"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Boek van de maand - In gesprek met ... Rita Vrancken en EXTRA WINACTIE!

Vrijdag, 26 april, 2019

Geschreven door: Rita Vrancken
Artikel door: Roelant de By

Versterkt met de DPB-teamleden Patrice en Karin ging ik op pad naar Rita’s huis waar zij ons voor de lunch had uitgenodigd. Aangezien haar eerste boek, Buiten blijft het zondag, gebaseerd was op een waargebeurd verhaal, een gebeurtenis die haar zelf was overkomen, vond ik het spannend wie ik precies zou aantreffen en in wat voor een toestand. De deur wordt opengedaan door een mooie, charmante vrouw die in niets op een zieke patiënt lijkt. Haar spraak is helder met een prachtige Vlaamse tongval. Aangezien ik in een boek altijd naar zaken zoek die wat vertellen over de schrijver zelf, is dat ook mijn eerste vraag aan Rita.

Roelant: ‘Op uw eerste boek staat “roman” op de voorkant boven de vermelding dat het gebaseerd is op een waargebeurd verhaal. Dat geeft een schrijver heel veel vrijheid. In hoeverre is uw boek autobiografisch?’

Rita: ‘Alles wat daar in staat, is werkelijk gebeurd. Ik heb omwille van de leesbaarheid het aantal personages teruggebracht. Bijvoorbeeld het verplegend personeel in het laatste hoofdstuk “Frambozen” beperk ik tot drie, terwijl het er in werkelijkheid heel erg veel waren. Ook heb ik op een gegeven moment de ziekenhuisbesmetting die er opeens was, samen laten vallen met de euthanasiewens. In werkelijkheid was dat niet zo, maar dramatisch pakte dat beter uit. Beide zijn wel echt gebeurd, maar ik heb wat geschoven in de tijd. Zelfs het dramatische slot van het boek is geen fictie.’

Roelant: [geschrokken] ’Nee, echt? Dat had ik nooit gedacht.’

Rita: ‘Dat hoor ik meer. Iedereen zegt dat zoiets wel verzonnen moet zijn, maar helaas was het de realiteit. Ik heb daar een gigantische terugval van gehad, ook lichamelijk. In mijn revalidatie was ik reeds zover dat ik alléén de trap op kon lopen, maar na de gebeurtenis, die ik aan het eind van mijn boek beschrijf, kon ik dat niet meer. Dat was niet zo fijn, nee.’

Ondertussen dekt Rita de tafel, roert in de spaghetti en schenkt de wijnglazen vol. Een mooi, vrijstaand huis baadt in het zonlicht. Een robot maait het gras in de achtertuin. De schroefdop van de fles Pellegrino open draaien is nog een te groot obstakel voor Rita’s handen, maar verder merk je niets van het feit dat zij enige jaren geleden volledig verlamd was.

Roelant: ‘Ik zie grote overeenkomsten tussen uw eerste boek en uw nieuwe, Het ouderlijk huis. In beide gaat het om iemand die overgeleverd is aan een ander. In boek één is de patiënt de hoofdpersoon, in boek twee is dat de dochter, de verpleegster.’

Rita: ‘Ah, zo. Ja, dat klopt. In het eerste boek wordt de geneeskunde gebruikt, in het tweede boek wordt deze misbruikt. De verpleegster weet
precies wat ze doet. [lachend] Het is een lugubere gedachte, ik besef het. Als iemand aan jouw macht is overgeleverd, kun je daarmee doen wat je wilt. Wanneer gevoelens van wraak bovenkomen, strijden die met het gevoel van goed te zijn voor een ander mens, om deze beter te maken. Wraak kan een mens sadistisch maken. Hoe ver ga je daarin?’

Roelant: ‘In uw boek heb je geen idee wat ze precies gaat doen. Reuze spannend is dat. In flashbacks wordt er steeds iets meer van haar verleden onthuld.’

Ondertussen klinkt er allerlei geluid uit de (open) keuken waar hulpvaardige handen afwassen en met elkaar kletsen. Rita heeft duidelijk last van het lawaai. We besluiten ergens anders te gaan zitten.

Rita: ‘Ik ben zo afgeleid! Sinds ik die ziekte heb gekregen, komen prikkels veel harder bij me binnen. De filter is weg.’

Roelant: ‘Er is ook zoveel met u gebeurd. Het doet wel wat met je wat u is overkomen. Niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk natuurlijk. Bent u vroeger eerder zwaar ziek geweest?’

Rita: ‘Toen ik 26 was, heb ik kanker gehad, en op mijn 27e opnieuw. Maar dat is iets heel anders. Het heeft wel een gigantische impact op uw leven als je zoiets krijgt; helemaal als je zo jong bent. Buiten het medische wordt je er ook maatschappelijk verschrikkelijk voor afgestraft. Je bent onverzekerbaar. Grote impact op je gezin. Ik denk dat je het gevecht om beter te worden niet kunt aangaan als ge geen reden hebt. En ik denk dat dat alleen maar kan voor de mensen die u graag zien en die gij graag ziet. Uw werk of uw huis dat telt niet. Het zijn de mensen met wie ge een hele sterke band hebt; daarvoor doet ge het. Ik heb veel mensen gezien in de revalidatie kliniek die er beter aan toe waren dan ik, die betere vooruitzichten hadden, maar die hadden niet dat netwerk rond zich en daardoor niet die motivatie om je zoveel inspanning te getroosten om beter te geraken. Dat eindeloze trainen is slavenarbeid, zonder meer. Je moet bereid zijn om af te zien. En je moet een tunnelvisie kweken. 
Ik heb een reeks lezingen gegeven samen met Aagje Vanwallenghem, een topsportster. Turnster. Ik ging naar haar lezing luisteren en zij naar de mijne en we lagen in een deuk. Hoeveel gelijkenissen waren er wel niet. Elke druppel energie die er zit, moet ge gebruiken voor uzelf. Ik heb dat ook gedaan. En daar voel je je dan weer schuldig over.’

Roelant: ‘Dat vind ik dan weer zo moeilijk. Dat schuldig voelen. Iedereen is bezig met jouw genezing.’

Rita: ‘Het is toch normaal dat men als mens uw energie deelt met anderen. Ik heb dat toen niet gedaan, zeker anderhalf jaar heb ik alles voor mijzelf gehouden.’

Roelant: ‘Maar dat moest wel. Zoveel energie was er niet.’

Rita: [lachend] ’Nee, dat klopt. Als je het beredeneert, dan klopt dat. Maar een mens is meer dan redeneren. We zijn emotionele beestjes, hahaha. Dat schuldgevoel is wel iets…. Meer iets voor vrouwen zegt u? Daar moet ik over nadenken. Ik weet dat niet.’

Roelant: ‘U hebt zelf geen verpleegkundige achtergrond?’

Rita: ‘Nee, ik heb niet gestudeerd toen ik jong was. Ik heb mijn man heel vroeg leren kennen, vanaf mijn twaalfde om precies te zijn. We waren een koppel vanaf mijn vijftiende. Dat is echt mijn eerste liefde. We hebben samen een zoon. Pas op latere leeftijd heb ik, in 2012 met de grootste onderscheiding, een Hogere Graad gehaald aan de schrijfacademie, afdeling Woord.’

Roelant: ‘In uw tweede boek beschrijft u de handeling van de verpleegster die haar moeder verschoont. U beschrijft dat wanneer zoiets gebeurt er dan normaliter geen oogcontact is tussen verpleging en patiënt, maar dat de dochter dat hier expres wel doet om haar moeder te ergeren.’

Rita: ‘Dat is echt een regel dat je in zo’n situatie de patiënt niet in het gezicht kijkt. Dat wordt consequent gedaan en dat is voor de patiënt zalig. Dat geeft een enorme rust. De dochter gebruikt al haar kennis om haar moeder te kleineren, te straffen. Omdat ik de andere kant heb meegemaakt, heb ik dat goed kunnen observeren. Ik kon me goed verplaatsen in die verpleegkundige, maar ook in de moeder, omdat alle verschijnselen die zij krijgt ik zelf ook gehad heb. Weliswaar in een andere ziekte, maar beiden zijn veroorzaakt door een neurologische uitval. Ik heb niets hoeven verzinnen.’

Roelant: ‘Ik citeer: “Liters vocht jagen door de voedingssonde, klysma’s spoelen je ingewanden zolang tot zelfs het laatste restje schaamte is verdwenen.” Dat is heftig. U kon uw eigen tanden niet poetsen, niks. Prachtig hoe u beschrijft dat uw hoofdpersoon ernaar uitziet dat haar kapsel verzorgd wordt en dat er aandacht aan haar uiterlijk besteed wordt. Ik citeer: “Ik wil niet als een verlepte potplant naast mijn mooie man verbleken.”’

Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.