"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Buurvrouw

Zondag, 19 oktober, 2008

Geschreven door: Vrouwkje Tuinman
Artikel door: Daan Stoffelsen

Achter de deuren blijft men een vreemde

Veel meer dan een aantal deuren op de gallerij van een flat wordt het niet, zelfs na jaren samen lijdzaam te hebben geleefd met lekkages, slecht onderhoud, zwerfvuil, geluidsoverlast en de dreiging van sloop. Veel meer dan een tussenstation is het ook niet. Lijkt het niet. In Buurvrouw, Vrouwkje Tuinmans tweede roman, na het schrijnende Grote acht, toont ze deze kleine gemeenschap van flatbewoners in al zijn droeve eenzaamheid, met de ogen van een relatieve buitenstaander die haar best doet, met de ogen van buurvrouw.

Buurvrouw, de vertelster en ‘ik’, eet geen vlees en drinkt geen alcohol, ze werkt thuis en slaapt slecht, en ze heeft een poes, Muis. Ze woont in een sloopflat, de zoveelste ellendige woning in een lange reeks, met een luidruchtige onderbuurman met een onzichtbare vrouw, een buurjongetje voor galg en rad op nummer 7 die vrienden wil worden met Muis, en een trappenhuis waar het licht maar niet gemaakt kan worden.

‘De mevrouw van de woningbouwvereniging zegt dat dat niet de bedoeling is. Zeker niet voor een vrouw alleen. Ze noemt op wat er allemaal met mij als vrouw alleen in het donker kan gebeuren. Mijn laptop wordt gestolen, ik geslagen, vreemden dringen mijn huis binnen en gooien de voordeur voor mijn neus dicht.
Ze zal direct iemand van de technische dienst sturen.
Een week later gaat de bel. Een man in een blauwe overall zegt dat hij komt voor mijn klacht.
Ik wijs omhoog en zeg: “Het licht doet het niet.”
Hij kijkt . “Maar het is overdag. Daar zal het aan liggen. Anders weet ik het ook niet.”
Die avond na zonsondergang steek ik voorzichtig mijn hoofd om de deur. Er brandt geen licht. Maar ik word ook niet geslagen.’

Lampen worden vervangen, draden worden gespannen en eindelijk, eindelijk doet het licht het weer. Maar dat is aan het einde van deze roman, maar kort voor buurvrouws verhuizing. Het is een running gag, net als de bezoekjes van haar zevenjarige buurjongetje, buurvrouws slaapproblemen, die langzamerhand minder aan het nachtelijke thuiswerk van haar onderbuurman en meer aan haarzelf blijken te wijten. In korte, zelden een pagina lange hoofdstukken, met de huisnummers als titel, schetst ze ontmoetingen met buren, de kruidenier, een bewoner van haar oude dorp die wel heel erg graag contact houdt. Er is genoeg te vertellen, want er gebeurt altijd wel wat.

Boekenkrant

‘Een man sleept hardhandig een gashaar de trap af. Ik vraag hem waarom en hij roept dat er geen huur is betaald. Op straat laadt iemand armen vol losse spullen in een busje. De schuifdeur zegt “Quik & Easy”. Dat klopt niet. Misschien moet ik dat gaan vertellen. Of niet: een andere man kijkt venijnig naar mij en zegt dat dit gewoon een verhuizing is.’

Genoeg te vertellen, maar buurvrouw vertelt niet alles. Haar vriend, haar vrienden, mensen die ze niet in haar hoedanigheid van buur kent, komen amper aan bod. Wat ze van zichzelf laat zien, is het ongemakkelijke, datgene wat haar sociale omgang bemoeilijkt. ‘Als ik dan eenmaal mijn boodschappen heb uitgezocht en bij haar aan de toonbank sta, vraagt ze hoe het met me gaat. Ik vind dat een ongemakkelijke vraag. Weinig specifiek. Een echt sluitend antwoord geven is lastig, en wil ik bovendien niet.’

Tuinman creëert er een afstandelijke schets mee, en het consequente gebruik van de immer verwonderde toon en de lijdzaamheid waarmee zelfs de grootste frustatie of gêne wordt ondergaan, helpt daar niet bij. Zelfs de consequente onvoltooid tegenwoordige tijd draagt bij aan het gevoel van afstand tot de hoofdpersoon en haar vluchtige, voorbijgaande observaties: alles gebeurt nu, en zo meteen is het dus weer over. Ach.

Het raakt ook over. Er komt een nieuw huis – verschillende bijna-perfecte, maar eveneens met sloopnominatie, woningen komen eerst nog voorbij – en buurvrouw is buurvrouw-af, het boek is klaar. We wensen deze naïeve bijna-neurote veel geluk en leggen het boek weg. We hebben geglimlacht en een paar zinnen bewonderend onderstreept, maar grote indruk heeft het niet gemaakt, grote emoties heeft het niet opgewekt. Het is de uiterste consequentie van de opzet en toon van dit boek: de hoofdpersoon en haar omgeving blijven op een afstand, ze blijven de ander, dierbaar worden ze nooit.


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.