"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Dagen als gras

Vrijdag, 28 mei, 2021

Geschreven door: Jens Christian Grøndahl
Artikel door: Marnix Verplancke

Weldoordachte politiek geladen verhalen

Na vier decennia wroeten in het bewustzijn van zijn personages gooit Jens Christian Grøndahl het in zijn nieuwe boek met politiek geladen verhalen over een andere boeg. “Een nieuwe generatie schrijvers heeft het stokje overgenomen,” zegt hij, “en nu kan ik eindelijk mijn zin doen.”

[Interview] “Laat ons nu maar ophouden met dat doemdenken,” zegt Jens Christian Grøndahl opeens nadat we net een kwartiertje als Waldorf en Statler, de oude brompotten uit de legendarische Muppet Show, de actualiteit aan het becommentariëren zijn geweest. We waren net op dreef aan het komen, had ik de indruk, maar voor de Deense succesauteur was het welletjes geweest. “Zwartgalligheid past de Europese intellectueel als een handschoen,” zei hij, “maar wat heb je er uiteindelijk aan? Nee, dan denk ik liever aan wat een vriend van me zei, ook een schrijver trouwens, die al over de veertig was toen hij voor het eerst vader werd. ‘Toen ik naar mijn zoon keek die in mijn armen lag,’ zei hij, ‘besefte ik dat ik het me gewoonweg niet langer kon veroorloven om een cultuurpessimist te zijn. Ik moest geloven dat die baby een schitterende toekomst tegemoet zou gaan. Natuurlijk is dat banaler dan te zeggen dat hij ongekende moeilijkheden op zijn weg zal aantreffen, maar ik ben het gewoon moreel verplicht om te geloven dat het allemaal goed komt met hem.’ Dat denk ik dus ook. Ik geloof in de mensheid.”

De reden voor ons rondje fulmineren en jeremiëren was nochtans het werk van diezelfde Grøndahl, en mijn opmerking dat hij na meer dan veertig jaar schrijverschap nog steeds geen lachebekje was. Zoals je het een beetje verwacht van een Deen schrijft Grøndahl over worstelende mensen, die het moeilijk hebben met zichzelf en uiteindelijk met lege handen voor het eindtribunaal komen te staan. Zo ook in zijn nieuwste boek, Dagen als gras, een verzameling van zes lange verhalen. Neem bijvoorbeeld Edith Wengler, waarin een bekende actrice ziet hoe een man een touw om een boomtak gooit om zich op te hangen. Ze slaagt erin hem de zelfmoord uit het hoofd te praten, en blijft bij hem. Is het liefde of alleen maar zorg voor een medemens? Het wordt nooit duidelijk, ook niet nadat de twee getrouwd zijn en het huiselijk geluk gevonden lijken te hebben. Tot Edith een paar dagen weg moet voor een acteeropdracht en de man er alsnog een einde aan maakt.

“Ik denk dat de nood om verhalen te vertellen pas ontstaat wanneer we geconfronteerd worden met een existentiële crisis,” probeert Grøndahl zijn voorliefde voor het drama in al zijn vormen uit te leggen. “Pas dan besef je dat de taal meer is dan een handig middel om bij de bakker een brood te kopen, maar dat ze je ook de mogelijkheid biedt om na te denken over de wereld en er zin in te proberen vinden. Verdriet, angst en onzekerheid leveren gewoon zoveel rijkere verhalen op, terwijl geluk alleen maar tot oppervlakkigheid leidt. Wanneer je naar de geschiedenis kijkt, zie je dat generaties die serieuze conflicten of bedreigingen hebben meegemaakt, zoals een oorlog bijvoorbeeld, meer diepgang in denken en voelen vertonen. Misschien behoren we vandaag trouwens ook wel tot zo’n generatie. De voorbije driehonderd jaar zijn we ervan overtuigd geraakt dat er alleen vooruitgang bestaat. Stel dat Covid een blijvertje is, dan zou dat vooruitgangsoptimisme wel eens een serieuze knauw kunnen krijgen. Misschien gaan we daardoor dieper voelen en denken.”

Boekenkrant

Of worden we religieus? Want het viel me op dat religie in drie van de zes verhalen uit je bundel een rol speelt.

“Onze christelijke traditie is mettertijd steeds belangrijker geworden voor mij. Niet alleen in mijn boeken, maar ook in mijn leven trouwens. Het is een persoonlijk gevoel en een interesse, maar bekeringsdrang heb ik niet (lacht). In feite is mijn eigen geloof heel fragiel, maar dat doet er niet toe. Het mooie aan het christendom is dat je een twijfelende gelovige mag zijn. Meer zelfs, je eigen zwakte beseffen is juist een deel van dat christendom. Misschien daarom wel dat ik het zo interessant vind om erover te schrijven, omdat het uitnodigt tot subtiliteit en nuance.”

Het nodigt ook uit tot moreel handelen, blijkt uit het openingsverhaal waarin een Deense jongen op het einde van de Tweede Wereldoorlog een Duitse vluchteling opvangt. Al weet hij dat hij dit in feite niet mag doen en gaat hij lijnrecht in tegen wat de dominee hem opdraagt, namelijk de vluchteling terugbrengen naar zijn kamp, toch zet hij door en geeft hij hem zijn eigen slaapkamer.

“Religie en ethiek gaan allebei over onze capaciteit om in te gaan op de vraag van de ander, van de vreemde die voor ons staat. Wat doe je dan? Wijs je hem af of vang je hem op? Hoe reageer je op dit basisgegeven van het bestaan? Want wat is leven anders dan anderen ontmoeten? Literatuur gaat niet over uitleggen waarom dit of dat gebeurt, maar wel over het tonen hoe het gebeurt. Verwacht van de schrijver geen uitleg. Die moet je zelf verzinnen.”

En met het ethische komt ook het politieke mee? ‘Villa Ada’ gaat over een jongen van vijftien die in Rome een gebouw kraakt, er Afrikaanse vluchtelingen opvangt en er de grote media mee haalt.

“Een dergelijk expliciet politiek geladen verhaal is nieuw voor mij. Als beginnend schrijver, in de late jaren 1970, wou ik me mijlenver afhouden van een moreel standpunt in mijn werk. De Deense literatuur, en de Deense cultuur in haar geheel, stonden toen nog bol van de politiek geladen statements. Als je geen links standpunt innam, was je verdacht. Als auteur werd je verondersteld je in te schrijven in de klassenstrijd. Dat politieke denken ging gepaard met heel veel gemoraliseer. Mijn generatie reageerde daar vrij afwijzend op. Wij wilden niet langer uithangborden van het correcte denken zijn, en nog minder ideologische marionetten. Wij wilden schrijven over wat het betekent een mens te zijn. We keken op naar de filosoof Søren Kierkegaard, zowat de eerste existentialist, en naar Albert Camus. We waren ervan overtuigd dat je de echte conflicten in het menselijk bestaan niet met politieke middelen kon oplossen en dat er op moreel vlak geen eenduidige antwoorden bestonden. Geen gemoraliseer dus, in onze boeken. Decennialang heb ik dit gedacht, tot ik merkte dat er iets ontbrak. Misschien had het wel te maken met ouder worden en meer ervaring opdoen, ik weet het niet, maar wat ik inzag was dat ik ook over moraal kon schrijven zonder te moraliseren, over ethische hete hangijzers zonder een definitief antwoord te geven op mogelijke vragen. Ik wil dat de lezers nadenken over zulke zaken. Wat zouden zij gedaan hebben als ze in de situatie verkeerd zouden hebben van die Deense jongen op het einde van de oorlog? Zouden zij de Duitser aangegeven hebben?”

Of zouden zij het hoofd weggedraaid hebben wanneer ze in Rome een zwarte bedelaar zagen?

“Net voor ik aan dat verhaal begon had ik een essay geschreven over de Europese vluchtelingencrisis. Ik had Lampedusa bezocht en had daar met de bootvluchtelingen gesproken. Ik voelde dat er iets aan de gang was dat Europa zou veranderen. Dat mensen uit het zuiden massaal naar het noorden zouden willen trekken, omwille van politieke of economische redenen. Hoe reageren we daarop? Daar wou ik het over hebben in mijn verhaal. En ik wou tonen hoe een jong en onbezoedeld iemand daarover denkt. Wij volwassenen denken al vlug dat we de grenzen moeten sluiten omdat we toch niet heel de wereld kunnen opvangen. Voor een jongen van vijftien zijn dat drogredenen om onze verantwoordelijkheid niet te hoeven opnemen. Hij beschikt nog over een zuiver geweten en reageert direct op de nood van de ander.”

Het verhaal gaat ook over de toekomst van Europa. Is er reden voor bezorgdheid?

“De EU heeft de voorbije halve eeuw voor welvaart en vrede gezorgd. We zitten altijd te kankeren over wat er fout gaat, zoals de levering van de vaccins, maar in feite is die EU een groot succes. Wat mij zorgen baart is dat het geloof in onze gezamenlijke Europese toekomst verdwijnt en dat veel landen hun eigenbelang op korte termijn weer vooropstellen. Je ziet dat in het oosten van Europa natuurlijk, maar ook steeds meer in de traditionele trekkers van de unie, zoals Frankrijk en Duitsland. Extreemrechtse partijen scoren met een nationalistisch programma gebaseerd op een nationale identiteit. Die identiteit bestaat, dat wil ik niet ontkennen, maar tezelfdertijd zijn we ook allemaal Europeanen en hebben we heel veel gemeen met elkaar. Het universalisme, dat je als mens bepaalde zaken deelt met andere mensen, is een Europees idee. Laat ons dat niet verkwanselen.”

