"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wie zei dat?

Woensdag, 21 juli, 2021

Geschreven door: Paul Claes
Artikel door: Jona Lendering

500 historische oneliners

[Column] Ik ken de Vlaamse classicus Paul Claes niet maar het lijkt me een aardige man. Hij heeft me weleens gemaild met commentaar en suggesties, waaraan ik altijd iets heb gehad. Hij is bovendien de auteur van De sleutel, een van de leukste, mij bekende, boeken over poëzie. En nu is hij de auteur van Wie zei dat? 500 historische oneliners, waarin hij allerlei gevleugelde gezegden, van de Oudheid tot heden, chronologisch bij elkaar plaatst, vertaalt en uitlegt.

Dat levert een leuk boek op. Ewoud Sanders prees het al in het Handelsblad en van Marc van Oostendorp is de observatie dat oneliners taaldaden zijn waarmee feiten worden geschapen. Een voorbeeld: de Amerikaanse Burgeroorlog brak uit toen Lincoln eiste dat het federale gezag ging vóór het gezag van de individuele staten, maar dankzij de Gettysburg Address werd het conflict geherdefinieerd alsof het was gegaan over government of the people, by the people, for the people.

Ik haak nog even in op een ander stuk van Van Oostendorp, die onlangs schreef over de aforismentheorie van Andrew Hui. Die schrijft dat een kort, puntig gezegde “werk verlangt van de lezer”. Deze moet immers “actief aan de slag om zo’n kernachtige spreuk te interpreteren”. Een simpel voorbeeld is de maxime “oog om oog, tand om tand”, die vrijwel tegengestelde interpretaties kent: enerzijds een even simpel als snoeihard gebod (en dus iets wat feitelijk gebeurde), anderzijds een uiterste sanctie voor het geval er geen schadevergoeding kan worden overeengekomen (en dus iets wat nooit gebeurde). Het is het verschil tussen sadduceeën en farizeeën, voor het geval u het mocht willen weten.

Claes biedt de bij zo’n aforisme noodzakelijke uitleg en legt verbanden, maar er valt zeker meer te zeggen. Dat Leonidas’ woorden molon labe, als antwoord op Xerxes’ eis om zijn wapen in te leveren, moeten worden vertaald als “kom maar halen”, is wellicht wat al te kuis. (U kunt het gebaar waarmee Leonidas aangaf op welke plek Xerxes welk wapen mocht ontvangen, zelf wel verzinnen.) En nu we toch met obsceniteiten bezig zijn: dat McAuliffes Nuts! zoiets als “stik!” zou betekenen, is in elk geval niet de interpretatie die de GIs in Bastogne gaven aan het gevleugelde woord.

Boekenkrant

Het gaat me er nu niet om wat de juiste interpretatie is, want dat weet ik niet. Het gaat me erom dat discussie mogelijk, ja zelfs noodzakelijk is. De meerduidigheid van de woorden draagt bij aan hun overlevingskans. Hieruit volgt dat een boek het verkeerde medium is voor Claes’ informatie: er is een discussieforum nodig en het was beter de vijfhonderd oneliners te presenteren op het wereldwijde web, waar het ook mogelijk zou zijn geweest te verwijzen naar de bron. De vorige alinea toont hoe handig links kunnen zijn – al was het maar omdat er informatie staat waarmee de hierboven geboden interpretatie van molon labe valt te weerleggen.

Bovendien is internet handig omdat je daar de fouten kunt corrigeren die in ieder boek helaas onvermijdelijk zijn. Dat het van Marathon naar Athene (“we hebben gewonnen”) tweeënveertig kilometer zou zijn is gewoon onwaar. Hier is de link. Over het jaartal waarin het citaat moet worden geplaatst dat Kroisos, als hij de rivier de Halys zou oversteken, een machtig rijk zou vernietigen – 546 v.Chr. volgens Claes – valt wel een boom op te zetten. Discussie! En hier hebt u de link.

Ondertussen zijn de selectie, het commentaar en de vertaling aardig genoeg. Claes geeft Aristoteles’ beroemde uitspraak dat de mens een zoion politikon is heel charmant weer als “een sociaal wezen”. Hij legt leuke verbanden: de cynische woorden van keizer Vitellius dat de dode vijand het beste riekt, echoën in een (mogelijk apocriefe) opmerking van de Franse koning Hendrik IV dat het lijk van een vijand altijd goed riekt. Ook weet Claes voorbeelden aan te wijzen: Churchills blood, toil, tears, and sweat lijken geïnspireerd door Garibaldi’s fame, sete, marce forzate, battaglie e morte.

Hoewel ik aanvankelijk wat scepsis voelde over dit boek, ben ik het lezenderwijs gaan waarderen. Het begon me halverwege te dagen dat Claes in feite niet een reeks losse oneliners biedt, maar de wereldgeschiedenis aan het doornemen is. Ik ken wel wat mensen die na de middelbare school geen geschiedenisles meer hebben gehad en zouden willen weten hoe het ook alweer zat. Voor hen is Wie zei dat? een prima boek.

Dit brengt me terug bij het stuk van Van Oostendorp over de aforisme-theorie van Andrew Hui. Die schrijft dat aforismen “sociale wezens” zijn die bijna als van nature in bundels samenkomen. In Wie zei dat? ontstaat er tussen de losse uitspraken toch een systeem namelijk de geschiedenis van de (westerse) mensheid. Kortom, dit boek is de moeite waard, al denk ik dat Claes, door te kiezen voor een boekvorm, zijn informatie tekort heeft gedaan.

Eerder verschenen op Mainzer Beobachter

Boeken van deze Auteur: