"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Culturele veldslagen

Zondag, 16 juli, 2023

Geschreven door: Gijs van Oenen
Artikel door: Pieter Pekelharing

We zijn weerloos tegen de fanatici van het eigen gelijk

Cijfers, feiten, statistieken: de werkelijkheid lijkt in de culture wars geen scheidsrechter meer te zijn. Alles is immers afhankelijk van je frame. In zijn boek Culturele veldslagen zoekt Gijs van Oenen naar de wortel van dit probleem.

[Recensie]

Het nieuwe boek van universitair hoofddocent filosofie Gijs van Oenen wordt gepresenteerd als een ideeëngeschiedenis maar leest als een roman met één belangrijke hoofdpersoon. Haar naam is ‘Theorie’ en ze werd halverwege de jaren zestig van de vorige eeuw in Frankrijk geboren. ‘Theorie’ is grofweg de claim dat kennis niet zomaar uit de werkelijkheid oprijst maar een menselijke schepping is die een menselijk belang dient. Ze heeft volgens Van Oenen vanaf haar ontstaan voor “verwarring, verzet en onzekerheid gezorgd.” Theorie “zet alles op lossen schroeven”. Ze vormt een “tegelijk ontregelende, bevrijdende en bedreigende” kracht, die zich door taal noch discipline laat beheersen. Zo tovert ze alles om in een constructie. Neem bijvoorbeeld je seksuele voorkeur. Dat is geen hard feit, maar gevolg van machtspolitiek die je ongedaan kunt maken.

Zie hier Van Oenens allegorische uitleg voor wat met name Franse denkers als Jacques Derrida en Michel Foucault in de westerse wereld hebben teweeggebracht met hun filosofie. Elke filosoof die Derrida of Foucault heeft beïnvloed, dan wel door hen is beïnvloed, komt aan bod. Wil je weten waar de culture wars vandaan komen, dan kun je volgens van Oenen niet om Theorie heen. ‘Theorie’ werd volgens van Oenen weliswaar pas in de jaren zestig geboren, maar daar is een lange gestatieperiode aan vooraf gegaan.

Het Weer Magazine

Het interbellum
Het begon allemaal met ‘kapitaal’ en ‘arbeid’, de twee allegorische voorouders van ‘Theorie’. De abrupte toename van de welvaart en de steeds ongelijkere verdeling daarvan, leidde aan het eind van de negentiende eeuw tot een groeiende tweestrijd tussen ‘kapitaal’ en ‘arbeid’.
Toen in het kielzog daarvan de Eerste Wereldoorlog uitbrak en tot een verschrikkelijke vernietiging van mens en materiaal leidde, viel daarna het politieke landschap in drie stromingen uiteen: een (extreem-)rechtse stroming die meende dat de haperende welvaartsmotor van het kapitalisme alleen via een autocratische revolutie van bovenaf weer op gang gebracht kon worden, een (extreem-) linkse stroming die meende dat de welvaartsmotor slechts via een communistische revolutie van onderop in bedrijf kon blijven en tot slot een liberale en sociaaldemocratische stroming, die aannam dat de kapitalistische welvaartsmotor het beste kon gedijen in een rechtsstaat die de rechten van individuen beschermde en een strikte scheiding aanbracht tussen de uitvoerende, de wetgevende en de rechtsprekende macht. De liberalen verdedigden daarbij de ‘heerschappij van het recht’ ofwel de rechtsstaat, de
sociaaldemocraten kwamen op voor de ‘heerschappij van het volk’ ofwel de democratie. Tezamen vormden deze twee partijen het politieke midden.
Van Oenen wijst erop dat de filosofische denkers aan de rechteren linkerflank in hun diagnose soms verrassend sterk op elkaar leken. Beiden moesten niets van de liberalen en de sociaaldemocraten hebben. Economische crises, het uitbreken
van de Russische revolutie in 1917 en de politieke onvrede in Europa hadden volgens deze linkse en rechtse denkers krachten losgemaakt waar het parlementaire stelsel niet tegen bestand was. Al die kleine en met elkaar compromissen sluitende politieke partijen, de verlammende deling der machten die kordaat ingrijpen van bovenaf verhinderde, de liberale neutralisering van elke vorm van vurige politiek – die ontwikkelingen hadden het politieke midden danig verzwakt. Een wisseling van de macht leek onvermijdelijk.
Na de Tweede Wereldoorlog zag plots de situatie in driestromenland er heel anders uit. De machtsgreep van
extreemrechts in Duitsland en de ver schrikkingen waar deze toe geleid had dreef rechts na de oorlog in het defensief.
Het extreemrechtse deel ging ondergronds, wat er verder van overbleef zocht het politieke midden op.
Liberale en sociaaldemocratische samenlevingen begonnen intussen aan hun triomftocht. Denkers op links, waarvan de aanhang na de oorlog sterk gegroeid was, schoven op in de richting op van de sociaaldemocratie of bleven vurig op revolutie wachten. Waarom kwam die niet? Waarom bleef het kapitalisme voortbestaan? Hoe kwam het dat de mensheid zich maar niet liet redden? Het linkse antwoord op die vragen, aldus Van Oenen, kwam van de ‘cultuurmarxisten’. De revolutie die uitbleef had te maken met de kapitalistische cultuur.
Dáár, in het alledaagse kapitalisme, in hoe mensen over het huwelijk, familie, seks, werk, spel, productie en reproductie, consumptie en genot dachten, dáár lag de verborgen sleutel tot de revolutie. Eerst moest dus de gewone manier van leven grondig geanalyseerd worden – de abnormaliteit aangetoond worden van wat normaal heet. Pas dan kon de kapitalistische ‘hegemonie’ doorbroken worden.
Een van de manieren waarop men dat kon doen was door de pijn te mobiliseren van al die groepen die van de normaliteit worden uitgesloten: de gekken, de gekoloniseerden, de niet- of ‘anders’ gesocialiseerden, mensen met een andere huiskleur of afwijkende seksuele voorkeur. Dat had volgens nieuw links een krachtiger mobiliserend effect dan het tamboereren op de ‘burgerlijke’ tegenstelling tussen ‘kapitaal’ en ‘arbeid’.
Deze culturele wending in het marxisme markeerde enerzijds hoezeer de oudere, politiek-economische klassenanalyse gefaald had. Maar het hield ook het geloof levendig dat er een inclusievere samenleving in het verschiet lag die meer rekening hield met planeet en natuur.
In de loop van de tijd leek links daardoor méér voor dieren, het klimaat, vluchtelingen en culturele minderheden
op te komen dan voor haar traditionele achterban: de arbeidersklasse. Die zich inmiddels tegen internationalisering,
globalisering migranten had gekeerd.
Menig linkse denker vond dat er ‘afscheid van het proletariaat’ moest worden genomen. Links kreeg via het cultuurmarxisme meer oog voor het feit dat het kapitalisme ook mensen langs culturele weg op een wrede en manier kon uitsluiten, miskennen en
onderdrukken.
De denkers die het meest met Theorie te maken kregen waren academici. Met hulp van de verzorgingsstaat gingen duizenden kinderen uit de arbeidsklasse voor het eerst aan de universiteit studeren. Ze leerden dat je om kennis te ontwikkelen erfahrungsfrei
en handelungsentlastet moest kunnen denken. Nou, dat hebben ze geleerd. Aan de universiteit kwam de geanalyspeculatieve,
theoretische kant van het cultuuurmarxisme tot volle bloei.
Tal van wetenschappers en filosofen hadden al duidelijk gemaakt dat kennis niet vanzelf uit de werkelijkheid opstijgt, maar creativiteit, verbeelding en gewaagde theorievorming vereist. Alle werkelijkheid was theorie-geladen. Er is geen kennis
zonder dat die in een daaraan voorafgaand paradigma was ingebed.
Het is dit soort denken dat in de jaren zestig in de filosofie, de geesteswetenschappen en in de samenleving doorbrak en bij denkers als Derrida en Foucault een hoge vlucht nam.


Potemindorp
Is alle kennis theorie-geladen? Is het de taal die de werkelijkheid schept? Werkt het kapitalisme als een Potemkindorp, waar achter mooie façades veel pijn en ellende schuilgaat? De cultuurmarxistische retoriek van de ontmaskering kende geen grenzen. ‘Theorie’ werd geboren uit progressieve ouders èn de hoop op een betere samenleving.

Ook rechts maakt nu volop gebruik van deze ideeën. Waar eerst minderheden zich door de meerderheid onderdrukt voelden, zijn het nu meerderheden die betogen dat juist hún levensstijl door minderheden wordt bedreigd. Met de culture wars als resultaat. Sinds de geboorte van Theorie werd duidelijk dat de werkelijkheid in dit soort debatten geen scheidsrechter kan zijn. Feiten, cijfers, statistieken: ze zijn frame-afhankelijk. Ze zijn geen afspiegeling maar één mogelijk perspectief op de werkelijkheid.
Theorie heeft ons bijgevolg weerloos gemaakt tegen de fanatici van het eigen gelijk. Ze heeft duidelijk gemaakt dat ons lot volledig in elkaars handen ligt. Niet kennis maar fatsoen moet ons redden.

Eerder verschenen in de Helling