"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Waterland

Dinsdag, 11 mei, 2021

Geschreven door: Pieter Kranenborg
Artikel door: Anke Cuijpers

Voortkabbelende zoektocht langs filosofische wegwijzers

[Recensie] In het surreële Waterland, de eerste roman van Pieter Kranenborg, hebben vrijwel alle personages een onbeantwoorde of gefnuikte liefde onder de leden, maar zwaarmoedig wordt het verhaal daar niet van. Kranenborg geldt als veelbelovend talent en debuteerde al op jonge leeftijd met de goed ontvangen verhalenbundel Astronaut. Toch komt zijn vertelstem op de uitgestrekte vlakte van deze roman niet helemaal tot zijn recht. De urgentie van de queeste, die verteller en hoofdpersonage Ingmar onderneemt, is lange tijd niet voelbaar. Daarnaast staat er vaak onhandig geformuleerde beeldspraak in de roman, zoals wenkbrauwen die maar blijven kruipen, of: “met mijn blik maakte ik sprongetjes.”

Ambitieus

Het is ambitieus om een roman te componeren rondom het ervaren van geluid en een vloeibare tijd, een term die gemunt werd door de filosoof Zygmunt Bauman, die beweert dat het leven en zijn instituties aan voortdurende verandering onderhevig zijn, en daarmee zogezegd fluïde zijn. Dat lef van deze jonge auteur is zeker een compliment waard. Maar die ambitie zit het verhaal ook in de weg. Helemaal vergeten kunnen de personages die andere werkelijkheid bovendien niet, waardoor dat idee op het einde vooral als een trukendoos voelt.

Het verhaal komt heel aarzelend op gang. Ingmar vermoedt dat hij ooit een gelukkige buschauffeur was. In die tijd reed hij zijn rondjes tussen Waterland en Amsterdam en woonde hij in een klein huisje naast de sterrenwacht. Een telefoontje van een vriend uit zijn studietijd, Egon, zet dat rustige bestaan op losse schroeven. Want nadat ze samen naar een muziekcassette geluisterd hebben, krijgt Ingmar het stemgeluid van de zangeres maar niet uit zijn hoofd. Het zingt er maar rond, al zet hij alles op alles om dit geluid het zwijgen op te leggen. Wat van Kranenborgs bijzondere talent getuigt, is hoe aannemelijk het is dat Ingmar en Egon naar een muziekcassette luisteren terwijl ze door het appartement en een parallelle werkelijkheid zweven. De wereld, het aquarium, alles wordt een moment lang vloeibaar. En als Ingmar daarna naar buiten gaat, en de jongen van de fietsstalling hem vraagt of hij hen nu echt zag zweven in dat appartement, dan is dat surreële vervormen van de werkelijkheid de werkelijkheid van de roman geworden, en volkomen geloofwaardig.

Hereditas Nexus

Bauman, Rimbaud, Zuang Zi, Ka…

De verhaallijn van Ingmars queeste is opgehangen aan heel veel filosofische tegeltjes. Verliefdheden, verlangens, veranderen wie je bent en daarmee dus ook je werkelijkheid. Ik is een ander, de befaamde regel van Rimbaud, is dan ook een van de twee motto’s die aan de roman voorafgaan. Het tweede motto komt uit de Sound of Music, het verfilmde verhaal over de familie Von Trapp, die ontsnappen terwijl de nazi’s luisteren naar hun muziek. Ook Ingmar probeert te ontsnappen, hij wil zijn rust terug. De wereld zoals die was voor hij de muziek hoorde die als een mythische sirene in zijn oor klinkt. Ingmar is echter het grootste gedeelte van de roman iemand die maar zo’n beetje meedobbert op de gebeurtenissen. Lastig is het ook dat Ingmar, en dus ook de lezer, lang niet weet wie die zingende K. is, en waarom dit hem niet los kan laten. Geen van de personages weet in aanvang het hoe en waarom van die sirene-achtige muziek, die voor iedereen blijkbaar anders is. Egon, Kelvin de polderbokser, de Astronoom, ze zijn allemaal op zoek naar een manier om dat verlangen het zwijgen op te leggen. Het verhaal wordt spannend als Ingmar het heft in eigen handen weet te nemen. Met de filosofie van Zuang Zi in gedachten, (droom ik dat ik een vlinder ben, of droomt de vlinder dat hij Zuang Zi is), besluit hij aan zijn verlangen naar het volledig opgaan in de ander toe te geven. Vanaf dat moment komt er vaart in de vertelling. In de laatste slotscène wordt het zelfs zeer waarachtig. Kranenborg weet daar met een paar zinnen een nieuwsgierig makende wereld op te roepen. Die van twee verliefde jonge mensen met veel jeugdig ongeduld. Kranenborg heeft al die filosofisch platgetreden paden niet nodig. Hij is op zijn sterkst als hij de dialogen en situaties voor zichzelf laat spreken.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur: