"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie kunst&cultuur: De kathedralenbouwers

Vrijdag, 15 maart, 2024

Geschreven door: Georges Duby
Artikel door: Evert van der Veen

De mensen achter de allergrootste kerken

Het rijk geïllustreerde boek De kathedralenbouwers is geen ‘gewone’ kunstgeschiedenis maar plaatst de ontwikkelingen van kunst, cultuur en architectuur in een breed maatschappelijk, sociologisch kader. In dit boek komt dan ook vooral naar voren hoe men leefde en wat mensen bewoog. De lezer leert zo begrijpen waaruit kunst is ontstaan. Het boek is geschreven in mooie, beeldende taal die wel vraagt dat de lezer er de tijd voor neemt en bereid zich is zich hierin te verdiepen. Dan geeft het boek ook veel en zal het een oude wereld van binnenuit ontsluiten. Het boek bestaat uit drie delen: klooster, kathedraal, paleis.

Veranderingen in de elfde eeuw
De kathedalenbouwers begint met het beschrijven van de middeleeuwse wereld rond het jaar 1000: ‘een woeste wereld’ met weinig mensen en ruige natuur. Dit veranderde in de elfde eeuw. Op de grote kloosterdomeinen ontwikkelden monniken betere landbouwtechnieken en daarvan profiteerden de boeren maar het bracht ook culturele vooruitgang bij de adel. Kunstwerken van die tijd vallen op door hun grote diversiteit, inventiviteit en eenheid.
De culturele vooruitgang was het grootst in de grensgebieden waar de verschillende cultuurzones op elkaar stootten: “Catalonië, Normandië, het gebied rond Poitiers, Bourgondië, Saksen en de grote vlakte die zich uitstrekte van Ravenna tot Pavia.”
De aristocratie van de elfde eeuw voelde zich verenigd ‘in hetzelfde geloof, maar ook in dezelfde riten, dezelfde taal, dezelfde culturele erfenis, in de herinnering aan één man: Karel de Grote. Dat wil zeggen: in het prestige van Rome en het prestige van het Imperium’.

Kunst had als doel “de rijkdommen van de wereld aan te bieden aan God, de mens in staat te stellen de woede van de Almachtige te bezweren en bij hem in de gunst te komen. Heel de grote kunst was een offergave en had minder met esthetica dan met magie van doen”.

Monniken
Koningen waren aanvankelijk “dienaar van de heilige Petrus” en werden beschouwd als goddelijk uitverkoren voor hun taak. Zij verloren echter veel van hun macht en daarmee ook hun zeggenschap over de kunst.

Kookboeken Nieuws

Monniken werden de nieuwe bemiddelaars tussen de mens en het heilige. Kunst en architectuur waren gericht op de verheerlijking van de macht van God. ‘De grote kunst was geheel en al liturgisch geworden, en aangezien de koning door de kerstening van zijn magische krachten in het hart van heel het kerkelijk ceremonieel was geplaatst had de wijding ook de kunst tot een wezenlijk koninklijke zaak gemaakt.’
In deze tijd herleefde het Romeinse ideaalbeeld van de goede keizer, de bron van kennis en wijsheid en zag toe op de opleiding van de geestelijkheid. De vorsten lieten in elke bisschopsstad en abdij een school stichten.

De voornaamste taak van monniken was het dagelijkse gebed. Zij baden allereerst voor hun bloedverwanten, vandaar het belang om een familielid in het klooster te hebben. De monniken werkten ook voor het heil van hun geestelijke broeders, daarom was er een grote toeloop van leken die zich aan een klooster verbonden. De monniken baden ook voor hun weldoeners; vandaar de talrijke giften. De liturgische functies van de monniken brachten een bloei van de sacrale kunst met zich mee.

Pelgrims
Pelgrimage werd een geliefde vorm van ascese waarbij kerken werden bezocht waar zich relikwieën bevonden. De graven van Petrus, Jacobus en Christus waren hoogstaande doelen. Vaak maakte men de pelgrimstocht als men zijn dood voelde naderen; men hoopte dan tijdens de pelgrimstocht te sterven.

”In 1063 werden de ridders uit Champagne en Bourgondië, die zich voorbereidden op een pelgrimstocht naar Spanje, door de paus aangeworven voor een veldtocht tegen de ongelovigen; al degenen die in de strijd stierven zouden een volle aflaat krijgen…. 33 jaar later gaf een andere paus de gewelddadigheid van de ridders een hoger doel: de bevrijding van het graf van Jezus.” Het kruis, de banier van Christus, werd tot symbool van de overwinning.

Kloosterorde van Cluny
De kloosters waren bewaarplaatsen van relikwieën geworden, er ontstonden reliekschrijnen. Het begrafenisritueel verandert: het lijk moet voortaan geheiligd en bewierookt worden. Door de absolutieformules bevestigde de priester dat ook hij macht had om zonden te vergeven.
De meest gezaghebbende congregatie van de 11e eeuw was die van de orde van Cluny. De bloei van Cluny vormde, met de groei van de plattelandseconomie en de opkomst van het feodalisme, de belangrijkste gebeurtenis in de Europese geschiedenis van de 11e eeuw. De monniken volgden de regel van Benedictus van Nursia uit de 6e eeuw.

De taak van kunst
“De monnikenwereld probeerde het geloof niet te beredeneren, zij probeerde het op te roepen door de collectieve verrukking die de deelnemers aan de eredienst beving.” De kunst had tot functie de harmonische structuur van de wereld zichtbaar te maken. Evenals de liturgie en de muziek was de kunst een manier van spreken over God. Het kruis veranderde van betekenis. Waar het aanvankelijk Gods universele macht uitdrukte, kwam nu de lijdende Christus meer naar voren. Zie daarvoor Het kruis van Alfred Bronswijk dat deze ontwikkeling beschrijft.

Licht
De voorstellingen kwamen vooral voort uit de Apocalyps. “Dat wil zeggen uit het verblindende licht. Geen enkel ander deel van de Schrift bevatte zoveel aanwijzingen over de toekomstige wereld, zo’n verheerlijkende beschrijving van de heilige stad Jeruzalem.“

Licht werd een belangrijke uitdrukking van het goddelijke licht, alle aardse licht in gebouwen weerspiegelt God als goddelijke bron. “Van alle lichamen is het fysieke licht het beste, het kostelijkste, het schoonste; wat de volmaaktheid en schoonheid van de lichamelijke vormen uitmaakt, is het licht” aldus filosoof Robert. Het uiterlijk van kunst en architectuur wordt belangrijk want “de ziel moet haar kennis ontlenen aan het waarneembare”, aldus theoloog Thomas van Acquino. In een uitgebreide nabeschouwing staat Georges Duby stil bij de betekenis van de onderdelen van de kathedraal zoals de kloostergang, ramen, gewelven en reliekschrijnen.

Georges Duby (1919 – 1996) was een Frans historicus die zich toelegde op de sociale en economische geschiedenis van de middeleeuwen. Hij was docent aan de universiteit van Aix-en-Provence, lid van de Académie francaise en eredoctor van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Dit boek verscheen als bundeling van drie afzonderlijke publicaties voor het eerst in 1976 in de Franse taal. De Nederlandse uitgave is een grondige herziening van de Nederlandse editie uit 1984.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Leesadvies voor jongeren

Wie waren de mensen in de middeleeuwen die indrukwekkende kerken bouwden? