"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Zelf gedichten lezen

Dinsdag, 27 april, 2021

Geschreven door: Gerbert Faure, Jan de Jong, Bas Jongenelen
Artikel door: Bas Aghina

Dit boek is close and slow reading van topniveau

[Recensie] Wat is het nut van poëzie? Deze vraag wordt niet gesteld in het boek Zelf gedichten lezen. Een reis over de onbewandelde wegen van de poëzie van Gerbert Faure, Jan de Jong en Bas Jongenelen. Terwijl we bij veel dingen al snel vragen naar het nut ervan dingen. Logisch, in onzekere tijden die ons op ieder terrein uitdagen onszelf opnieuw uit te vinden. De nutsvraag wordt echter vaak beantwoord door wat we met de kennis van nu belangrijk vinden. Maar veel dingen laten pas later hun diepere rol, betekenis en nut zien, bij het achterom kijken. Het is daarom maar goed ook dat deze nutsvraag niet wordt gesteld. En toch geeft dit boek indirect regelmatig antwoord op deze vraag, van een gedicht in het bijzonder en de poëzie in het algemeen. En dat is eigenlijk nog veel beter.

In drie groepen van circa vijftien gedichten verdeeld over de perioden 1890 – 1950, 1950 – 2016, laten de auteurs zien hoe je gedichten kunt lezen. Van Herman Gorter tot en met Hannah Binsbergen worden hun gedichten vragenderwijs “bewandeld”. Uitgaande van de vrijheid, maar daarmee ook de onzekerheden van ambigue, meerduidige taal die poëzie vaak kenmerkt, verkennen deze drie ervaren docenten de grote thema’s. Liefdes, verlies, dood, identiteit, God, schuld, opstand en oorlog, de beperkingen van onze taal enzovoorts. De auteurs laten zien wat er buiten de geëigende vormen, beeldspraken en ritmen van “huis, tuin en keuken”-boodschappen in proza voor rijkdom ligt aan taligheden, emoties, gedachten, vragen en inzichten in Nederlandse gedichten. Alléén Nederlandse gedichten? Toch niet: een ver familielid, het bekende “De kind dat doodgeskiet is deur soldate bij Nyanga” van Ingrid Jonker (met vertaling) krijgt ook een mooie bespreking.

Dit boek is close and slow reading van topniveau: erudiet, zonder pedanterie, vragen stellend waarvan de tijdelijke antwoorden weer nieuwe vragen en betekenissen opleveren. Als een meanderend wandelpad met talloze vergezichten en inter- en intramenselijke inzichten. Met wie wandelen mee ‘hun’ gedichten: Gorter, Gazelle, Leopold, Nijhoff (tweemaal), Marsman (tweemaal), Van de Woestijne, Van Ostaijen, Slauerhoff, Vasalis, Achterberg, Bloem, Vestdijk, Gerhardt, Lucebert (tweemaal), Claus, Campert, Jonker, Waskowsky, De Conninck, Kouwenaar (tweemaal), ’T Hooft, Favery, Kopland, Van Bastelaere, Holvoet-Hanssen, Oosterhoff, Stitou, Heytze, Wuck, Barnas, Zwagerman, De Vis, Gils, Lecompte, Tj. Jansen, Al Galidi, Van Binsbergen. Inclusief verdere ontmoetingen/verwijzingen vaak via fragmenten van andere gedichten, songteksten en proza van Homerus, Van Morrison, Heidegger, Rousseau, Jacques Brel tot aan Spinvis en Guus Meeuwis.

De 42 hoofdstukken beginnen vaak met een concrete uitleg van een gedichten dan weer met een biografische insteek of met een algemener uitstapje naar kunststromingen (het expressionisme bij bespreking van Marsmans Paradise regained). Resultaat: vaak meanderende verwondering, diepe inzichten en verrassende dwarsverbanden of gevoel van vervreemding, weemoed of zelfs irritatie. En ongemerkt ga stel je jezelf de vraag: wat als ik een van de personen in het gedicht zou zijn, wat zou ik doen, ervaren of juist niet? De wandeling voert al snel naar binnen.

Nederlandse Natuurkundige Vereniging

Ook over het dichten zelf vragen de auteurs van alles af. Bijvoorbeeld de vraag van wie een gedicht zou zijn, wordt duidelijk beantwoord. Ingmar Heytzes ‘Satellite City (2011) – met de indrukwekkende regels: “Heilige boeken zijn reisgidsen voor woestijnen waar wij wonen/ (…)Wij groeien op als rozen/tussen oud beton. Wij bloeien bloedrood naar de zon.” – ontlokt de besprekend auteur het volgende antwoord: “En ineens is het een tekst die krachtiger is dan zijn schepper, juist door zo’n simpele ambiguïteit. Met als bijkomend voordeel: zodra de dichter verdwenen is, is het gedicht helemaal van de lezer.” Of de de filosofische vraag: bestaat het volmaakte gedicht? In de bijdrage over Gerrit Kouwenaars De winter staat stil (uit 2002) met de enigmatische beginregels:

“Schrijf de winter staat stil, lees een dag zonder dood
spel de sneeuw als een kind, smelt de tijd
als een klok die zich spiegelt in ijs.”

… komt hier een mooi antwoord op. Handelend over Kouwenaars verloren vrouw, gaat het bij nadere lezing indirect ook over de vraag naar het waarom (het nut?) van poëzie: “We zouden nog een stapje verder kunnen gaan met de bewering dat alle geslaagde poëzie een poging is om via de taal de dood te overwinnen. Het gaat niet alleen om het verlies van een dierbare, maar om de vergankelijkheid van onze ervaringen. Aan de hand van taal proberen we onze ervaringen in leven te houden, maar we merken al snel dat dit instrument ongeschikt is. (…) De mazen van het net van de taal zijn als het ware te grof om de subtiliteit van de ervaring te vangen. Vandaar de poging van Kouwenaar (en andere Vijftigers) om de alledaagse taal te vervormen, in de hoop dat het op die manier wel lukt om de ervaring in haar concreetheid te bevatten. (…)” En dan via een ander gedicht uit dezelfde bundel – veel gedichten komen in gezelschap – wordt duidelijk dat taalvervorming om de eigen ervaring uit te drukken – “waar geurde je toen naar, toen, het was/een woord dat er niet was, zomersneeuw; (…) honinggras.” – een prijs heeft: “Precies om die reden bestaat het volmaakte gedicht niet: ofwel is men helder maar vat men de singulariteit van de ervaring niet, ofwel vat men de singulariteit van de ervaring maar is men vaag. Maar ondertussen is het gedicht er wel degelijk in geslaagd om volmaakt uit te drukken waarom het volmaakte gedicht niet bestaat.”

Met dit soort besprekingen, bespiegelingen en inzichten staat het boek vol mee en maken zo van ieder hoofdstuk een feest voor het oog, ook als dit oog niet alles begrijpt. Of beter: als oog, hoofd en hart niet alles begrijpen van wat er staat. Dan begint het wandelavontuur pas goed.

“Want over een goed gedicht kun je blijven praten, en telkens zal het gesprek weer over iets anders gaan,” aldus de auteurs. Voor wie altijd al het lezen van – moderne – poëzie had willen oppakken maar eigenlijk niet goed wist hoe, is dit boek een van de beste boeken die er zijn. En voor de meer ervaren ‘wandelaar’ biedt deze reis ook veel concrete verdieping, verwondering en rijkdom. Hoeveel nut en zin heb je nog meer nodig als lezend mens?

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles