"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Zeiseman

Vrijdag, 26 oktober, 2018

Geschreven door: Martha Heesen
Artikel door: Anke Cuijpers

Poëtische novelle over vergankelijkheid

[Recensie] Het is mistig in het hoofd van de oude Remies, op een manier zoals je je voorstelt dat dat gaat als je leven vooral een terugkijken, een herinneren is. De dagen van de oude man lijken op elkaar, vaak zit hij op een bank voor zijn huis. Er staat een boom, een abeel waarvan de bladeren ritselen. Soms heeft hij een glas bier, een homp brood. Soms staat hij op en neemt zijn zeis, hij weet nog hoe het moet, de ritmische beweging om met een zeis gras te kortwieken. Beetje bij beetje rafelt de werkelijkheid naar binnen. Daar krijgen we niet alleen zicht op door de buurvrouwen, de Vette Gezusters genoemd, en de kinderen en kleinkinderen die op bezoek komen. Er is natuurlijk de herinnerde werkelijkheid, van leven dat al geleefd is, maar ook een Grieks koor bemoeit zich met zijn dagen, en er zijn de portretten die hij maakt. Het grote thema in de novelle is dan ook de vraag naar wat het kopschuim op de golven van een leven is, de unieke herinnering, of de verbeelding daarvan. Dat klinkt bombastischer dan het verhaal zelf is.

Het afwezige

De novelle Zeiseman bestaat uit korte hoofdstukken. In een deel daarvan volgen we Remigius, afgekort tot Remies, afwisselend in het heden en verzonken in zijn herinneringen. Hij is de Zeiseman uit de titel. Sommige hoofdstukken worden verteld door een koor dat commentaar levert op wat Remies denkt en doet:

“Niet te luid nu, een beetje ingehouden, we zijn geen beesten toch? Laat hem denken dat hij droomt, en niet zo zwaaien met die vleugels, hij vat nog kou. Ja?”

Het zijn hoofdstukken die niet de hele ruimte van de bladspiegel nemen, de regels worden vaak afgebroken als in een gedicht. Het poëtische karakter van Zeiseman begint echter al veel eerder, bij de omslag. Die wordt gesierd met een beeld van de schilder Roger Raveel, en laat een man zien die naar zijn handen zou staren als zijn hoofd ingetekend was met ogen. Maar het geschilderde hoofd is net als het hoofd van Remigius vol mist. Er zijn geen ogen, of alleen de ogen van degene die toekijkt, naar het geschilderde, zoals Remies zelf naar het afwezige kijkt. Deze poëtische opzet met koor creëert afstand, maar het is dezelfde afstand die je bij jezelf bespeurt als je tegenover een mens staat die geestelijk aftakelt, en die daardoor in de mistige sfeer van zijn eigen verbeelding gevangen blijft.

Boekenkrant

Remigius groet de dingen

Die herinneringen van Remies beslaan een leven van iemand die zijn volwassen bestaan op de scherven van WO II moet opbouwen. Hij is een kind dat met het potlood in de hand geboren lijkt, en van jongs af aan tekent, alles en iedereen portretteert. Als op het einde wandelaars hem ergens al tekenend zien zitten, durven ze hem niet te storen, de kunstenaar. Maar is Remies een kunstenaar geworden, of heeft hij zijn vader opgevolgd in de fabriek. Als lezer kom je daar niet helemaal achter. Het is in elk geval een man die veel verloren heeft. Als bij de begrafenis van een van zijn zonen Remies, die inmiddels weduwnaar is, het onhandige commentaar van de mensen gelaten aanhoort weet Heesen dat aureool van alleenheid dat iemand op zo’n moment kan omhangen te treffen. Als Remies aan zijn gestorven vrouw denkt, dan geen grote woorden, maar gemopper over een pergola:

‘Dit hier is de pergola die er toen moest komen, dat is zo’n woord dat ze gehoord heeft, net zo’n woord als mokka en cerise, zo’n woord als Hutschenreuter en Lafitte, van die woorden die verwijzen naar het paradijs op de begane grond waar hij maar voor te zorgen heeft – het gevaarte wordt door armdikke rozentakken overeind gehouden, valt vandaag of morgen in duigen op zijn kop.’

Treffende details zijn het die een huwelijk oproepen, en tegelijkertijd ruimte openlaten voor de eigen invulling, het beeld van Remies dat groeit in onze eigen verbeelding, precies zoals we pas heel laat zien wat er op de tekening staat die hij van zijn beste vriend Matthias maakt, de vriend waar hij mee opgroeit en naar school fietst ook al is hij van een andere kerk.

Vertelplezier

Wat mij na afloop het meest bijblijft is het gevoel iets meer begrepen te hebben van de generatie die in de periode tussen de twee wereldoorlogen geboren werd, wat hun wereld was, hun alledaagsheid. Dat, en het vertelplezier van Martha Heesen. Het hierboven aangehaalde citaat bestaat uit een lange, meanderende zin. Dat is geen uitzondering. Het zijn zinnen die dwingen tot aandachtig lezen, die een sterk ritme hebben. Deze korte roman is het eerste werk voor volwassenen dat Martha Heesen schreef. Ze is een succesvol kinderboekenschrijfster, meermaals bekroond. Dat oeuvre ken ik niet, maar Zeiseman is prachtig.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De lus

Auteur:
Martha Heesen
Categorie(ën):
Literatuur

Zeiseman

Auteur:
Martha Heesen
Categorie(ën):
Literatuur

Zeiseman