"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Zoo lang ik hoop te leven

Woensdag, 26 mei, 2021

Geschreven door: Claudia Carli
Artikel door: Liliën LP

Opdat we nooit zullen vergeten…

[Recensie] Het thema van de maand mei bij Perfecte Buren is vrijheid. Vrijheid in alle definities van het woord, in al zijn facetten en alle soorten. Letterlijke vrijheid, geestelijke vrijheid of gewoon vrijheid om jezelf te zijn.

Ik heb gekozen voor een waargebeurd verhaal van een twaalfjarig Amsterdams meisje, Alida Lopes Dias. Alie voor vrienden. Op het Joods zijn na had ik dat meisje kunnen zijn. Woonachtig te Amsterdam, duidelijk geen Ariër met mijn bruine teint en ook ik had een poëziealbum (of poesiealbum zoals we dat noemden).

‘Zoo lang ik hoop te leven’ is gebaseerd op het poesiealbum dat Alie op haar twaalfde verjaardag in 1941 krijgt van haar ouders. Helaas overleeft Alie Sobibór niet en grote zus Gretha geeft het album vlak voor haar dood aan de tweede vader van Claudia Carli. Geïntrigeerd door het album en de negentien meisjes die een versje voor hun vriendin Alie schreven, gaat Claudia op zoek naar deze meisjes. Slechts zes van deze negentien meisjes overleefden de oorlog. Nog geen een op de drie meisjes!

Vol eerbied pak ik het boek erbij. Dit is een boek dat je in papiervorm moet lezen. De originele pagina’s, versjes en plaatjes van het album wisselen af met waargebeurde gesprekken en gebeurtenissen in verhaalvorm. De cover is iets vergeeld. Een foto in sepia van Alie en haar hondje Roosje trekken de aandacht. Wat een mooi meisje. Het doet me pijn en verdriet te weten dat Alie nooit een vrouw wordt, niet de leeftijd bereikt die ze gehoopt had. ‘Moeder […] geeft haar dochter een kus. Haar omhelzing is stevig. Ze wenst dat Alie honderd jaar mag leven. “Dan is het 2029,” rekent Alie uit. “Kan ik me dan nog herinneren hoe het vandaag was op mijn verjaardag?” pag. 17

Boekenkrant

Ik open het boek. Nog een stomp in mijn maag. Er staan poesieplaatjes in. Als jong meisje had ik ze ook. Met glitter, zonder glitter, dieren, bloemetjes en popperige kinderen. Naar boven komen de herinneringen van het plezier dat ik had bij het uitzoeken van de plaatjes, passende bij de diepte van de vriendschap met het meisje wier album het was.

Claudia Carli begint het boek met een voorwoord waarin zij uitlegt waarom het boek er moest komen. Ik denk na. Hoe kan het zijn dat de ene getuigenis wereldwijd bekend wordt en de andere niet? Anne Frank en Oskar Schindler zijn de eerste namen waaraan ik denk. Waarom ken ik als stadsgenootje de geschiedenis van Alie niet? Ik ben dankbaar dat ik het verhaal van Alie, haar vrienden en familie mag lezen. Ik zal haar en haar naasten nooit meer vergeten. Volgende Dodenherdenking zullen ook zij in mijn gedachten en gebeden zijn.

19 september 1941. Alie wordt twaalf. Joden mogen nog maar weinig doen; er is steeds minder geld en steeds minder vrijheid. “Een poesiealbum!’ Ze opent het boekje, de bladzijden zitten nog helemaal tegen elkaar geperst. Het hagelwitte papier ruikt nieuw. Alie houdt van boekjes en papier. Ze kon uren in winkels rondsnuffelen. Maar dat was voor de oorlog. Nu is het een luxe die ze zich niet meer kan veroorloven.’ pag. 17-18.

‘Dit album behoort aan mij
Zoo lang ik hoop te leven
Alie is mijn naam al bij me geboorte gegeven
Dias is mijn naam al van mijn vaders stam
Amsterdam de plaats waar ik ter wereld kwam.’

Als dochter van Surinaams-Hindoestaanse Nederlanders wist ik niet dat zoveel Joden andere namen hadden die niet eindigden op bijvoorbeeld -Berg en -Stein. ‘[Meneer Roeg] vraagt wie een Portugese naam heeft. Alie en een aantal andere kinderen steken hun vinger op. Hij legt uit dat de meeste Joden in die periode vanuit Spanje naar Portugal zijn verjaagd. Later – toen ze daar ook niet meer welkom waren – zijn de meesten naar het noorden gevlucht, velen naar Amsterdam. Hier waren ze welkom.’ Pag. 42-43.

Hoe ironisch. De vraag rijst bij me op: Waarom zijn Joden steeds weer vervolgd? Wat hebben ze gedaan om niet als mens behandeld te worden? Op een gegeven moment gaat Alie met hondje Roosje naar het Sarphatipark. Opeens hangt daar een bord dat het verboden is voor Joden om het park in te gaan. Alie is verward, want Roosje mag wel naar binnen. Haar bestaan is minder waard dan dat van een hond!

Wat me ook enorm raakt, zijn de namen en data. Elk meisje (en een paar anderen) worden bij de naam genoemd en bij hun verhaal staat een geboortedatum én een sterfdatum. In mijn hoofd uitrekenend besef ik dat ze bijna geen van allen ouder dan 12-13 zijn geworden. Ze hebben nooit hun eerste zoen beleefd, zij zijn nooit naar de middelbare school gegaan en ze hebben nooit hun dromen waar kunnen maken.

Zelfs nu nog, na zeker 35 jaar les over de Tweede Wereldoorlog in Nederland, leer ik nieuwe feiten kennen. Zo heb ik nooit geweten dat de Joodse Ster op de kleding zelf betaald moest worden met geld en textielpunten. Ik heb gehoord over de verzamelplaats in De Schouwburg, maar ik wist niet dat Nederlandse agenten daarbij betrokken waren. Joden mochten niet meer met de tram en de fiets, zij moesten overal naartoe lopen. Ik zie in mijn verbeelding de straten van o.a. De Pijp en Rivierenbuurt. Hoe vaak loop ik daar niet en pak ik gemakkelijk de tram als ik te moe ben of gewoon geen zin meer in lopen heb. De enige keren dat Joden de tram mochten nemen, was als ze naar het treinstation werden begeleid en op transport werden gezet om vaak nooit meer terug te komen.

Nog meer dan de wreedheid van de Nazi’s, maakt de verraderlijke houding van ‘gewone’ Amsterdammers me boos. Als de bloemen te duur waren, gaven ze de Joodse mentaliteit van vader Leendert daar de schuld van. Als Alie zonder ster naar buiten gaat, trekt de buurvrouw haar grote klep open. Het aantal Joodse dodelijke slachtoffers afkomstig uit Nederland is ontzettend hoog. Slechts een kwart van alle gedeporteerden kwam terug, om dan te ontdekken dat ze geen bezit meer hadden en dat zelfs hun woningen bewoond werden door anderen die er niet uit wilden.

Claudia Carli heeft een vlot lezend boek geschreven gebaseerd op waargebeurde feiten. Hierdoor vind ik dat kinderen uit de bovenbouw ook dit boek, al dan niet samen met hun ouders of ouderen kunnen lezen. Nu steeds meer getuigen van de oorlog er niet meer zijn, moeten we middels dit soort boeken de verhalen en herinneringen levend houden. Dit boek hoort in de lesstof thuis en ik raad het absoluut aan om een close-up te krijgen van wat haat kan doen. Trek hieruit lering en voorkom een herhaling.

Nog een persoonlijke opmerking van mij: Nee, deze coronacrisis valt niet te vergelijken met WWII. We hebben al onze vrijheden nog, iets beperkter dan vroeger, maar we mogen naar buiten toe. We mogen met de tram, we mogen de winkels in en vrij op straat lopen. De volgende persoon die zoiets tegen mij zegt, kan een vuist in het gezicht verwachten. Niets is zo erg als oorlog en haat!

Ik geef Zoo lang ik hoop te leven vier sterren voor het verhaal en nog een ster voor de inzichten en nieuwe dingen die ik heb geleerd. Een totaal van vijf sterren opdat we nooit zullen vergeten…

Eerder verschenen op Perfecte Buren