"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Winter in Gloster Huis

Zondag, 29 november, 2015

Geschreven door: Vonne van der Meer
Artikel door: Annette Wierper

Luchtige oplossing voor loodzware kwestie

Hoe mooi zou het niet zijn om in een welhaast idyllische setting die volstrekt ontdaan is van sentiment en emotie op afspraak afscheid te kunnen nemen van je leven, op een zelfgekozen moment, zonder inmenging van wetten en regels? Van der Meer maakt er in Winter in Gloster Huis geen vlammend pamflet van, maar presenteert een mooie mijmering over het probleem van de vergrijzing, waarvoor in de niet eens zo verre toekomst harde noten moeten worden gekraakt. Dat de beide hoofdpersonen, gefortuneerde broers, het ultieme antwoord ook niet hebben, doet niets af aan de paradijselijke sfeer van het verhaal, ook al ligt de symboliek er soms wat al te dik bovenop.

Het plan van de beide broers, die plots een fortuin in de schoot geworpen kregen, is weliswaar sympathiek, maar heeft veel haken en ogen. Richard, de meest zakelijke van de twee, ziet het wel voor zich: een Vaarwel-hotel, een aangename plek waar mensen die menen klaar te zijn met hun leven in alle rust kunnen sterven zonder keiharde criteria als ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Het enige criterium is de leeftijd, onder de tachtig kom je er niet in.

‘Gastvrije ruimtes, uitzicht op bomen of een weitje met paarden – daar hield papa ook zo van –  een groot halfrond terras met pilaren… daarboven  een balkon. Daarachter een eetzaal of eetcafé waar de gasten een laatste etentje kunnen geven. Hun laatste sigaret roken…’

Zijn broer Arthur, psychiater, heeft zo zijn twijfels.

‘Laagdrempelig sterven, hoe stelde hij zich dat voor? De grote overgangen in het leven gingen niet zonder slag of stoot. Mama was de ochtend van haar sterven volledig in zichzelf gekeerd, iedere aanraking, hoe licht ook, was haar teveel.’

Hij broedt op een antwoord dat hij bij toeval vindt in een voorstelling van King Lear, waarin de oude koning van zijn dochters een ultieme liefdesverklaring eist. Hem treft hierin het parallelle verhaal van een andere oude vader, Gloster die –  teleurgesteld in zijn beide zonen – zich van de rotsen wil werpen. Zijn zoon Edgar voorkomt dat door de inmiddels blinde Gloster te misleiden en hem weg te voeren van de rotspunt. Als Gloster beseft dat hij niet is gestorven berust hij erin en belooft: ‘Voortaan zal ik ellende verdragen tot zijzelf uitroept: “Genoeg! Genoeg en sterf!”’

List

Dit opent Arthur de ogen; hij zal een hotel bouwen waar hij ‘mensen die het hadden opgegeven, mensen als Gloster, een gast misschien uit het Vaarwel-hotel, naartoe kon brengen – desnoods zonder toestemming, met een list.’ Arthur was als psychiater in staat te peilen of Richards gasten echt dood wilden of dat er wellicht meer motieven ten grondslag lagen aan de simpele doodswens, zoals je kinderen niet tot last willen zijn, een diep gevoel van nutteloosheid, tergende eenzaamheid.

‘Ik zag een kamer met een bed waarin iemand, zojuist ontwaakt, vroeg: waar ben ik? Op zo’n plotse omslag als bij Gloster durfde ik niet te hopen, plots beloofde in de werkelijkheid niet veel goeds, hadden mijn patiënten me geleerd. Wij moesten het geduld opbrengen dat de zelfmoordenaar niet meer had.’

Zoetsappig

Voor de goede orde: Vonne van der Meer plaatst haar roman in een toekomstige –niet zo verre – tijd. De Klaar-met-Leven wet is aangenomen en algemeen geaccepteerd.  Over haar persoonlijke motieven gaat het hier nu even niet, toch neemt ze impliciet een standpunt in.  Het moet toch kunnen, lijkt ze te willen zeggen: op een normale, niet hysterische manier praten over de mogelijkheid zelf te beslissen over je eigen sterfdatum zonder gerechtelijke poespas.

Daarom is de toon van haar boek vriendelijk, hier en daar op het zoetsappige romantische af. Richards hotel is al gauw razend populair en onderscheidt zich in weinig details van de aangename pleisterplaatsen uit de luxe  Relais & Chateaux gidsen. Het enige verschil met deze vijfsterrenresorts zijn de af en aan rijdende rouwauto’s , de inpandige begrafenisondernemer, de notaris. Alles netjes geregeld voor een vlekkeloos vertrek naar de eeuwige jachtvelden. Arthurs hotel is daarentegen een warme oase van serene rust, waarin de – vooralsnog  – enige twee gasten door de staf voluit in de watten worden gelegd in een bad van cultuur, literatuur en huiselijke gezelligheid. Zo moet de hemel eruit zien, denk je onwillekeurig.

Fictie

Tot zover lijkt het scenario helder, maar in het vervolg wordt duidelijk dat wat Van der Meer als werkelijkheid presenteert, toch fictie blijft. Kunnen twee rijke broers, weliswaar doordrongen van de edelste bedoelingen, voor God spelen en bepalen wanneer iemand wel of niet mag sterven? Je zou door het omarmend proza, de luchtige dialogen, de zoetige symboliek en het behendig manipuleren van het plot richting de ideale ontknoping bijna vergeten dat het hier om een doodserieus vraagstuk gaat: hoe komen we op een nette manier van die wassende stroom oudjes af in de toekomst?

Dat vraagstuk blijft staan als een huis, en of dat een Gloster-huis is, is nog allerminst zeker. Niettemin moet de poging van Vonne van der Meer als sympathiek worden beschouwd, ook al is haar pen tijdens het beschrijven van dit hiernumaals naar mijn smaak iets te veel in de honing gedoopt.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

Eilandgasten, De avondboot, Laatste seizoen

Warme rug/Zo is hij/Spookliefde

De vrouw met de sleutel