"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De grote natuuronderzoekers

Woensdag, 6 januari, 2021

Geschreven door: Robert Huxley
Artikel door: Cyril Lansink

Over de geschiedenis van natuuronderzoek

“De beweging van de meeste van deze microscopisch kleine diertjes was zo snel en gevarieerd, naar boven, naar beneden en rondwentelend, dat het prachtig was om te zien. En ik geloof dat sommige van deze kleine wezentjes meer dan duizend keer kleiner waren dan de kleinste die ik ooit op een kaaskorst heb gezien.”

[Recensie] Het is het jaar 1674, de ongeschoolde Delftse lakenkoopman Antoni van Leeuwenhoek schrijft in een brief over hoe hij met een zelf ontworpen microscoop het terra incognita van de bacteriële wereld betreedt.

De ontdekker van de micro-organismen én de vader van de microbiologie is een van de bijna veertig natuuronderzoekers aan wie in dit fraai vormgegeven boek een hoofdstuk is gewijd. Beginnend met de klassieke Grieken, Aristoteles en diens leerling Theophrastus, en eindigend met Darwin en Wallace, de ontdekkers van het principe van de evolutie, laat het de lezer in korte monografieën kennismaken met bekende en minder bekende pioniers in de ontsluiting van de levende natuur. En aldus ontvouwt zich zo een geschiedenis van waarnemen en benoemen, van ontdekken en experimenteren, van speculeren en verklaren, die in de twintigste eeuw zal uitmonden in de moderne geprofessionaliseerde biologie met al haar specialismen.

Orde scheppen in de ogenschijnlijke chaos van de natuur, eenheid zoeken in de veelheid, verwantschap in de verscheidenheid – dát vormde de basis voor de vooruitgang in de wetenschap en was voor veel van de besproken onderzoekers de grootste uitdaging. De geschiedenis van de biologie laat zich voor een belangrijk deel lezen als een geschiedenis van het zoeken naar een juist classificatiesysteem. Zo blijken Andrea Cesalpino, John Ray, Carolus Linnaeus en Antoine-Laurent de Jussieu, botanisten uit vier opeenvolgende eeuwen, verbonden te zijn in hun streven om het plantenrijk volgens natuurlijke kenmerken te identificeren en te ordenen.

Boekenkrant

Classificeren veronderstelt observeren, verzamelen, beschrijven en weergeven. En het zijn vooral die aspecten van het natuuronderzoek waardoor de wegbereiders van de hedendaagse wetenschap indruk maken. Alexander van Humboldt nam van zijn reis door Zuid-Amerika bijvoorbeeld 60.000 botanische specimens mee. En Georges Cuvier werkte aan een natuurlijke historie van de vissen waarin hij meer dan 4000 soorten beschreef. Met een collega weliswaar, maar toch.

En dan de weergave van al die rijkdom van de natuur. Het boek bevat vele schitterende tekeningen waarmee de onderzoekers hun observaties vastlegden. De vogels van John James Audabon en Mark Catesby, de skeletten van Pierre Belon, de planten van Leonhart Fuchs – het zijn ware kunststukjes en veel meer dan louter illustraties bij de tekst. Sterker, ze maken de charme van dit mooie boek uit en brengen de vaak wat droog en zakelijk beschreven geschiedenis van het natuuronderzoek pas echt tot leven. Net zoals een scherpe blik door een microscoop dat doet met het bestaan van de bacterie.

Eerder verschenen in Intermediair