"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Zoveel verlangen op zo'n klein oppervlak

Donderdag, 18 juli, 2019

Geschreven door: Karl Ove Knausgård
Artikel door: Roeland Dobbelaer

Edvard Munch was er altijd

[Recensie] Zomer 1983, samen met mijn wijlen oudste broer Ferdie zwerven we een paar weken door het onherbergzame Lapland. We slapen goed, behalve die nacht dat we doorlopen om de noorderzon te kunnen zien. Op de terugweg doen we Oslo aan en geheel toevallig, na het bezoek van het plaatselijk kasteel en natuurhistorisch museum, besluiten we ook eens een kunstmuseum te bezoeken. Van huis uit heb ik veel meegekregen over literatuur, filosofie, religie en natuurwetenschappen, maar het domein kunst en cultuur speelde niet echt een rol in mijn jeugd. Het museum blijkt het Edvard Munch Museum te zijn. Van de schilder hebben we nog nooit gehoord, laat staan dat we weten in welk tijdvlak de kunstenaar opereerde of hoe we zijn kunst moeten plaatsen. We worden van onze sokken geblazen, wat een kracht en expressie, hoe Munch de menselijke emoties (wanhoop, jaloezie, verdriet, verlies) op het doek verbeeldt, geniaal. Alle iconische werken van Munch komen langs, reproducties van De schreeuw, Madonna, Melancholie, helemaal aan het eind van de expositie hangt een levensgrootte Nietzsche, waar ik als eerstejaars filosofie net verslingerd aan raakte. We zijn diep onder de indruk. Daar in de zomer van 1983 werd de moderne kunst voor mij geboren. Een paar jaar later bezocht ik in Londen The National Gallery waar ik Het zieke kind zag, sindsdien mijn favoriete Munch, alhoewel het portret wat Munch van zijn zus Inger (Inger in het zwart, zie de cover van besproken boek) maakte bijna net zo mooi is.

Sinds die zomer van 1983 voelt de wereld van de kunst als een eigen wereld, als een wereld die ik zelf heb ontdekt. Een wereld die me misschien daardoor veel liever is dan de wereld van de letteren of zelfs de filosofie. Sindsdien is Edvard Munch ook altijd een constante geweest. Als ik iets van hem kan zien, rijd ik er voor om. De tentoonstelling over Munch in het Rotterdamse Kunsthal bezocht ik met Willeke, de inmiddels volwassen dochter van mijn broer. Mooi was te zien was dat bij de tentoonstelling uit 1912 in Keulen Mission Moderne (Die Jahrhundertschau des Sonderbundes) Munch zo’n prominent rol had. Naast Van Gogh en Picasso was Munch een van de helden daar, de tentoonstelling werd  in 2012 herhaald, die bezocht met enkele zeer dierbare vrienden bezocht.

Munch als een ijkpunt voor het leven. Munch als wapen tegen verdriet, wanhoop, angst, verlies, jaloezie. Munch schilderde niet mooi, niet om iets te maken dat technisch klopt, hij schilderde “zijn eigen persoonlijke trauma’s in een symbolisch expressionisme, waarbij het uiterlijke alleen maar diende om het innerlijke gestalte te geven of te illustreren, en waarbij het historische en maatschappelijke zo goed als helemaal afwezig zijn.”

Het citaat is van de bekende Noorse schrijver Karl Ove Knausgärd, die met zijn cyclus Mijn strijd de harten van veel lezers stal. In de monografie Zoveel verlangen op zo’n klein oppervlak, Een boek over de werken van Edvard Munch beschrijft hij zijn liefde voor de schilder. De eerste keer dat hij Munchs werk zag was vergelijkbaar met mijn eerste aanraking met Munch:

Boekenkrant

“Ik herinner me de eerste keer dat ik Munchs schilderijen in het echt zag nog goed. Het was in Oslo, in de Nationale Galerie, ik moet ongeveer achttien jaar zijn geweest en had tot dan nog maar zelden een museum bezocht en was niet bijzonder geïnteresseerd in kunst. Ik was meer bezig met muziek en literatuur, maar vanuit een honger naar kennis of een verlangen naar inzicht – de muziek was deels identiteitsbepalend, die zei iets over wie ik wilde zijn […], terwijl het bij literatuur in de eerste plaats om een vlucht voor de werkelijkheid ging, de vreugde andere en vreemde werelden te kunnen betreden.

Waarom ik in Oslo was, herinner ik mij niet meer […] wat ik me wel herinner zijn al die Noorse nationaal romantische schilderijen, dat ik er enthousiast over was en onder de indruk van hun natuurgetrouwheid. En vervolgens herinner ik me hoe ze door de ruimte met Munchs schilderijen werden overklast, dat Munsch schilderijen zo’n bijzondere uitstraling hadden dat alle andere schilderijen erbij verbleekten. Het was alsof ze zich op een ander, hoger niveau bevonden. […] Als beleving herinnerde het mij aan de beleving die ik had gehad toen ik Dostojevski voor het eerst las, het gevoel van acute relevantie was hetzelfde.”

En zo werd Munch dé schilder in het leven van Knausgärd. In Zoveel verlangen op zo’n klein oppervlakte verteld hij op anekdotische wijze wat Munch voor hem betekende en betekent. Hij gaat zigzag door het werk en leven van Munch heen een deelt zijn waarnemingen en overpeinzingen met de lezer. Je moet goed op de hoogte zijn van het werk van Munch en de moderne kunstgeschiedenis, anders valt er weinig aan te begrijpen. De schilderijen van Munch worden als bekend verwacht en zo ook het levensverhaal van de kunstenaar. Dit boek is uitsluitend leesvoer voor gevorderden Munch-kenners, en niet voor de gemiddelde Karl Ove Knausgärd-lezer.

Deel 1 van Zoveel verlangen op zo’n klein oppervlakte is verreweg het interessants, hier probeert Knausgärd Munchs schilderijen te verklaren, hem in zijn tijd te plaatsen en zijn persoonlijke geschiedenis te koppelen aan diens schilderkunst. En dat geeft de mooiste inzichten (in de andere delen vertelt hij over een tentoonstelling die hij moest samenstellen over Munch en gesprekken met voor ons onbekende Noorse kunstkenners). Knausgärd zet Munch af tegen tijdgenoten, vergelijkt hem met schrijvers en citeert filosofen (Deleuze, Kierkegaard) om het werk van Munch te verklaren. Op elke pagina roemt Knausgärd de volkomen uniciteit van Munch. Een van de interessante passages is als de schrijver Anselm Kiefer bezoekt en hem laat praten over Munch. “Even later zei Kiefer me […] dat hij verrast was geweest toen hij al de eerste keer alle schilderijen [van Munch/red.] had bekeken, omdat zoveel werken, misschien wel zeventig procent, zwak waren. Meteen daarna nuanceerde hij dat en zei hij dat die werken meer als een proces waren, op weg naar een doel, in tegenstelling tot afgewerkte, de goede, de meesterwerken.”

Munch had een buitengewone verdrietige jeugd, hij verloor zijn broer en favoriete zusje op jonge leeftijd. Daarnaast was hij zelf een tijd lang ziek (tuberculose) en was hij als volwassen man nauwelijks in staat om ‘normale’ relaties met andere mensen aan te gaan, het verdriet uit zijn jeugd was te groot. Het schilderen was de enige uitlaatklep. Knausgärd laat met Kiefer zien dat het Munch niet ging om perfect te schilderen, het ging hem er niet om om een landschap perfect weer te geven, of een mens, of een gezicht. Volgens Knausgärd ging het Munch om het echte leven te laten zien, en dat is niet volmaakt of perfect. In misschien wel het mooiste deel van het boek vergelijkt hij Munch met de beroemde Russische schrijver Fjodor Dostojevski: “Munch bezat diezelfde intensiteit, hij wil rechtstreeks naar de essentie, en hoewel zijn temperament koeler is, zijn levensinzicht geringer, en het goddelijke en de genade in zijn schilderijen geheel afwezig zijn, bezitten ook zij zoveel kracht dat ze de esthetische waardeoordelen buitenspel zetten. Munchs domein was niet de extase en de religie, het goede en het kwade, maar het leven en de dood, de vrouw en de seksualiteit, en boven alles eenzaamheid. Ik ben ervan overtuigd dat hij de essentie zocht […].” Volgens Knausgärd moet je Munch niet alleen maar zien als fin de siècle schilder van de 19de eeuw. Maar Munch is juist zo fascinerend doordat iets wat “persoonlijk en tijdgebonden” is “als algemeen geldend en universeel wordt voorgesteld […] alsof het vanuit een andere wereld naar ons toe is gezonden.” En dat geeft een gevoel van herkenning en misschien vooral van troost.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles

Boeken van deze Auteur:

Buiten de wereld

Edvard Munch, gesehen von Karl Ove Knausgård

Zoveel verlangen op zo'n klein oppervlak

Vader