"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wie is er bang voor nieuwe klanken?

Donderdag, 16 juli, 2020

Geschreven door: Ingo Metzmacher
Artikel door: Quis leget haec?

Persoonlijke ontmoetingen met de muziek van de twintigste eeuw

[Recensie] De Duitse Ingo Metzmacher ken ik als dirigent van de ‘modernere’ klassieke muziek. Wie is er bang voor nieuwe klanken? gaat over zijn persoonlijke belevenissen rondom die muziek, naast een aantal portretten van componisten die voor hem een grote rol spelen. Dat zijn componisten als Mahler, Stravinsky, Messiaen, Schönberg, Cage en Hartmann.

Nu vind ik dat je over moderne klassieke muziek nooit genoeg kan lezen. Het is muziek die ik heb leren waarderen juist door erover te lezen en door het veelvuldig te luisteren, dus ik was benieuwd naar dit boek. Welnu, dat viel een tikje tegen. Waar de pianist Alfred Brendel zeer boeiend over muziek kan vertellen beheerst Metzmacher dat métier iets minder. Dat zit hem vooral in de verbindende stukken tussen de componistenportretten met de titels, Tijd, Kleur, Natuur, Geluiden, Stilte, Bekentenis en Spel. Metzmacher weidt uit over die begrippen en betrekt ze op de muziek, maar hij neemt altijd een lange aanloop, zoals wanneer hij over ‘Kleur’ begint;

“Om te begrijpen wat kleur is en wat ze betekent, hoef je maar een ogenblik je ogen te sluiten en je voor te stellen niets anders te zien dan tinten tussen zwart en wit. Het zou afgrijselijk zijn, troosteloos zelfs, als je er goed over nadenkt. Het zou overkomen als de keerzijde van het leven, als het schaduwspel ervan.”

Nou, nou. Dan zijn we nog maar drie regels ver in een hoofdstukje van vijf pagina’s. De componistenportretten brachten mij niet echt iets nieuws, hoewel iemand’s visie op hun werk, en zeker van iemand uit de praktijk, altijd interessant is. Metzmacher pakt vaak een paar stukken en bespreekt ze soms wel erg minutieus. Wil je dat volgen dan moet je het stuk opzetten, boek erbij en om de haverklap even stoppen om bij te lezen. Zeker als hij Messiaen’s werk ‘Réveil des Oiseaux’ bespreekt, waarvan de muziek uitsluitend uit vogelzang bestaat;

Boekenkrant

“In die stilte roept de steenuil, driemaal, op een eenzame viool. Een draaihals antwoordt met pedaal, licht nasaal. De steenuil probeert het weer, maar zonder succes. Een Ceti’s zanger komt tussenbeide, lichtelijk geïrriteerd, met de felle kleur van de es-klarinet. De boomleeuwerik zingt zijn zoete lied op de piccolo, de merel kwettert nerveus op een celesta. Nachtzwaluwen zoemen op strijkerstrillers, de xylofoon geeft ons de kwieke tjiftjaf, het roodborstje wordt wakker.”

U merkt, dat is behoorlijk aanpoten. Toch laat hij mij gelukkig vaak muziekstukken opzoeken door zijn enthousiasme, zoals het surrealistische stuk van John Cage met de titel ‘Water Music’. Het is een werk waarbij een radio wordt aangezet, de muzikant af en toe een akkoord aanslaat op de piano, met een eendenfluitje in het water blaast, een pak kaarten verdeelt over de snaren in de piano, sirenes aanzet enzovoort. Dat lijkt overbodig gedoe maar ik vind het zeer nodig en leuk.

Diezelfde John Cage geeft Metzmacher vriendelijk advies over hoe hij het beste de muziek van Erik Satie kan spelen en dat zijn de verhalen die mij het meest aanspreken. Even een kijkje in de keuken van de praktijk. Ook als Metzmachter de Vijfde Mahler-symfonie dirigeert blijkt dat niet zo eenvoudig;

“Met het adagietto, dat beroemde liefdeslied. En een finale die in zijn overmoed niet wil eindigen. Ik herinner het me nog goed. Niet alles lukte. Niet alle stenen lagen goed op elkaar. Soms dacht ik: dit houd ik niet in het lood. Ik was aan het eind van mijn krachten.”

En met die laatste zin gaat het vaak voor mij net een tikje over de top. In Chili begon het publiek ineens een vrijheidslied te zingen en dat zal best indrukwekkend geweest zijn, maar in een paar regels greep het hem diep aan, had hij knikkende knieën en snakte hij naar adem. Dat laat onverlet dat iedereen die iets meer thuis wil raken in de moderne klassieke muziek geen miskoop heeft aan dit boekje van 184 pagina’s, al is het maar om het weetje dat John Cage begon met een gebakschaal en een boek in zijn geprepareerde piano.

Eerder verschenen op Quis leget haec?