"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Uit de hoek 105: Schilders en schrijvers

zondag, 26 maart 2023

Marc Schoorls brutale vrijplaats

[Column] Het verschil tussen Vermeer en Rembrandt kon niet groter zijn, geloof ik. Alsof ze in heel andere werelden leefden en in totaal andere tijden. Maar nee, ze waren geniale tijd- en landgenoten. Het is gewoon ongelooflijk. En dus erg interessant.

Vermeer liet, zoals nu te zien is voor ik zou willen zeggen de geprivilegieerden ons ons, een bescheiden oeuvre na, maar wel een dat àf is, tot in de puntjes verzorgd en georganiseerd. Het is eerst en vooral ook móói. Een Vermeer misstaat nooit. Raadselachtig is het werk ook, waarbij zal helpen dat we niet zo heel veel van de man zelf zeker weten.

Nee, dan Rembrandt. Da’s andere koek. Geen keurige, heerlijk zoet geurende stroopwafels maar dikke mik en heel veel schijnbaar knoeierige kruimels. Vermeer maakt nieuwsgierig en doet glimlachen van geluk, waar Rembrandt intrigeert en tot peinzen stemt. Vermeer’s werk is goddelijk, Rembrandt toont de mens in al zijn soms beschamende facetten. Vermeer is spaarzaam en bijna calvinistisch, waar Rembrandt eerder katholiek is, of in ieder geval barok. Het is stijf tegenover rijk. Altijd aantrekkelijk tegenover ambivalent afstotelijk. Uiterst geslepen tegenover (wederom: schijnbaar!) slordig. Vermeer koestert en beheerst zijn geniale talent, waar Rembrandt overloopt van genie.

Afstand
Vermeer is prachtig licht waar Rembrandt nadrukkelijk speelt – en manipuleert – met licht en donker. Rembrandt was ook nogal van de zelfportretten, waar Vermeer steeds afstand houdt. Vermeer is voorkomend, op zijn schilderijen staan veel meisjes dan wel jonge vrouwen: mooi te zijn. Lelijkheid is bij Vermeer niet te vinden. Het is een welhaast ideale wereld. Het verbaast me niet dat Proust zo gecharmeerd was van zijn werk. Bij Vermeer gaat het om heerlijke doorkijkjes, bij Rembrandt om soms bijna impertinente inkijkjes.

Heaven

Ja, de schilderijen van Vermeer hebben allemaal iets lieflijks, wat je van het werk van Rembrandt lang niet altijd kunt zeggen. Rembrandt is veel rauwer. De Nachtwacht is zelfs een rommeltje, zij het een geniaal uitgevoerd rommeltje. Het doet me een beetje denken aan Reve’s boutade over collega Mulisch: dat was vullis, terwijl Reve leven zou zijn. Ergens klopt dat ook wel. Mulisch is intellectueler werk, bedacht; Reve zie je streven èn sneven. Het is, tot de onbestaanbare kern teruggebracht, idee tegenover emotie.

Want ja, in de literatuur kun je ook een dergelijk onderscheid maken, dunkt me. Neem Van der Heijden en Grunberg – bien étonnés de se trouver ensemble! – enerzijds en zeg Van Dis en Siebelink anderzijds; daarbij is het onderscheid niet eenduidig, maar kent een kartelrand. Het ene is vol en loopt over, het andere klopt als een bus, maar het hart heeft soms meer weg van een pacemaker.

Laat ik het anders zeggen. Er zijn heel veel keurige werken, steeds meer, in de zin van keurig verzorgde romans. Uitgedokterde werken. Vakwerk. Ook hier doet de Amerikaanse invloed zich gelden. De schrijfscholen en -cursussen zijn er niet vreemd aan. Het is literatuur volgens de regels, die wellicht heel goed en functioneel zijn, maar het werk ook kunnen doen doodslaan. Dat levert spannende boeken op die tegelijkertijd met een boog om de hete brij heen eh… draaien. Het is vaak instant-drama. Volgens een vakkundig scenario met opzichtig levendige taferelen. Boeken die heerlijk weglezen en die je een dag later bent vergeten. Niks mis mee. Maar in de literatuur gaat het om boeken die niet in je kouwe kleren gaan zitten. Want, zoals Pirandello uitriep, wij zijn het drama. En dat willen we ervaren. Als een weldadige weelde aan pijnlijk doorvoelde scènes.

Nee, eenduidig is het allemaal niet. Neem Vermeer en Rembrandt. Het zijn wereldbeelden. En ze geven aan dat je de werkelijkheid op verschillende manieren kunt bezien en opvatten. Dat er, kortom, niet één werkelijkheid bestaat. Dat alles gekleurd is, met parelmoer en helder blauw dan wel met clair-obscur. Schilders en schrijvers leren je beter kijken. Zoals kitsch je laat, of verleidt tot, wegkijken. Een beetje kunstenaar is een visionair.

Marc Schoorl (Wassenaar 1962) is de auteur van onder meer de romancyclus Autobiografie van een romanpersonage. Deel 1 is Zes broers en een zus dat in december 2020 verscheen. Het werd deels als feuilleton gepubliceerd op Bazarow.com. Deel 2, Zo Vader, zo zoon, is sinds vorig jaar juli verkrijgbaar en deel 3, O moeder, zei de zoon (en hij liep de zee in) verschijnt binnenkort. Hij publiceerde het eerste & enige Nederlandstalige boek over Joy Division, een kritische hagiografie over Willem Frederik Hermans en een monografie over aforismen (Veelzeggende zinnen). Schoorl schreef voor De Groene AmsterdammerVrij Nederland en andere bladen over literatuur en aanverwante zaken. In zijn zondagse column op Bazarow doet hij verslag van zijn schrijversleven en volgt hij kritisch het literaire wel en wee in Nederland.


Nieuws: Geruchten over fusie uitgeefconcerns VBK en WPG

donderdag, 28 maart 2024

Sinds het Boekenbal op 15 maart gaat er een gerucht rond dat een fusie aanstaande is tussen uitgeef...


Verslag: Wat is het belang van recensies voor de boekenwereld?

donderdag, 28 maart 2024

Succesvolle derde Recensentendag van Bazarow en de Boekenkrant Recensies blijven belangrijk voor...


Nieuws: Best verkopende boeken week 13 - 2024

donderdag, 28 maart 2024

Literatuur grote winnaar van de Boekenweek 2024 De Boekenweek van 2024 ligt inmiddels weer achte...


Podcast literatuur: De Nieuwe Contrabas 133 – Piekt Joost de Vries?

donderdag, 28 maart 2024

Het team van de Nieuwe Contrabas, Hans van Willigenburg en Chrétien Breukers, behandelen in editi...