"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Als de dood zucht

Dinsdag, 11 juli, 2023

Geschreven door: Lex Paleaux
Artikel door: Erica van Dooren

Paleaux en de boze Wolf

[Interview] Het gilt, het schuimbekt, de tafel van het Haarlemse café is er al aan gewend. Hier schrijft Lex Paleaux zijn teksten, hier werkte hij aan een nuchtere roman over de inwoners van een psychiatrische jeugdkliniek.

Illusie
Een illusie van een doorsnee, gelukkige jeugd vertrapt door het lot. Wie kan het lot aan en hoe bescherm je jezelf tegen ernstig trauma?

Het leven in een psychiatrische jeugdkliniek – vrijwillig of onvrijwillig. Dwangneuroses, obsessies die voortkomen uit gebrek aan liefde, aandacht door labiele ouders en hun vroegtijdige dood. En het lot … steeds weer die dood. Vooruitsnellend. Sneller dan jij of ik zou aankunnen. Als de dood zucht en die zuchtte, hoe vaak lukt het de hoofdpersonage (noem ik expres niet bij naam, vogel het zelf maar uit) om zijn adem in te houden.

Dwangbuis
De boekcover trok meteen mijn aandacht toen ik bij Scheltema een signeermarathon bijwoonde. Een man op zijn rug gezien met een dwangbuis om. Als de dood zucht, houd ik mijn adem in. De achterkant toont de schrijver in vooraanzicht, hij staart naar de grond.

Yoga Magazine

Schrijver Lex Paleaux staat achter een signeertafel, een hond ligt aan zijn voeten.

“Het is een wolfhond,” zegt Paleaux. Hij gaat overal mee naartoe. “We hebben weinig tijd om elkaar te spreken en maken een vervolgafspraak. Krijg je het wel uitgelezen?” vraagt Paleaux nog. Dat lukt; het boek leest als een trein. Het is niet alleen toegankelijk voor volwassenen, maar zeker ook voor jong-volwassenen.

We treffen elkaar in een niet nader te noemen café in Haarlem. Paleaux zit weggezakt in een leren stoel in een hoekje bij het raam. “Dit is mijn vaste stek om te schrijven,” zegt hij.

Dat kan ik me voorstellen; ik kijk naar de wanden met planken vol boeken. Van ‘boze wolf’ is bij zijn eigen hond geen sprake, het dier kent de routine van zijn schrijvende baas en voegt zich zonder morren.

Fictie vs non-fictie
Lezers zullen zich afvragen wat fictie en wat non-fictie is in Als de dood zucht.

“Het doet er niet toe,” zegt Paleaux. Laat iedereen het boek maar op zijn manier inkleuren. Ik kies voor een mengeling van fictie en non-fictie omdat als ik alleen een autobiografie zou schrijven het een opeensomming van harde feiten zou worden. Het verhaal moet als een locomotief worden voortgestuwd door wat de lezer er zelf bij denkt. Eén lezer zag het als een droom, dat is ook prima.

Paleaux roert langzaam in zijn latte. “Ik ben een bewonderaar van Queen, altijd al geweest.” Hij kijkt op van zijn glas. Fans vroegen zich af waar Bohemian Rhapsody in hemelsnaam over gaaat? Het doet er niet toe.

Zo maakt het ook niet uit waar mijn verhalen zich precies afspelen. Die fout heb ik gemaakt na publicatie van mijn eerste boek Winterwater. Ik had nooit gedacht dat lezers die plekken gingen opzoeken en er foto’s van zouden maken. Zo van: ‘Kijk daar achter die muren, daar is het allemaal gebeurd.’ Hij lepelt het schuim van zijn latte.

De bewoners van de jeugdkliniek in Als de dood zucht worden eerst met een helicopterview bekeken. Wie is de piloot? Vervolgens met een terugblik naar hun leven voor de inrichting bij je naar binnengeharkt met al hun gevoelens. Schrijnend maar ook met humor. En ondanks onderlinge pesterijen ook met empathie voor elkaar omdat ze in hetzelfde schuitje zitten, al is het ieder op hun eigen manier. Toch? Een vloekende Gilles de la Tourette-patiënt en een meisje dat Dettol wordt genoemd. En Franks ouders doodgereden in een tunnel. Felix, genoemd naar een pak kattenvoer in het aanrechtkastje, die in de trapkast huist met een walkman op, om het geschreeuw van zijn verslaafde ouders buiten te sluiten. Joachim met zijn constante gevoel van razernij.

Oerknal of God?
Beiden zijn ongeloofwaardig, vindt Paleaux. ”Maar toch geloof ik dat er iets is, zoiets als een persoonlijke hemel of persoonlijke hel.”

“De term ‘zondeval’ kwam in de meest letterlijke zin van het woord tot leven en geen hand van God was in de buurt om zijn val te breken.”

“Ik geloof er vooral in dat iets of iemand niet voor niks op je pad komt,” de schrijver tikt met zijn lepel op het tafelblad.

Uit Paleaux’ boeken blijkt zijn nuchtere kijk op de zelfkant van de maatschappij. Het gaat over authentieke gevoelens en desolate pogingen om je staande te houden in het leven. Paleaux is wars van zweverig taalgebruik, bij hem geen onnodige mooischrijverij.

Wolf tilt even zijn kop op van zijn poten en legt die dan met een zucht weer neer.

“Over hemel en hel gesproken,” komt Paleaux nog even terug: “Mijn persoonlijke hel is er één met draaiorgels.”

Daar kan ik me wel iets bij voorstellen, denk ik, die onsamenhangende herrie snel ik ook altijd voorbij.

Brand
“Wat heb je met brand?” vraag ik aan de schrijver. “In Als de dood zucht komt tweemaal brand voor en ook in je eerste boek Winterwater heeft vuur een ingrijpende invloed op de personages.”

“De zwartgeblakerde pink van zijn tante met haar vuurrood gelakte nagel kwam,  als de gebroken vleugel van een vogel, nog net onder het witte laken vandaan.”

Ik passeerde op de heenweg de Sint Bavokerk. Ik denk aan Les Miserables van Victor Hugo. De Notre Dame. Een paar jaar geleden in de fik gevlogen.

“De branden in beide boeken hebben echt plaatsgevonden,” antwoordt Paleaux. Een herinnering op basis van feiten. De brand in Als de dood zucht wordt wel degelijk bewust gesticht.

Armoede
“Je bent nu brodeloos, ben je bang voor armoede?” vraag ik.

“Ja, daar ben ik bang voor,” bekent hij. “Ik heb mijn portie armoede wel gehad. Toen ik drie-, vierentwintig jaar was zwierf ik rond. Ik was dakloos. Ik dronk niet, ik gebruikte geen drugs, dus bij het Leger des Heils hoorde ik niet ‘thuis’. Ik leefde ‘gewoon’ op straat.”

“Maar nu zit je hier, en het lijkt je goed te gaan,” merk ik op.

“Ja, ik dacht op een gegeven moment, ik heb die rotzooi zelf gecreeëerd, ik moet die rotzooi ook zelf opruimen. Ik worstelde me een weg terug naar een leefbaar leven; had baantjes in winkels. Her en der friste ik me op voordat ik aan het werk ging. Niemand wist dat ik geen huis had. Een keer kreeg ik voor een klusje in plaats van geld als vergoeding een boekenbon en dacht wat moet ik daar nou mee? Daar stil ik mijn honger niet mee. Ik kocht het boek Ik omhels je met duizend armen van Ronald Giphard. Ik las het en het maakte indruk,” vertelt Paleaux. “Het was een kantelpunt. Ik besloot om te gaan schrijven. In Vlo staat een voorwoord van Giphard.” (Vlo is het laatste deel van het drieluik, waarvan Winterwater en Het leven is een circus de twee voorgangers zijn).

Bodem
“Je hebt vaak de bodem geraakt in je leven. Hoe kruip je weer uit dat dal de berg op? Hoe ga je weer leven? Hoe pak je de pen weer op?”

Paleaux draait zijn airpodcase voor mijn neus rond tussen duim en vingers. “Hiermee,” zegt hij, “… duur ding, maar mijn redding. Ik sluit de wereld buiten. Met of zonder muziek. Het kan allebei hiermee.”

“Wat voor soort muziek luister je?” vraag ik.

“Van Chopin tot Miles Davis. Toen ik over Joachim schreef, de jongen met de constante woede, luisterde ik naar keiharde metal. Bij het schrijven over de zachtaardige Quintin draaide ik Prince.”

“In Als de dood zucht doet Felix hetzelfde,” zeg ik. “Hij sluit zichzelf op met zijn walkman in de trapkast om het geschreeuw van zijn ouders buiten te sluiten.”

Slag en stoot
“Fysiek ben ik niet bang om geslagen te worden. Ik stond letterlijk in de boxring en was niet bang voor klappen. Ook in het dagelijkse bestaan ben ik niet bang. Ik buk niet, ik stap niet weg, ik incasseer.”

Paleaux heeft een litteken onder zijn oog. Ik vraag er niet naar.

“Hoe lang schrijf je over een boek?” wil ik weten.

“Net zo lang als een mensje wordt gecreëerd, ongeveer negen maanden.”

Rouwen
“In al je boeken voel ik dat rouw altijd bij je is. Klopt dat?”

“Het rouwproces is eeuwigdurend wat mij betreft. De dood is nou eenmaal onomkeerbaar, rouw is altijd bij me inderdaad. De mate waarin fluctueert met mijn stemming. Quintin en Fenna praten in Als de dood zucht’ over hun hang naar de dood.”

“[…] de meeste inrichtingen zitten vlakbij hoger bruggen, in bossen en in de buurt van spoorwegovergangen.
Als je die wilt zien, dan zijn ze eigenlijk overal, bruggen, bossen en spoorwegovergangen.”

Paleaux schuift wat dichter naar me toe, alsof de doden dan niet mee kunnen luisteren: “Ik heb het sterven van anderen dichtbij meegemaakt. Het heengaan in alle rust en met vertrouwen. Maar ook van die zich creperend, trappend en schreeuwend verzette tegen de dood. Die staan me heel erg bij. Dat blijft pijn doen.” Paleaux, houdt zijn adem kort in: “De dood is een hoofdstuk.”

“Alsof die instellingen willen zeggen: als je door ons niet geholpen wilt worden, is er nog een plan D.
[…] De ‘D’van dood.”

“Heb je zelf aan een plan ‘D’ gedacht?” pols ik.

Paleaux antwoordt: “De dood is een zekerheid in het leven en als zodanig, voor mij, een troost.” Meer wil hij er niet over kwijt. “Ik heb er al genoeg over geschreven.”

Routine
“Hoe ziet je dag eruit nu je weer schrijft?”

Paleaux ontspant zijn schouders met dit andere onderwerp. “Ik sta op een tijdstip op van werkende mensen, want schrijven is werken. Ik maak een wandeling met Wolf en ga dan aan de slag. Vaak zit ik hier in dit café. Ik schrijf tot een uur of drie, vier in de middag. Dan ga ik weer wandelen of even slapen. Om acht uur in de avond pak ik de draad weer op en schrijf door tot 1 uur ’s nachts. Ik heb behoefte aan routine als ik schrijf.”

“Het huis ademde routine, waarvan de regels de hartslag vormden.”

Stagneren

“Wat doe je als het schrijven stagneert?” wil ik graag weten.

“Eigenlijk stagneer ik nooit echt. Ook als ik niet schrijf, wat voor me uit zit te staren, ik schrijf dan toch, in mijn hoofd. Ik geef je een cadeau van Paleaux. Een spreuk voor aan je muur: ‘Stagneren is het verhaal dat in ontwikkeling is en kiest voor zijn eigen tijd en pad’. Print het uit en hang het aan je muur.”

Literatuur
“Is Als de dood zucht literatuur?”

Paleaux is daar niet mee bezig. Ik heb alleen de basisschool afgemaakt. Ik schrijf gewoon. “Weet je,” zegt Paleaux, “ook al dat sociale media-gedoe. Als schrijver lijk je jezelf constant te moeten hypen. Ik doe daar niet zo aan mee. En nu is er toch al animo van uitgeverijen voor mijn volgende boek. Zo zie je maar, het komt gewoon op je pad.”

Ik wijs hem erop: “Natuurlijk ook een verdienste omdat je andere boeken verkopen.”

“Ja,” beaamt hij, “dan halen ze in ieder geval hun kosten eruit, dat weten ze dan wel.”

Toekomst
Ik wil weten: “Heb je alles nu van je afgeschreven? Komt daar überhaupt wel een eind aan?”

“Ik kom tot de ontdekking dat ik een uitzonderlijk rijk leven heb gehad… Dat wist ik al, maar had nooit gedacht dat mijn werk bij zoveel mensen zou resoneren.”

“Wat zit er nog meer in het vat?”

Winterwater wordt een theatertour van drieëndertig uitvoeringen. En ik heb meer goed nieuws. “Ik heb vier maanden stilgezeten, maar schrijf nu aan mijn volgende roman: Liften naar de hemel.”

“Wordt je nieuwe boek weer uit het perspectief van een jong persoon geschreven?”

“Ja, het gaat over Quintin, die in mijn vorige boeken voorkomt. Hij is nu zestien jaar, stapt in een vliegtuig en gaat op reis naar Canada.”

Als ik aan het interview werk zie ik een bericht voorbij komen dat Winterwater in het Fries vertaald gaat worden.  Paleaux heeft een goede band met zijn ouders. “Jammer dat Pake niet meer leeft”. Als Paleaux hem had kunnen vertellen over de Friese vertaling, had hij hem vast een aai over zijn bol gegeven en gezegd: “Potverdomme Lexje, Ik bin grutsk op dy!”

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Boeken van deze Auteur: