"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Wildcamera

Vrijdag, 14 juli, 2017

Geschreven door: Martin Reints
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Gedichten en beschouwingen van Martin Reints

[Voorpublicatie] Het is een mooie combinatie, gedichten en korte beschouwingen, poëzie en proza, in één bundel. Ook in Martin Reints’ nieuwe bundel Wildcamera werkt deze combinatie erg goed. De gedichten bieden je vergezichten waar je even voor moet gaan zitten. De beschouwingen brengen je weer met beide voeten op de grond en laten niets aan de verbeelding over, hoewel Reints zeer beeldend schrijft. Voor de gedichten van Reints moet je open staan. Het zijn observaties: van mensen aan het werk, van de natuur, van dingen die langskomen, van dingen die voorbijgaan, kleine dingen, details. Reints waagt zich niet aan heftige emoties en zeker niet aan oordelen. Dat is aan de lezer. Het is weliswaar een sympathieke manier van dichten, maar toch vraag je je soms af: wat moet ik hiermee? Voor Reints staat vooral verwondering over de veelheid van dingen centraal. In een van zijn beschouwingen in Wildcamera, over een Fries openluchtspel, schrijft hij: “Het duizelt me als ik besef hoeveel werkelijkheden er naast elkaar bestaan. En hoe onafhankelijk van elkaar ze zich afspelen.” Als je met deze vaststelling in het hoofd de bundel leest gaan de gedichten opeens meer leven.

Over de auteur: Martin Reints (Amsterdam, 1950) studeerde Nederlands in Amsterdam en publiceert sinds zijn studietijd gedichten en essays. Voor zijn tweede bundel Lichaam en ziel uit 1992 kreeg hij de Herman-Gorter-Prijs. Zijn boeken verschijnen bij De Bezige Bij.

De Leesclub van Alles publiceert 2 gedichten en een fragment uit het essay IJsberen 

Heaven

Verwaaid gras

Ik zeg niets
dan zeg ik dat ik niets zeg
en dan weer zeg ik niets

een leeuw ligt naar een meeuw te kijken
en doet langzaam zijn ogen dicht

ademt in, ademt uit, en knijpt zijn ogen verder dicht

een meeuw ziet een leeuw
draait zijn kop opzij
en zweeft weg in een van zijn luchtlagen

er zijn boomstronken, er is verwaaid gras,
poelen met riet, stroken zand

er is van alles
tot het verdwijnt.

Speerstraat

Rolkoffers ratelen over de stoeptegels
van de Marathonweg

een kruidenier en een paleontoloog
halen herinneringen op: waar ze zijn geweest
wat ze hebben gedaan

wat ze hadden willen doen

als ik voor de tweede keer verdwijn
en alleen mijn God zich mij herinnert
zal ik me dan mijn God herinneren?

de God uit de Speerstraat
linksaf tussen de Olympiaweg en de Olympiakade?

het bloemencorso trekt voorbij
de avond valt

nu keert de rust terug
en God begint aan zijn grote droom.

IJsberen [Fragment]

Hannah Arendt staat achter een lessenaar in een collegezaal. Ludwig Wittgenstein, ook in een collegezaal, loopt heen en weer over het podium. Martin Heidegger zit in een oude crapaud en staart in het vuur. Paul Feyerabend zit in een snelle auto.

Aristoteles is wandelend in gesprek. Hij gebruikt de wandelgang van het Lykeion in Athene, de Peripatos. Zijn volgelingen zijn peripatetici. Hun werk: hardop denken terwijl ze wandelen door de  zuilengang.

Wandelen is goed voor het gesprek en goed voor het denken. Aristoteles bouwt, al wandelend, een gedachtegang op. Arendt, Heidegger en Feyerabend hebben het over de eindpunten van hun gedachtegangen: hun conclusies, hun probleemstellingen, de uitkomst van hun overwegingen. Wittgenstein loopt heen en weer langs wat hem bezighoudt.

Het is lastig waar te nemen wat er in je hoofd gebeurt. Ik neem er nauwelijks zogenoemde gedachten waar. Ik zie reeksen van beelden, ik hoor zinnetjes en muziek, en alles gaat langs en door elkaar heen. Soms schieten er zinnetjes zo snel langs dat ik niet merk uit welke woorden ze bestaan. Ik zie films van droombeelden, ik hoor mijn eigen stem en soms hoor ik andere stemmen. Dat dan vooral vlak voordat de slaap komt, wanneer ik naar flarden van gesprekken luister. Alsof ze in een andere kamer worden gevoerd en de deuren openstaan.

Volgens Diderot is de mens een voelend, overpeinzend, denkend wezen, dat vrij over het aardoppervlak wandelt. Bij de grote encyclopedist vallen denken en praten ongeveer samen: hij noemt voelen, overpeinzen en denken in één adem, en heeft het daarna meteen over het wandelen. Dat dat in vrijheid gebeurt, noemt hij een menselijke eigenschap.