij voelen de nood niet om een demonenmuseum op te richten. Maar toch is dat de vraag die ons vandaag zou moeten bezighouden, wat er met al die kleine goden zal gebeuren, en dus niet hoe het Allah in de toekomst zal vergaan. Die zal wel voor zichzelf zorgen, denk ik dan, en naar ik me laat vertellen heeft hij ook heel veel vrienden.”

Eerder verschenen in De Morgen

Boeken van deze Auteur:

Theopoëzie

Je moet je leven veranderen

Regels voor het mensenpark

Het Schelling-project