"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wie was ik

Vrijdag, 3 juli, 2020

Geschreven door: Alfred Schaffer
Artikel door: Chris Reinewald

Poëzie in gebruikstaal

[Recensie] In zijn nieuwste gedichtenbundel Wie was ik laat Alfred Schaffer zijn overleden moeder praten. Conventionele dichtvormen gebruikt hij niet. Dat maakt het lezen gelaagder, lastig maar ook spannend en grappig. Ieder brokje taal of toegepaste vorm daarvan zet hij in. Ook het cliché en de flauwe woordspeling. “Een open deur, daarom tocht het hier zo.”

Met zijn knalgele en magenta omslag en een vage familiefoto onder tettertypografie wil Wie was ik er niet als poëziebundel uitzien.

Juist omdat dit boekje zo onconventioneel is neem ik de vrijheid een onconventionele bespreking eraan te wijden. Normaliter recenseert DLVA geen poëzie en is het geen usance dat je een publicatie van een goede vriend bespreekt. Komt nog bij dat er nu een onverzoenlijke zwart-wit discussie woedt waarvan de gepolariseerde toon mij opwindt. Van zulke discussie kun je je in het openbaar – in mijn geval dan – beter onthouden. Onvoorzien biedt deze bundel de nuance die nu in discussies mist.

Nederlands is het vak van Schaffer: het is de werkbank maar ook het gereedschap. Over hun functie en toepassing gelden duidelijke afspraken. Schaffer doceert onze moedertaal aan de Universiteit van Stellenbosch bij Kaapstad, Zuid-Afrika. Poëtisch getoonzette poëzie mijdt hij. In zijn taalgebruik laat hij meer vaste afspraken varen. Vaak blijven interpunctie of zelfs punten achterwege. Herlees een zin en je pakt vanzelf het ritme op.  Soms zijn de regels rechts uitgelijnd en klinkt een tegenstem in grijze letters. Of stui.tert hij op de.ze ma.nier met pun.ten en let.ter.gre.pen.

Boekenkrant

Schaffer zet zijn lezers middenin filmscènes en laat ze krantenknipsels, toeristenfolders en spam email lezen. Net als bij Houellebecq is gebruikstaal ook taal. 

Schaffer geeft geregeld lezingen in Nederland, waar hij geboren werd. Zijn oude vaderland bekijkt hij met verbazing. Zijn moederland, de Antillen, bezoekt hij als een reiziger op zoek naar wat verdween. 

In zijn vorige bundel Mens Dier Ding sprak Schaffer weliswaar over Sjaka Zulu, de legendarische Zuid-Afrikaanse krijger, maar we kregen er de toon van Nederlandse babbel-radioprogramma’s, sportverslagen, rap-staccato en vlogtaal bij. Dit keer matigt Schaffer zich in zijn behendige stijloefeningen om de contouren van zijn moeder te schetsen. De toon is hier en daar mild surrealistisch.

In het ontroerende openingsgedicht kan het kind niet slapen (denk aan Proust) en klimt uit bed. In de keuken treft hij een zwarte en witte schaduw: moeder, vader. Daarna zet het kind de situatie uiteen: “Ik droomde dat ik jullie in mijn eentje moest begraven […] klopt toch ook we zijn morsdood/ er is niets aan de hand/ ga maar weer lekker slapen.”

Ik moest hierbij denken aan een Schumann Lied In der Fremde van de 19de eeuwse Romantische dichter Joseph von Eichendorff: “Aus der Heimat hinter den Blitzen rot/Da kommen die Wolken her/ Aber Vater und Mutter sind lange tot/Es kennt mich dort keiner mehr.”

Hetzelfde thema van een verlatingsgevoel gebruikte de componist Hanss Eisler weer in een lied.

Maar we hebben het over Schaffer, die in alles 21ste eeuws is. In zijn landen van herkomst zal hij zijn ouders niet meer zal treffen. Zijn land, zijn vrouw, zijn kind zijn Zuid-Afrika.  

Stukje bij beetje krijgt de moeder gestalte en stem. Als het beeld intiem, kwetsbaar, pijnlijk wordt, trekt de dichter zich terug, zo lijkt het althans. Hij pakt bijvoorbeeld die fascinerende zin uit de bekende Koos Alberts-smartlap van de verscheurde foto en de verbrande brieven. “Ik mijn hart moet ik huilen, maar ik doe nonchalant.” En of het niks kost gooit Schaffer er als uitsmijter ook nog een Marsman-parafrase (“Denkend aan Holland/ zie ik…”) tegenaan.

Zo zou je veel meer kunnen bespreken en citeren. Praktische tip. Herlees de pijnlijkmooie bundel na eerste lezing  – en misschien nog meerdere keren.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles