U Allerhoogste die met licht de massa’s sterren glanzen doet, U, vrede, leven, waarheid, licht: Verhoor ons, Jezus, bidden wij.
De stroming die in de Jordaan terugweek ooit tot drie keer toe hebt U op deze dag gewijd door uw geheimnisvolle doop.
Met schitterende hemelster, wees U het baren van de Maagd, U bracht vandaag de Magiërs naar de aanbeden voederbak.
U hebt de smaak van wijn gestort in kruiken water heel gevuld. De dienaar wist het, schepte uit wat hij niet zelf gegoten had.
Hij merkte hoe het water kleurt, hoe vloeiend het hen dronken maakt. Gewijzigd staat het element verstomd: het kreeg een nieuw gebruik.
Toen hij onder vijfduizend man vijf broden rond liet delen, nam tussen de tanden van wie at ook dan het voedsel almaar toe,
hoe meer het werd verdeeld, hoe meer het brood vermenigvuldigde. Wat dát ziet staat toch wel verbaasd over de bron die eeuwig stroomt?
Onder de hand van wie het brood breekt, stroomt het voort in overvloed. Wat ongebroken liggen blijft schuift broksgewijs naar iedereen.
Ambrosius van Milaan
[Recensie] Hoe kon je in de eerste eeuwen van onze jaartelling gelovigen winnen voor de zaak van de Katholieke kerk en de kerkelijke dogma’s? Veel van de toenmalige kerkleiders kozen voor het schrijven of laten schrijven van hymnen. Liederen waarin de grootheid van God, Jezus, de Heilige Geest, Maria en vaak ook martelaren werd bezongen. Het waren eenvoudige liederen die goed in het gehoor lagen met eenvoudige teksten, goed te snappen voor het gewone volk. Ze verhalen dat God groot is, dat Jezus zich opofferde voor de wereld door te sterven aan het kruis, hoe geweldig Maria was, hoe goddelijke de maagdelijke geboorte van Jezus Christus, enz. De hymnen waren ook bedoeld als troost, troost voor eenvoudige mensen die het zwaar hadden. De hymnen waren gezangen van de hoop, als je je bekeert tot Jezus dan zal je verlossing vinden.
Een van deze dichters van deze hymnen was Ambrosius van Milaan, een van de vier kerkvaders. Hij werd in het jaar 339 n.Chr. geboren in Trier en stierf als bisschop van Milaan in die stad in 397. Naast een groot aantal theologische werken schreef hij voor zover bekend ook veertien hymnen, allemaal volgens hetzelfde strak stramien. Een Ambrosiaanse hymne bestaat uit precies 256 lettergrepen, acht strofen van vier jambische verzen met acht lettergrepen. Ze hebben ook inhoudelijk dezelfde opbouw. Eerst wordt iets goddelijks verheerlijkt, vaak worden wonderen genoemd, dan wordt gekeken hoe dat uitpakt voor de wereld en voor mensen om te eindigen met de conclusie dat het belangrijk is om te geloven.
Een voorbeeld is de hierboven weergegeven hymne getiteld Inluminans Altissimus, vertaald als U Allerhoogste die met licht…
Eerst wordt de grootheid van God en Jezus geroemd. Dan noemt Ambrosius vier momenten uit het leven van Jezus waaronder een aantal wonderen: zijn doop in de Jordaan, de drie wijzen die hem bezochten in de stal, het wijnwonder tijdens de bruiloft in Kana en het vermenigvuldigen van het brood. Daarna volgt de conclusie dat iedereen die bij Jezus is mee mag delen.
De hymnen van Ambrosius zijn recent vertaald uit het Latijn
door de Vlaamse classicus Patrick Lateur, en aangevuld met nog dertien hymnen
van volgers van Ambrosius. Lateurs inleiding bij de werken is zeer informatief,
net zoals de annotaties bij de in totaal 27 hymnen. Lateur plaatst de hymnen in
de tijd waarin ze zijn geschreven en legt uit wat er in de gedichten staat, wat
er mee beoogd werd. Historisch heel interessant.
Maar kunnen hymnen uit de vierde eeuw na Christus de hedendaagse mens nog wat vertellen, op religieus of spiritueel gebied? Op die manier heb ik het boek namelijk toch ook willen lezen. En ik vond het lastig een aanknopingspunt te vinden. De gedichten zijn daarvoor te statisch en te euforisch over hoe geweldig het Christendom en prachtig al die geloof dogma’s zijn. Voor ons zijn de dogma’s van deze kerk juist lastig om nog letterlijk te nemen en ze niet enkel als symbolisch te zien. Voor veel mensen tegenwoordig is geloven iets individueels, iets wat moet passen in de eigen zoektocht naar spiritualiteit en innerlijke beleving. Het gaat steeds minder over het je onderdeel voelen van een gemeenschap. Deze hymnen gaan daar juist wel over.
Maar goed, als je de inleiding van vertaler en annotator Lateur aandachtig bestudeert, dan kom je tot de conclusie dat het ook niet de bedoeling is om deze hymnen te lezen. Lateur citeert in de inleiding een andere kerkvader en tijdgenoot van Ambrosius: Augustines. “Hymen zijn gezangen die een lof van God bevatten. Is er een lofprijzing die geen betrekking heeft op God, dan is er van hymne geen sprake. Is er een lofprijzing van God maar wordt er niet gezongen, dan is er van een hymne [ook/rd] geen sprake.”
We moeten ze dus zingen of er naar luisteren, niet lezen.
Als je op Youtube goed zoekt kun je een paar van Ambrosius’ hymnes horen. Een
aantal zijn al die eeuwen doorgegeven en overgeleverd en maken nog steeds deel
uit van de Latijnse liturgie. En ik moet zeggen, gezongen zijn ze prachtig en dan
houden mijn bezwaren geen stand. Luister bijvoorbeeld hier naar bovenstaande hymne.
Lateur heeft de bundel met hymnes dan ook niet voor niets de titel meegegeven: Zingen moet ons hart.