"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wat zou Aristoteles doen?

Zondag, 11 november, 2018

Geschreven door: Edith Hall
Artikel door: Bart Deckx

Aristoteles en de eeuwige zoektocht naar geluk

Het mooiste dat we elkaar kunnen toewensen is ‘veel geluk’. Geluk is in. Talloze boeken worden eraan besteed, workshops ingericht, professoren in de gelukskunde benoemd. De Verenigde Naties stelden zelfs de Internationale dag van het Geluk in, jaarlijks op 20 maart. Maar wat is gelukkig zijn? En hoe kan je gelukkig worden?  Edith Hall (1959), classica aan het King’s College in Londen, is gefascineerd door Aristoteles. Uit zijn vele werken destilleerde ze een programma om het geluk te bereiken.

[Recensie] De renaissancekunstenaar Rafaël plaatste in zijn School van Athene in Vaticaanstad de twee belangrijkste filosofen van de klassieke oudheid centraal: Plato en Aristoteles. De eerste wijst met zijn vinger naar omhoog, naar de ideeën – datgene wat de mens overstijgt. Zijn leerling Aristoteles (384-322 v.C.) wijst omlaag, naar het aardse. Hij bestudeert het concrete, de mens en de natuur in al hun facetten. Zo interesseert ook het begrip ‘geluk’ hem.

Aristoteles legt de verantwoordelijkheid om gelukkig te zijn radicaal bij elk individu. Men kan niemand anders met de vinger wijzen voor het ontbreken van geluk in je leven. Volgens hem kan dan ook bijna iedereen gelukkig zijn; het enige wat geluk écht in de weg staat, is brute pech, zoals een zwaar ongeval. Maar wat is dan geluk? Verschillende definities worden gegeven. Vanuit zijn denken over potentie wordt geluk gedefinieerd als vervulling van de menselijke mogelijkheden. Je wordt pas gelukkig door voluit mens te zijn. En wat een mens tot mens maakt, dat is de ratio: nadenken onderscheidt ons van de dieren. Hij gaat ervan uit dat mensen het meeste plezier halen uit leren – wat niet per se schools leren hoeft te zijn. Geluk is dus “een langdurige toestand van tevredenheid over wie je bent en over je verwezenlijkingen.” In die zin is het geen exceptioneel gevoel van extase.

Onder filosofen staat Aristoteles bekend voor zijn teleologisch denken. Alles is op een doel gericht. Hij onderscheidt vier oorzaken: de materiële oorzaak (het materiaal waaruit iets gemaakt is), de werkoorzaak (datgene wat het materiaal in een bepaalde vorm ‘giet’), de formele oorzaak (het plan of ontwerp) en de finale oorzaak (waarvoor het bedoeld of gemaakt is). De mens kan enkele de finale oorzaak zelf controleren. Iedereen moet zelf zijn doel zoeken. Hall beklemtoont dat quasi iedereen talenten heeft. Gelukkig zijn betekent dat je deze talenten ontdekt en consequent oefent en ontwikkelt. Ze voegt toe dat het onderwijs hierin een belangrijke rol te spelen heeft. Overigens is het geluk niet te vinden in het werk, maar in de vrije tijd. Scholen zouden jongeren moeten helpen bij het zoeken van een zinvolle vrijetijdsbesteding, eerder dan zich puur op de arbeidsmarkt te richten.

Schrijven Magazine

Dagelijks nemen we tientallen ethische beslissingen: wat is in deze concrete situatie goed of kwaad? Wat moet ik doen of laten? Voor Aristoteles moeten mensen zich oefenen in de deugden: het midden tussen twee negatieve uitersten. Zo is gierigheid een slechte deugd, maar is verkwisting dat evenzeer. Een vrijgevig iemand handelt dan weer ethisch correct én hij zal hier ook gelukkiger van worden. In de ethiek en het leven geldt voor Aristoteles het motto: alles met mate. De weg van de deugdenethiek is helaas moeilijk begaanbaar. Het is altijd makkelijker om in extreme reacties te vervallen, maar de mens moet steeds op lange termijn denken. Oefening baart kunst.

Aristoteles onderschreef zonder twijfel de spreuk ‘Ken jezelf’ die in het Griekse heiligdom Delphi hing. Wie gelukkig wilt zijn, moet inderdaad zichzelf kennen – met zijn positieve en negatieve kanten. De verantwoordelijkheid om aan die negatieve kanten te werken ligt bij jezelf, je kan geen schuld afschuiven. Anderzijds moet je ook kunnen berusten in wat je niet kunt veranderen, met name de aangeboren eigenschappen, bij jezelf en bij anderen. Hiertegen vechten heeft geen zin en maakt je slechts ongelukkig.

Mensen zijn sociale dieren. De gemeenschap is voor Aristoteles dan ook belangrijk. Hij heeft heel wat te zeggen aan onze tijd vol sociale media, waarin het begrip ‘vriend’ helemaal gedevalueerd raakte. We hebben nu makkelijk honderden Facebookvrienden, maar voor Aristoteles is dat nonsens. Hij onderscheidt drie vormen van vriendschap: voordeelvriendschappen en genotvriendschappen aan de ene kant. Hierbij is de relatie gebaseerd op een gemeenschappelijk doel. Aan de andere kant is er vriendschap die gebaseerd is op wederzijdse liefde, ongeacht de omstandigheden blijft men bevriend. Deze echte vrienden zijn zeer beperkt in aantal, maximaal vijf. Vriendschap en liefde zijn wezenlijke onderdelen van het menselijk bestaan, cruciaal om gelukkig te zijn en dus iets waaraan je je hele leven moet werken. Waar Aristoteles in zijn denken steeds matigheid en begrip nastreefde, is hij in de liefde overigens ongenaakbaar. Overspel kan nooit, want zo ondermijn je het vertrouwen en dat is de basis voor elke vriendschap, waarvan de liefde een onderdeel is.

Volgens de Franse filosoof Luc Ferry (in Beginnen met filosofie) is er slechts één vraag waarop elke filosofie een antwoord moet geven, namelijk het vraagstuk van de sterfelijkheid. Ook Aristoteles dacht hierover na. In tegenstelling tot zijn leermeester Plato geloofde hij niet in een leven na de dood, al laat hij plaats open voor het goddelijke. Hij zegt dat we de dood recht in de ogen moeten kijken. Erkenning van de dood kan helpen om een gelukkig leven te leiden. Hall verwijst hier ook naar het element van het plannen: een gelukkig leven leiden is als de auteur van je eigen boek zijn. Je moet zorgen voor een mooi afgerond einde, door afscheid van je geliefden te nemen. Je voorbereiden op de dood van je geliefden kan volgens Harris door literatuur te lezen en films te bekijken.

In tien afgebakende hoofdstukken geeft Edith Hall in Wat zou Aristoteles doen? Hoe oude filosofie je leven kan veranderen, een helder en begrijpelijk overzicht van het denken van Aristoteles, wiens oorspronkelijke geschriften erg compact en moeilijk te begrijpen zijn. Ze illustreert vaak met voorbeelden uit recente en minder recente films, boeken en liedjes, wat het boek ook actueel maakt. Jammer dat Hall af en toe in herhaling valt. Wat dat betreft, had het boek gerust enkele pagina’s dunner kunnen zijn. Hall schreef voor de geïnteresseerde leek, zodat een notenapparaat en overvloedige verwijzingen naar andere werken ontbreken. Verfrissend taalgebruik en een goede structuur maken het lezen aangenaam. Het definitieve antwoord op de vraag hoe je nu gelukkig wordt, moet de lezer niet verwachten. Dit is en blijft persoonlijk, zoals ook Aristoteles zelf erkent. Als inleidend werk op het denken van deze grote Griekse filosoof, inspiratiebron voor talloze denkers na hem, is Wat zou Aristoteles doen? dan weer meer dan geslaagd.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles