"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Utopia Avenue

Vrijdag, 18 september, 2020

Geschreven door: David Mitchell
Artikel door: Marnix Verplancke

Fraai beeld van een magisch tijdperk

Vooruitgang, het is een woord dat David Mitchell vaak in de mond neemt wanneer we hem spreken over zijn nieuwste roman Utopia Avenue: “Het utopische denken stuwt ons vooruit in de richting van een meer beschaafde beschaving, een die de naam beschaving waardig is en meer is dan geïnstitutionaliseerd geweld.”

[Interview] “Heb je ooit wel eens het gevoel gehad dat je graag getuige was geweest van een cruciale gebeurtenis uit het verleden? Van de bestorming van de Bastille bijvoorbeeld? Of van de eerste transatlantische vlucht, ik zag maar wat? Zelf was ik graag in het New Yorkse Chelsea Hotel geweest, in de lente van 1968, toen Leonard Cohen en Janis Joplin elkaar om drie uur ’s nachts in de lift ontmoetten en het meteen duidelijk was dat er seks in de lucht hing. Maar dat kan natuurlijk niet. Dus beeld ik het me in en schrijf ik erover.”

In zijn nieuwste roman Utopia Avenue laat David Mitchell niet Janis Joplin bij Cohen in de lift stappen, maar wel Elf Holloway, de zangeres van de band uit de titel van het boek. Met zijn donkere basstem vertelt Leonard haar dat Janis Joplin die avond een feestje geeft op het dakterras van het hotel en dat hij hoopt haar daar te zullen ontmoeten. Wat ook gebeurt, en wat een van de knapste scènes uit de roman oplevert, vol knipogen en doorkijkjes naar de latere carrière van de zanger.

Utopia Avenue gaat over Levon Frankland, een muziekmanager met een neus die folkzangeres Elf Holloway, bluesbassist Dean Moss, gitarist Jasper de Zoet en jazzdrummer Griff Griffin in 1967 samenbrengt in een band, hoe die band eerst Engeland en dan ook Amerika verovert en hoe een jaar later alweer alles voorbij is. Op guitige, maar ook vernuftige wijze geeft Mitchell een beeld van een tijdperk en laat hij daarbij illustere grootheden als David Bowie en John Lennon door het beeld struinen.

Boekenkrant

“Hoe is het mogelijk dat geluidstrillingen in de lucht een endicronologisch effect uitlokken bij mensen?,” legt Mitchell uit wat hem dreef bij het schrijven van zijn bijna zeshonderd pagina’s dikke nieuwe roman, “Hoe kan muziek een identiteit verschaffen en ongelukkige tieners zich opeens laten afvragen wie ze zijn? Hoe kan muziek een spiegel zijn waarin we authentiekere versies van onszelf te zien krijgen die we prefereren boven wat we normaal in die spiegel zien. Hoe kan muziek werken als een teletijdmachine die ons toont wie we waren toen we voor het eerst dat bepaalde nummer hoorden en ons terug mee de tijd inneemt iedere keer we het weer horen? Waarom is muziek zo betoverend en kan een klein onnozel melodietje zich vasthaken in je brein waarna je er dagenlang niet meer vanaf raakt? Waarom is bepaalde muziek goed en andere niet? Neem bijvoorbeeld John Coltrane’s ‘My Favorite Things’. Waarom is dat goed? Want dat is het, maar ik zou echt niet weten waar te beginnen als ik zou moeten uitleggen waarom. In feite zou je de roman als een heel lang essay kunnen zien, waarbij de plot alleen maar een middel is om over die vragen na te denken.” 

En waarom 1967 en ‘68?

“Omdat Frank Zappa in 1967 een eerste plaat kon maken, wat in 1957 of 1977 niet gelukt zou zijn. Er gebeurde toen iets speciaals en vernieuwends in de muziek. Opeens kwam alles in een stroomversnelling terecht. Het was een van die magische momenten in de geschiedenis waarop alles mogelijk lijkt. Je bedacht iets, stapte ermee naar een platenmaatschappij en voor je het wist zat je in een studio en had je een plaat, lijkt het achteraf wel. In 1968 voedde de muziek de tegencultuur en de tegencultuur voedde de muziek. Muziek had een maatschappelijke functie. Je gaf er ideeën mee door over hoe de wereld in elkaar zou moeten zitten en wat er moest veranderen. Muziek verbond mensen die er dezelfde ideeën op nahielden, overal op aarde. Dat was nooit eerder gebeurd, en het zou ook nooit meer gebeuren. Hoe kon ik dus over een ander tijdperk schrijven? Dit was gewoon een inkoppertje. Ik had bij wijze van spreken de verdedigers achter me gelaten, de doelman lag verslagen op de grond, en toen kwam die perfecte voorzet. Waarmee ik natuurlijk niet wil zeggen dat het boek makkelijk te schrijven was. Dat is iets anders.”

Was het ook een onschuldige tijd?

“Wanneer je het woord onschuldig opzoekt in een woordenboek, zul je er als synoniem naïef bij terugvinden. Die twee leunen dicht bij elkaar aan, net als idealistisch en utopisch trouwens. Die onschuld had 1976, maar tegen het einde van 1968 was die alweer verdwenen. De grote platenmaatschappijen gooiden zich op de muziek en eigenden zich die toe. De alternatieve mode werd mainstream en de beet werd uit de beweging gehaald. Later zag je hetzelfde gebeuren met de punk. Ook die werd heel snel gecommercialiseerd en geneutraliseerd. Maar er was ons eerst wel een korte blik op Utopia gegund, op een wereld waar huidskleur geen rol speelde, ongelijkheid op een fundamentele manier werd aangepakt en LGBTQ-rechten gegarandeerd waren. Het was wellicht naïef om te denken dat wat muziek en een paar concerten een betere wereld zouden inluiden, maar ze toonden wel de richting waarin we verder moesten. En kijk waar we vandaag staan? Er is vooruitgang geboekt, maar niet voldoende, denk ik, maar het is niet omdat een idee naïef is, dat het ook onwaar zou zijn.”

Beleven we vandaag opnieuw zo’n tijd?

“Het utopische denken maakt een golvende beweging. Soms verdwijnt het een paar jaar of decennia ondergronds om dan opeens weer de kop op te steken. Ik denk inderdaad dat we vandaag een nieuwe opstoot meemaken, veroorzaakt door de moord op George Floyd. Het utopische denken gaat immers nooit weg, het blijft altijd leven, omdat we mensen zijn en het utopische denken nodig hebben. En het werkt ook. Ik leef liever in 2020 dan in 1920, 1820 of 1720. Het utopische denken stuwt ons vooruit in de richting van een meer beschaafde beschaving, een die de naam beschaving waardig is en meer is dan geïnstitutionaliseerd geweld. Het gaat niet snel, dat geef ik toe, en ik begrijp het wanneer mensen ongeduldig worden, maar de vooruitgang bestaat echt.”

Veel mensen zouden nochtans zeggen dat we vandaag in distopische tijden leven in plaats van in utopische.

“Met Trump, Johnson, Bolsonaro en Poetin lijkt de toekomst inderdaad precairder dan twintig jaar geleden. De leiderschapskwaliteiten van de politieke voormannen van toen lijkt inderdaad een stuk hoger te liggen dan van de huidige. Het openlijk ondermijnen van de democratie gebeurde toen misschien ook wel in het geniep, maar niet openlijk. En toch geloof ik dat dit slechts een tijdelijk dipje is, zoals we die in het verleden nog gehad hebben. En we moeten ook niet overdrijven natuurlijk. Zoals ik net al zei, neem een teletijdmachine terug de tijd in en je zult zien dat we zelfs vandaag nog geen reden tot klagen hebben. Je zal er vlug van overtuigd zijn dat de vooruitgang wel degelijk bestaat. Behalve wanneer je een mannelijke aristocraat bent misschien. Het is mogelijk dat je dan liever in 1920 zou leven dan vandaag. De vooruitgang is reëel, maar niet automatisch. We moeten er wel iets voor doen natuurlijk, en dat kan via muziek.”

Ook vandaag nog? Misschien word ik oud, maar die utopische drive hoor ik niet in de hedendaagse muziek.

“Je wordt niet oud, je bent het al. En ik ook hoor, als dat een troost mag zijn. Net zoals onze ouders geen snars begrepen van de muziek waar wij naar luisterden, staan wij hoofdschuddend te kijken naar onze kinderen die betekenis en zin puren uit hun ‘lawaai’. Luisterden jouw ouders naar ‘Dark Side of the Moon’ van Pink Floyd? Waarschijnlijk niet, maar ze hadden het wel moeten doen. En zo moeten wij ook openstaan voor de muziek waar onze kinderen naar luisteren. Natuurlijk is 90% gewoonweg ondermaats, dat zal vroeger ook wel zo geweest zijn, maar dat betekent niet dat we die overige 10% zomaar mogen negeren, of die 1% die werkelijk om van achterover te vallen is. Die ‘Dark Side of the Moon’ wordt vandaag ook gemaakt, alleen ken jij die niet. Misschien moet je je kinderen vragen dat ze een playlist voor je samenstellen.’ (lacht)

Geef dan eens een voorbeeld.

“Rap is een en al politiek. Neem bijvoorbeeld Stormzy, waar mijn dochter fan van is. Die heeft geen enkel nummer dat a-politiek is. En hij is ongetwijfeld een van de beste tekstschrijvers ooit. Hoe hij woorden draait en er de betekenis van verkent is fenomenaal. Daar kunnen die grote namen uit de jaren zestig een puntje aan zuigen. Het is pure Seamus Heaney. En ook op folkgebied gebeuren er spannende dingen. Mijn dochter wees me ook op BTS, een Koreaanse boysband bestaande uit zeven zwaar geschminkte jongens die dan opeens blijken te zingen over de noodzaak om te gaan stemmen omdat je anders niet gehoord wordt. Maar je hebt natuurlijk deels gelijk. Dat blijft uitzonderlijk, want de meeste pop gaat inderdaad over seks, een onderwerp waar jongeren ook heel erg in geïnteresseerd zijn. Maar misschien moeten we ook daar meer begrip voor opbrengen. Een tijd geleden werd ik uitgenodigd om met een stel andere schrijvers rondgeleid te worden in de Londense City. Onze gids was de hoofdarchitect van die wijk, die de taak had het leven in dat stadsdeel te verbeteren via architectuur, en daar vielen voor hem niet alleen flashy kantoortorens onder, maar ook pubs en clubs. Hij zou pas echt geslaagd zijn in zijn opzet, zei hij, wanneer hij twintigers zou kunnen overtuigen daar te gaan wonen. Vandaag betalen ze nog niet veel belastingen, voegde hij eraan toe, maar dat speelt geen rol, want die jongeren brengen innovatie en frisse ideeën mee, want wie seksueel actief is, is ook intellectueel actief. Ik vond dat een bijzonder pientere kijk.”

Wat ook voor de personages in je boek geldt natuurlijk. Na de muziek lijkt seks hun voornaamste bezigheid.

“Misschien was 1967 wel zo’n fantastisch jaar voor de muziek omdat de seksuele moraal op korte tijd helemaal veranderde en de liefde vrijgemaakt was. Wanneer je jong bent, heb je veel creatiever ideeën. Je durft meer. Ik denk bijvoorbeeld niet dat ik vandaag nog een boek als Cloud Atlas zou kunnen schrijven. Wellicht zou ik afknappen op de onwaarschijnlijkheid dat een boek dat zes keer opnieuw begint een succes zou kunnen worden. Maar twintig jaar geleden zag ik het anders. Ik wil me niet vergelijken met een geniale muzikant, maar ik denk wel dat ik toen eenzelfde enthousiaste creativiteit voelde. Ik wou experimenteren, alles uitproberen, de grenzen van de roman verkennen. Dat jonge aftasten van je mogelijkheden verdwijnt wanneer je ouder wordt. Je kan dan alleen maar hopen dat het gecompenseerd wordt door een betere techniek.”

In een tijd waarin alle populaire bands uit mannen bestonden, denk maar aan de Beatles en de Stones, introduceer jij bandlid Elf, die de eerste vrouw wordt die in Top of the Pops een instrument bespeelt en ook nog eens biseksueel blijkt. Een statement?

“Om het vandaag te schrijven gelukkig niet, maar voor 1967 wel natuurlijk. Toen was het zelfs gevaarlijk voor een vrouw om carrière te willen maen in de popmuziek. Een statement? Ja dus, maar het is Elf die je moet roemen en niet mij. Dat dit vandaag doodnormaal is, bewijst nog maar eens mijn stelling dat de vooruitgang reëel is. Wij vinden het vandaag vanzelfsprekend dat wanneer Elf zich aangetrokken voelt tot vrouwen, zij ook een relatie aanknoopt met een vrouw, maar in 1967 lag dat wel even anders. Toen zwaaide de hetero man nog de plak en alles wat van zijn visie afweek diende bestreden te worden. Ook binnen de tegencultuur trouwens, waar mannen zich opwierpen als goeroes die recht hadden op alle vrouwen, terwijl die vrouwen eerder dienstmeiden waren, alleen goed voor seks, eten maken en nadien de afwas doen. Tot op zekere hoogte geldt die mannelijke heterohegemonie ook vandaag nog, maar het vergt niet langer intellectuele moed om er tegenin te gaan. Dusty Springfield liep ongeveer hetzelfde parcours als mijn Elf, maar dan tien jaar vroeger, en iedereen gaf toen toe dat dit bijzonder moedig was van haar.”

Stond zij dan model voor Elf?

“Niet echt. Ik had geen voorbeeld nodig. Voor mij was de beslissing om Elf in de band te steken een no-brainer. Een roman met vijf mannelijke hoofdrolspelers zou al te veel naar testosteron geroken hebben. Een goede roman heeft nood aan vrouwelijke energie. En het maakt de band ook interessanter. De andere bandleden moeten zich een beetje intomen voor haar, ze kunnen geen harde, chauvinistische kerels worden. Ze letten op hun woorden en misschien worden ze daardoor betere versies van zichzelf. Ik woon in Ierland, waar er nog steeds jongens- en meisjesscholen bestaan. Ik vind dat werkelijk een aberratie. Zet een stel jongens bij elkaar zonder dat er meisjes in de buurt zijn en je eindigt met een bende halve idioten. En voor meisjes geldt hetzelfde. Wanneer er een jongen in de buurt is, zijn meisjes op hun veertiende of vijftiende minder monsterachtig tegenover elkaar. Door Elf te introduceren kon ik de waanzin van die mannenwereld extra in de verf zetten, een beetje zoals in Mad Men gebeurt in feite.”

Is een relevante roman altijd politiek geladen?

“Dat moet de schrijver zelf bepalen. Ik ben momenteel Hari Kunzru’s nieuwe boek aan het lezen, Red Pill, een expliciet politieke roman, net zoals al zijn romans. Hij is Brits-Kasjmiri, waardoor hij nooit de luxe heeft gehad om een a-politiek leven te leiden. Zo zijn mijn boeken niet, want ik had wel die luxe. Ik ben dus geen politiek schrijver, maar tegelijkertijd ben ik ook nooit niet-politiek. Waar je ongelijkheid vindt, is er ook politiek met een kleine p. Wat mij interesseert is de electronica van de macht, hoe het komt dat degene die de beslissingen neemt, daar de macht voor heeft. De Britse Labour-politicus Anthony Wedgwood Benn, die in de jaren zestig en zeventig meermaals minister en staatssecretaris was, zei op het einde van zijn carrière dat hij niet meer opkwam voor een zitje in het lagerhuis omdat hij te oud werd en meer aan politiek wou gaan doen. Dat is dus de politiek die ik bedoel. Wanneer het over macht gaat, zei Benn, zijn drie vragen cruciaal: hoe ben je aan die macht geraakt, hoe gebruik je die macht en hoe kan die macht je ontnomen worden. Ik hou die drie vragen altijd in het achterhoofd wanneer ik een plot uitdenk.”

Hoe kijk jij aan tegen de veranderende wereld, zal corona de machtsverhoudingen wijzigen?

“Als romancier heb ik alleen een fictionele kristallen bol natuurlijk. Mijn non-fictionele kristallen bol is net zo beduimeld als die van ieder ander. Ik ben er zeker van dat de wereld niet meer als voorheen zal zijn. Wat er precies zal veranderen, is nog onduidelijk, vooral omdat we niet weten hoe zwaar de volgende golven zullen zijn. Ik hoop heel erg dat er iets goeds zal voortkomen uit deze crisis. Ik hoorde onlangs een goede definitie van de arbeidersklasse: zij die niet van thuis uit kunnen werken. Het is inmiddels wel duidelijk dat we heel lang kunnen overleven zonder hedge fund managers, terwijl dat niet zo lang lukt zonder de chauffeur die je online bestelde boodschappen levert. Het is ook duidelijk geworden dat de poetsvrouw in het ziekenhuis net zo belangrijk is als de arts of de verpleegster. Het zou mooi zijn als we dat zouden onthouden. Tot nu toe weten we alleen dat er uit de crisis heel veel doden voortgekomen zijn, en ook dat mag niet vergeten worden. Het voelt momenteel alsof we om de zes maand tien jaar ouder worden, maar ook tien jaar levenservaring opdoen. Ons inzicht groeit iedere dag, maar we moeten ons ook behoeden voor al te snelle beslissingen. Ik zou daarom voor een afwachtende, maar duidelijke houding willen pleiten. We weten niet wat nog op ons afkomt, maar we weten wel welke waarden we willen verdedigen. En het zou mooi zijn als de pandemie uiteindelijk een partner zou blijken bij het verwezenlijken van die waarden. Dan zou alles niet tevergeefs geweest zijn. We zien hoe rechtse regeringen een beleid doorvoeren dat een half jaar geleden nog als marxistisch werd bestempeld, zoals de hulp voor mensen die opeens zonder werk komen te zitten en die veel weg heeft van een algemeen basisinkomen. Ondanks alles kan er dus toch iets goeds uit deze crisis komen. Laat het nieuwe normaal utopisch zijn, en geen flauw doorslagje van wat ervoor kwam. Misschien bestaat mijn antwoord te veel uit wat ik hoop en te weinig uit wat ik verwacht, maar hoop kan tot op een bepaald niveau zelfbevestigend zijn. Althans dat hoop ik toch.”

En op persoonlijk vlak?

“Van live boekpromotie is er natuurlijk geen sprake. Ik word nu verondersteld om midden in de nacht voor mijn computer online conversaties te voeren met mijn Amerikaanse lezers. Maar afgezien daarvan heeft corona in feite niet veel veranderd voor ons gezin. We wonen sowieso wat afgelegen in het zuiden van Ierland, met de zee en het bos dichtbij, waardoor we altijd buiten konden. Het leek soms alsof de wereld een beetje meer als ons werd, een beetje meer autistisch ook. Mensen waren de hele tijd met zichzelf bezig, of met hun kleine gezin, en vielen terug op stereotiep gedrag.”

En hoe reageerde je autistische zoon op de veranderde situatie? Begreep hij wat er gaande was?

“Hij woont thuis. School lukte niet zo goed, dus voeden we hem zelf op. Voor sommige soorten autisme zijn orde en regelmaat van het grootste belang. Anderen kunnen zich makkelijker aanpassen aan wisselende omstandigheden. Gelukkig hoort onze zoon tot de tweede categorie. Hij voelt natuurlijk wel dat er iets veranderd is. Hij houdt bijvoorbeeld heel erg van Japan en de reis die we jaarlijks maken naar de ouders van mijn vrouw. Dus gaat hij op zoek naar Youtube-clips van mensen die door de luchthaven van Osaka lopen en duwt die onder onze neus. Ook al kan hij niet praten, hij lijkt heel goed te beseffen wat er aan de hand is. We hebben hem alles uitgelegd, en natuurlijk weten we niet zeker in hoeverre hij dat begrepen heeft, maar ik denk dat het vrij veel is.”

Geen automutilatie meer dus, waarbij hij met zijn hoofd tegen de grond bonkte en jij er je voet onderstak om het te beschermen, zoals een paar jaar geleden?

“Nee, dat is inmiddels allemaal achter de rug. Hij is niet autodestructiever dan iedere andere vijftienjarige, denk ik.”

Word je soms niet kwaad dat het jullie overkomt? Dat jullie kind zo zwaar autistisch is?

“Nee, want daar zouden we alleen maar gek van worden. We hebben dat gedurende een maand of zes gedacht, dertien jaar geleden, maar wat levert het op? Het maakt alles alleen maar erger. Een van de opmerkelijke bijwerkingen van autisme is gedwongen optimisme, omdat je beseft dat je door te tobben de situatie alleen maar erger maakt. Je ziet al gauw in welke zaken je kan veranderen en welke niet. Dat mijn zoon aan autisme leidt, kan ik niet veranderen. Waar ik wel iets aan kan doen is de onwetendheid erover bij het grote publiek. Vandaar dat mijn vrouw Keiko en ik een paar boeken vertaald hebben van een Japanse jongen die zelf aan autisme leidt en die perfect wist uit te leggen hoe dit hem maakte tot de jongen die hij was. Door die boeken te lezen ben ik gaan inzien dat de vraag ‘waarom ik?’ ongelooflijk onbeschoft is ten opzichte van het kind met autisme. Je hebt geen idee wat het betekent om een autist te zijn en welke reusachtige taken mensen van je verwachten. En dan zit jij je daar vol zelfmedelijden af te vragen waarom jij zo’n kind hebt? Loop toch op. Beseffen welk een problemen en verdriet hij veroorzaakt is het ergste voor een kind met autisme. In feite zijn die twee boeken over autisme die ik samen met mijn vrouw heb vertaald belangrijker dan al mijn romans samen. Er heerst op de wereld geen romantekort. Ik hou ervan ze te schrijven en ik vind het fantastisch dat mensen ze willen lezen, maar als ik zou kunnen kiezen waarvoor ik later onthouden zal worden, dan kies ik voor de vertalingen, want die doen er werkelijk toe. Zij dragen bij tot de vooruitgang.”

Eerder verschenen in De Morgen