Enig idee waarom de wereld je plots meer is gaan interesseren dan de existentiële zorgen van het individu?

“Het heeft veel te maken met ouder worden en beseffen dat het tijd wordt om het stokje door te geven aan een volgende generatie, denk ik. Als jonge schrijver wil je je vooral afzetten tegen degenen die in de literaire wereld het mooie weer maken. Je hebt het gevoel dat je je intrede maakt op een scène die beheerst wordt door mensen die een paar decennia ouder zijn dan jou. Eens je zelf tot die bevoorrechte groep behoort en zelf de lakens uitdeelt, besef je niet langer dat er anderen zijn. Dat doe je pas nadien, wanneer er zich een nieuwe generatie aandient. Ik heb geluk gehad dat ik een jaar of twintig tot de voorhoede heb behoord, maar dat is alweer voorbij. Er is een nieuwe generatie opgestaan die heel andere boeken schrijft dan de mijne. Ik zou me opzijgezet kunnen voelen, maar er gaat ook een grote opluchting mee gepaard. Toen ik voor het eerst grootvader werd had ik hetzelfde gevoel. Ik had mijn taak gedaan en voortaan zou mijn zoon de gang van zaken bepalen. Zijn generatie had de wereld overgenomen, en dat was maar goed ook. Indien gewenst zal ik er zijn met raad en daad, maar ik zal me niet opdringen. Net zo gaat het in de literaire wereld. Ik kan ongestoord mijn gang gaan en hoef me niets meer aan te trekken van wat de wereld van mij verwacht.”

Heeft die nieuwe aanpak ook te maken met de veranderende tijden? Wordt er vandaag niet veel meer gemoraliseerd dan pakweg tien jaar geleden? En is de literatuur daardoor ook niet een stuk minder onschuldig geworden?

“Zeker, en dat beangstigt me ook wel wat. We zijn op het punt gekomen dat we ons serieus kunnen afvragen of Nabokov vandaag nog wel een uitgever zou vinden voor zijn Lolita. Kijk wat Blake Bailey overkwam. Zijn Philip Roth-biografie werd door de Amerikaanse uitgever teruggetrokken na een paar meer dan twintig jaar oude #MeToo-beschuldigingen. Stel dat Bailey niet in het nieuws was geweest met zijn biografie, dan waren die beschuldigingen misschien nooit geuit. Ik vind het trouwens ironisch dat het juist over een biografie van Roth ging, omdat die schrijver zijn hele carrière vragen stelde bij wat fatsoenlijk was en wat wel en niet door de beugel kon. Nabokov wist dat hij met Lolita een moreel heikel onderwerp aanpakte, maar hij geloofde in de literatuur en de lezers. Hij beschouwde de literatuur als een open ruimte waar mensen hun vaste overtuigingen even konden achterlaten en hun moraal inruilen voor moreel onderzoek. Sinds de tijd van de Griekse tragedies is de literatuur zo’n ruimte geweest. Neem bijvoorbeeld Medea, over een vrouw die haar kinderen doodt omdat hun vader haar verraden heeft. Het stuk vraagt ons hoofd te bieden aan het verschrikkelijke in onszelf en het te erkennen, zodat we uiteindelijk ook betere en wijzere mensen kunnen worden. Maar wat zie je nu? Dat traditioneel links de ideeën en standpunten van traditioneel rechts omarmt. Iedereen wordt opeens volledig bepaald door zijn etnische en seksuele identiteit. Het gevolg daarvan is sectair denken. We zien mensen niet meer als individuen, maar als leden van een groep. Dat is wat extreemrechts altijd gedaan heeft. Dat denken ligt aan de basis van het antisemitisme en zorgde uiteindelijk voor de burgeroorlog in ex-Joegoslavië. Dit opzetten van groepen tegen elkaar kun je toch onmogelijk positief vinden? Wanneer het over seksualiteit gaat, maken we vandaag een nieuw Victoriaans tijdperk mee. Schrijvers die vragen durven stellen bij de algemene moraal worden gewraakt. Ik stel het belang van #MeToo niet in vraag. Die beweging staat voor een culturele revolutie die in feite heel lang geleden al had moeten plaatsvinden. Met woorden beleden veel mannen de gelijkheid tussen man en vrouw, maar hun geest zat nog vast in een vorig tijdperk. Dit diende inderdaad aangeklaagd te worden, zodat het zou stoppen. Dat jonge vrouwen in actie zijn gekomen en hun boodschap via de sociale media over de hele wereld hebben kunnen laten horen is fantastisch. Iedere actie om de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen weg te werken kan ik alleen maar toejuichen. Alleen mag het niet leiden tot een inperking van de vrijheid van meningsuiting, en dat is wat nu gebeurt. Net zoals je eind jaren zeventig een schrijver kon afkeuren omdat hij de klassenstrijd niet voldoende steunde, kun je hem vandaag monddood maken omdat hij de regels van de identiteitspolitiek niet volgt. We moeten opletten dat we niet in Oostblok-praktijken vervallen, waarbij schrijvers veroordeeld werden omwille van het aanhangen van een foute ideologie.”

Hoe dit werkt heb je zelf mogen ondervinden na de publicatie van je vorige roman De storm. Je werd toen beschuldigd van het goedpraten van een fout personage?

“In die roman komt een schrijver voor die zijn van #MeToo beschuldigde uitgever op een vrij naïeve wijze verdedigt. Die naïviteit wordt uiteindelijk het onderwerp van een aanval. Wat ik in dat boek probeerde te doen is de twee kanten van de medaille tonen. De ene kant toonde het vergrijp van de uitgever dat echt niet door de beugel kon. De andere de vriendschap tussen die uitgever en een wat wereldvreemde schrijver. Ik poneerde geen mening over mijn personages. Zoals in al mijn boeken wou ik de lezer aan het denken zetten, dat was alles. In Denemarken en Nederland zijn er vervolgens een paar giftige recensies verschenen die lieten uitschijnen dat ik de uitgever verdedigde tegen de #MeToo-beweging, wat volstrekt naast de waarheid was. In geen enkel ander land werden die beschuldigingen trouwens herhaald. Misschien ben ik wat naïef geweest toen ik het boek schreef. Ik huldig het credo dat je als schrijver volstrekt open moet staan voor de wereld, ook voor nieuwe ideeën, en dat mensen je boek zullen lezen in de geest waarin het geschreven is. Misschien komt het christendom hier weer op de proppen, dat zwakte en verwarring toelaat en benadrukt hoe belangrijk het is om de ander in alle eerlijkheid te willen ontmoeten.”

De mening van uw personage werd dus verward met die van uzelf?

“Dat is inderdaad een toenemend fenomeen, deels de schuld van de schrijvers zelf, doordat ze over zichzelf zijn beginnen schrijven. Neem bijvoorbeeld Karl Ove Knausgärds Mijn strijd-cyclus. In Denemarken heeft die een golf aan autofictie voortgebracht. En ik begrijp ook waarom. Schrijvers zijn steeds op zoek naar vernieuwing. Kunnen we dit nog wel schrijven, vragen ze dan, heeft het vandaag nog wel betekenis? Autofictie leek een nieuwe manier om de realiteit aan te pakken. Dat wist Henry Miller al in de jaren 1930, dus zo nieuw was het nu ook weer niet wat Knausgärd deed, maar hij raakte met zijn cyclus een open zenuw. Wie ben ik in deze verwarrende wereld, vragen velen zich af. Waar haal ik de pretentie vandaan te kunnen schrijven vanuit een ander geslacht of cultuur? Is dat geen imperialistische stellingname? En dicht ik de literatuur daarmee geen al te grote pretenties toe? Dat een schrijver dan bij het bekende blijft, zichzelf dus, begrijp ik. Er is fantastisch knappe autofictie geschreven, maar ik zie ook de beperkingen. Op die manier schrijf je naar het oor van een bepaald soort lezer dat meer geïnteresseerd is in het privéleven van de auteur dan in zichzelf. Literatuur wordt dan een partijtje vergapen en geen zelfonderzoek, wat literatuur zou moeten zijn. Waarom lezen we? Om in het boek iets over onszelf te weten te komen. De ene keer is de roman een spiegel, de andere keer een deur die uitgeeft op wat het betekent een mens te zijn. Dat wordt heel beperkt wanneer de schrijver het alleen nog over zichzelf heeft. Versta me niet verkeerd. Ik zeg niet dat de schrijver zijn eigen ervaringen niet mag gebruiken in een roman. Dat doe ik zelf ook de hele tijd, alleen de delen die van pas komen in het verhaal dat ik wil vertellen, en ik vermeng het met zaken die ik van anderen heb gehoord, die ik heb gelezen en die ik zelf verzonnen heb. En daarbij heb ik maar een ding voor ogen, niet mezelf tonen, maar wel een goed boek schrijven.”

Eerder verschenen in De Morgen