"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dagboek van een wanhopig mens

Woensdag, 24 oktober, 2018

Geschreven door: Friedrich Reck-Malleczewen
Artikel door: Arnold Heumakers

Het dagboek van een wanhopig mens in het Derde Rijk

Ondanks zijn aartsconservatieve opvattingen, had deze Duitse schrijver niets op met de nazi’s en hun volgelingen. Dat blijkt wel uit zijn dagboek vol woede en haat dat nu is heruitgegeven.

[Recensie] Een van de merkwaardigste oorlogsdagboeken die ik ken werd geschreven door Friedrich Reck-Malleczewen (1884-1945), nu vrijwel vergeten maar in zijn tijd een tamelijk succesvol auteur van amusementsliteratuur. Zijn Tagebuch eines Verzweifelten, dat in 1947 postuum uitkwam, kun je niet letterlijk een oorlogsdagboek noemen, want de eerste notities stammen al uit 1936. In figuurlijke zin daarentegen is het van meet af aan oorlog bij Reck: tegen Hitler, tegen de nazi’s en tegen alle Duitsers die tot zijn onuitsprekelijke woede en verbijstering zich lijdzaam dan wel enthousiast aan het Derde Rijk aanpasten.

Die woede kan bij de lezer van nu enige verbazing wekken. Uit niets blijkt immers dat Reck ook maar enige sympathie koesterde voor democratie, liberalisme, laat staan socialisme of communisme. Integendeel, de afkeer van de moderne wereld en alles waar deze voor staat spat van de pagina’s. Overal ontwaarde Reck de ‘Verniggerung’ van de moderne mens, een term die in de onlangs verschenen Nederlandse vertaling politiek correct wordt afgezwakt tot ‘demoralisering’. De vertaling stamt oorspronkelijk uit 1968 en werd opnieuw bewerkt. Helaas zijn daarbij ook enkele lastige zinnen en passages gesneuveld; voor de complete tekst zal men zich daarom tot het Duitse origineel moeten wenden.

Desondanks blijft Recks Dagboek van een wanhopig mens alleszins de moeite waard. Het laat zien dat ook aartsconservatieven en potentiële geestverwanten zich fel tegen de nazi’s konden keren. Niet zozeer vanwege het antisemitisme (waar Reck overigens niets van moest hebben), als wel vanwege het moderne karakter van het Derde Rijk.

Boekenkrant

Historische dwaling

Volgens Reck was het al misgegaan in de Renaissance, toen de Europese mens zich van God en het ware geloof afkeerde: alle ellende die daarna kwam, inclusief kapitalisme, industrialisering en ‘satanische’ technologie, was daaruit voortgevloeid. Hitler en diens ideologie waren van deze historische dwaling de krankzinnige consequentie.

Reck nam die krankzinnigheid letterlijk: het Derde Rijk was in zijn ogen een uiting van Massenwahn, een vorm van collectieve psychose, zoals hij nogal doorzichtig suggereert in zijn boek Bockelson over de zestiende-eeuwse wederdopers in Münster, dat in 1937 ongehinderd door de censuur kon verschijnen. Omdat Reck Jan van Leiden en diens schrikbewind openlijk vergelijkt met de Franse en de Russische revolutie, zag men de verzwegen overeenkomst met het nationaalsocialisme over het hoofd.

In het dagboek wordt pas goed duidelijk hoezeer Reck Hitler-Duitsland opvatte als een soort herhaling van het Münsterse – eveneens op duizend jaar begrote – ‘Koninkrijk van Zion’. Hij vergeet zelfs niet te vermelden dat de belangrijkste propagandist van de wederdopers, net als Goebbels, een hinkepoot was.

Recks afkeer van de ‘moderne’ nazi’s past in zijn door Spengler en Ortega y Gasset geïnspireerde cultuurkritiek op de massamens en diens Troglodytentum. Voetbal, spektakel en technisch comfort, om iets anders bekommerde de hedendaagse ‘holbewoner’ of ‘termiet’ zich niet. Alle zin en betekenis hadden het veld moeten ruimen voor dit platte materialisme.

Het zijn overbekende conservatieve geluiden, die bij Reck gepaard gaan met een opmerkelijke afkeer van het nationalisme en een vurige liefde voor de monarchie, zij het niet die van de Pruisische Hohenzollern maar van de Beierse Wittelbacher. Hoewel hij zelf naar eigen zeggen van oude Pruisische adel was, voelde hij zich meer thuis in Beieren waar hij sinds de jaren twintig een klein landgoed nabij München bewoonde.

Het Heilige Roomse Rijk

In feite verlangde Reck, die zich in 1934 tot het katholicisme bekeerde, terug naar de middeleeuwse wereld van het Heilige Roomse Rijk. Hij was ervan overtuigd dat de rampen van het Derde Rijk de aankondiging waren van een ‘Weltwende’, een historische omslag of liever loutering door lijden en geweld, waarna een terugkeer tot God weer mogelijk zou zijn. Zijn eigen innere Emigration beschouwde hij als een noodzakelijk offer voor de uiteindelijk goede afloop. Het geloof daarin verminderde alleen geen moment de haat waarmee hij zich over Hitler en diens bewind uitlaat.

Deze gloeiende, obsessieve, blijkbaar onbedwingbare haat is wel het meest opmerkelijke aan dit dagboek. “Al ruim tweeënveertig maanden denk ik haat, ga ik met haat naar bed, droom ik haat en ontwaak ik met haat: ik stik in het besef de gevangene van een horde boosaardige apen te zijn”, schrijft hij op 11 augustus 1936. En over de persoon Hitler (die hij naar eigen zeggen een paar keer had ontmoet): “Met zijn vettige haarlok […] had hij veel weg van een huwelijkszwendelaar die, voor hij op pad gaat, vertelt op welke manier hij naar liefde hunkerende keukenmeisjes denkt te strikken”. Maar ook de militaire aanslagplegers van 20 juli 1944 krijgen de wind van voren: “Een beetje laat, mijne heren. Jullie hebben de aartsvernieler van Duitsland gemaakt tot wat hij is.” Sympathie en bewondering is er alleen voor Sophie en Hans Scholl van Die weiße Rose, die Reck beschouwt als “de laatste en, als God het wil, de eerste Duitsers van een grote wedergeboorte”.

In oktober 1944 werd Friedrich Reck gearresteerd en een week gevangen gezet. Niet omdat iemand zijn zorgvuldig verborgen dagboek had gelezen, maar omdat hij geen gehoor had gegeven aan een oproep voor de Volkssturm. En omdat er onduidelijkheid was ontstaan over zijn militaire rang. Zelf had hij het altijd over zijn verleden als ‘officier’, maar in de papieren bleek daar niets van terug te vinden. Begrijpelijk, want Reck was nooit officier geweest. Net zoals hij niet van adel was en net zoals het landgoed Malleczewen in Oost-Pruisen niet al eeuwen in het bezit van zijn familie was.

‘Pseudologia phantastica’

In 1975 toonde een even wantrouwige als vasthoudende germanist (Alphons Kappeler) aan dat Fritz Reck alias baron of Freiherr Friedrich Percyval von Reck-Malleczewen moet hebben geleden aan ‘pseudologia phantastica’. Je zou ook kunnen zeggen: de literatuur neemt het over, en de schrijver gaat zelf geloven in zijn eigen verzinsels. Bij Reck was dat het geval, net zoals in Nederland bij iemand als Boudewijn Büch. Het legt onvermijdelijk een hypotheek op dit Dagboek van een wanhopig mens. Is alles wat erin wordt beweerd waar? Waarschijnlijk niet. Is alles wat erin staat dus waardeloos? Dat evenmin. De leugen en de fictie maken het dagboek wel tot een veel raadselachtiger, intrigerender en moeilijker te doorgronden document humain, niet in de laatste plaats omdat Reck Hitler en de nazi’s nota bene van hetzelfde beschuldigt. Ook zij zouden zich gewichtiger voordoen dan zij waren en slechts gedreven worden door geldingsdrang.

Eerder verschenen in NRC-Handelsblad en op Arnold Heumakers