"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wat schaft de toekomst

Maandag, 3 februari, 2020

Geschreven door: Amanda Little
Artikel door: Marnix Verplancke

Interview: Amanda Little over ons eten van morgen

Eten we over een halve eeuw allemaal uit onze eigen tuin of zitten we tubes astronautenprut leeg te knijpen in onze mond? Amanda Little deed er vijf jaar onderzoek naar en is formeel, er zal nog plaats zijn voor worst met appelmoes.

[Interview] Een katoenveld in de Amerikaanse staat Arkansas. Aan een constante snelheid van twintig kilometer per uur rijdt een tractor tussen de kleine katoenplantjes, met achter zich aan, dwars op de rijrichting,  iets wat eruit ziet als een langwerpige plastic serre. Maar dat is het niet. Het is See & Spray, een staaltje spitstechnologie dat het wezen van de katoenteelt wel eens voor goed zou kunnen veranderen. See & Spray is een robot die door middel van camera’s en sensoren geheel autonoom het verschil tussen katoenplantjes en onkruid ziet. Dat heeft hij via deep learning geleerd en hij wordt er steeds beter in. De kleine katoenplantjes krijgen net de juiste hoeveelheid water en meststof, terwijl het onkruid heel precies met herbiciden wordt bewerkt. Een oppervlakte ter grootte van een postzegel wordt besproeid, wat tot een reductie van 95% landbouwgif leidt in vergelijking met de traditionele sproeimethodes. See & spray kan voor allerlei gewassen ingezet worden, dus ook voor tarwe, prei of worteltjes, en kan verschillende planten door elkaar herkennen, waarmee een einde gemaakt kan worden aan de monoculturen – gigantische velden met maar één enkele plantensoort erop – die ziekten en insecten aantrekken als stroop en een negatieve invloed hebben op de ondergrond.

“Dit is zoveel meer dan een landbouwrobot,” zegt Amanda Little, hoogleraar onderzoeks- en wetenschappelijke journalistiek aan Vanderbilt University in Nashville, Tennessee, en auteur van het boek Wat schaft de toekomst? “Dit is de toekomst van onze voedselvoorziening. Al te vaak wordt ons een tegenstelling voorgehouden tussen vervuilende industriële landbouw en kleinschalige, ecologisch verantwoorde landbouw. De enen zeggen dat je industriële landbouw nodig hebt als je iedereen een betaalbare maaltijd wil voorzetten. De anderen brengen daar tegenin dat de industriële landbouw de wereld om zeep helpt en stellen daar een kleinschalige, lokale productie tegenover. En ze hebben allebei gelijk natuurlijk. De voorbije decennia is een derde van de landbouwgrond verloren gegaan aan erosie veroorzaakt door mechanische bodembewerking en het gebruik van industriële chemicaliën. Onze bijen sterven, onze meren en zeeën zijn ziek en we zijn superonkruid aan het ontwikkelen dat zelfs met het zwaarste spul niet meer te bestrijden is. Bovendien ligt de voedingswaarde van producten uit de industriële landbouw erg laag. Tegen de kleinschalige, artisanale landbouw kan dan weer ingebracht worden dat die misschien voldoende opbrengst voortbracht in grootmoeders tijd, toen veel meer mensen met landbouw bezig waren, maar vandaag niet meer en dat het dus een hobby is voor mensen met veel geld.”

Daarom pleit Little voor een derde weg, die het duurzame van de kleinschalige landbouw koppelt aan het betaalbare van de industriële, en technologie speelt daar een cruciale rol in, zoals See & Spray aantoont. Volgens haar is het de enige manier om de voorspelling van het IPCC dat de landbouwopbrengst in de toekomst per decennium twee tot zes procent zal dalen tegen te gaan.

Ons Amsterdam

Wat schaft de toekomst? is het resultaat van vijf jaar terreinonderzoek, waarbij Little de halve wereld afreisde op zoek naar de mensen en machines die de komende decennia wel eens toonaangevend zouden kunnen zijn voor onze duurzame voedselproductie. In Kenia kreeg ze uitgelegd hoe CRISPR gewijzigde gewassen zou kunnen opleveren die beter tegen de droogte of insecten gewapend zouden zijn. In Denemarken ging ze kijken hoe je zo weinig mogelijk voedsel weggooit. Israël bleek dan weer de ideale locatie om te zien hoe je met heel weinig water toch heel veel kunt doen. Ze bezocht farmscrapers, metershoge kweekbakken waarin de plantenwortels in de lucht zweven en zuurstof en stikstof toegewuif krijgen waardoor ze 40% sneller groeien. Ze bezocht bedrijven waar ze gevriesdroogd voedsel maken dat 25 jaar goed blijft en vloog een Indiase moessonwolk in om deze met zout te besproeien zodat het zou gaan regenen op de velden eronder. In Noorwegen zag ze vegetarische zalm – of toch zogoed als vegetarische. Ze proefde artificiële melk, zag spieren samentrekken die in een petrischaaltje groeiden en at zelfs in een bioreactor gekweekt eendenvlees. “Ik heb voor dit boek een paar vrij extreme zaken gedaan,” lacht ze, “Ik heb zelfs een paar keer een contract moeten tekenen waarin stond dat als ik zou sterven dat mijn eigen verantwoordelijkheid was. Uiteindelijk hield ik er maar één gevoel aan over, dat ik in een slechte sciencefictionfilm zat. Willen we dit echt, vroeg ik me de hele tijd af. Willen we iedere ochtend een handig flesje Soylent drinken, een drankje waarin alles zit wat we nodig hebben om een dag te overleven? Natuurlijk niet. Het liefst van al willen we worst met appelmoes eten. Veel van die zaken zullen het niet halen, maar sommige wel, want we gaan naar een tijdperk van gediversifieerde  landbouw. Niet alles zal nog van een traditionele boerderij komen. Onze tarwe en maïs wel, maar misschien kunnen we bladgroente beter in een farmscraper kweken aan de rand van de stad, waardoor onze sla geen honderden kilometer meer moet afleggen in een gekoelde vrachtwagen.”

Je houdt in je boek een pleidooi voor GGO’s. Hoe rijm je dat met een ecologische, duurzame landbouw?

“Genetisch gewijzigde organismen kun je vergelijken met tv-programma’s. Je hebt goede en slechte. Planten genetische zo wijzigen dat ze niet langer kwetsbaar zijn voor Roundup, waardoor je je velden daar overvloedig mee kan besproeien en alleen het onkruid sterft, is geen goed voorbeeld van een GGO. Roundup Ready Crops noemen we dat in Amerika, en het is een van de ergste uitwassen van de industriële landbouw. Wat je met die techniek echter ook kunt doen, is Drought Tego-zaden ontwikkelen, die veel beter bestand zijn tegen langere periodes van hitte en droogte zoals we die in de toekomst kunnen verwachten. Of planten die meer stikstof uit hun omgeving halen waardoor we minder kunstmest moeten gebruiken. Of planten onaantrekkelijk maken voor bepaalde invasieve insecten, zoals ik in Kenia zag. Dat vind ik goede voorbeelden van de techniek. We hebben vandaag alles nodig wat me kunnen gebruiken om onze toekomstige voedselvoorziening veilig te stellen, en daar horen GGO’s bij. Je kan planten ook kweken totdat ze die eigenschappen hebben, maar dat duurt heel veel langer. Een nieuwe plantenvariëteit ontwikkelen duurt zo’n tien jaar, met CRISPR twee.”

Maar zijn ze veilig?

“Meer dan 70% van de Amerikaanse landbouwproducten zijn GGO’s. Ik eet die al dertig jaar, net zoals alle andere Amerikanen. Er is nog nooit enig wetenschappelijk bewijs geleverd dat GGO’s schadelijk zouden zijn. Ik begrijp dat mensen denken dat gewassen genetisch wijzigen ingrijpen is in de essentie van de natuur, en dat een mens dat niet mag doen. Maar het domesticeren van een wilde appelboom zodat hij meer en grotere vruchten draagt is ook ingrijpen in de essentie van de natuur. We doen dat al 10.000 jaar.”

U had het net over die lekker ouderwetse worst met appelmoes. Zullen we die over vijftig jaar nog kunnen eten?

“Natuurlijk, maar misschien zal die wel wat duurder worden. Neem nu koffie, waar ik persoonlijk het meest bezorgd over ben (lacht). Je mag mij gerust zonder vlees zetten, maar zonder koffie? Dat wordt moeilijk. Ik heb met koffieboeren gesproken in Guatemala, Costa Rica en Brazilië, en ze zeggen allemaal hetzelfde. Door de klimaatwijziging moeten ze steeds hoger de berg op om hun koffie te verbouwen, waarbij hun percelen steeds kleiner worden. Koffie zal daardoor duurder worden.”

En wat met de boer? Wordt die een manager aan het hoofd van een team ingenieurs?

“De gemiddelde Amerikaanse boer is vandaag 63. Dat zal in de toekomst drastisch veranderen. Heel wat jonge mensen staan te popelen om hun opwachting te maken in de landbouw, en die willen inderdaad  niet met hun rubber laarzen in de koeienstront staan. Dat zijn programmeurs en ingenieurs. Dat is de toekomst en een boer zal nooit meer die boer van vroeger zijn. Je kan dat betreuren, maar voor romantiek is hier geen plaats. Er gebeurt vandaag heel veel op korte tijd. Er wordt op alle vlak geïnnoveerd, omdat de klimaatwijziging dat vraagt, en dus ook op het vlak van ons voedsel. Je zou het kunnen vergelijken met het begin van de twintigste eeuw, toen elektriciteit en de verbrandingsmotor opeens heel veel nieuwe dingen mogelijk maakten. De ecologische transitie van vandaag zet een gelijkaardige, opwindende dynamiek in gang.”

Eerder verschenen in De Morgen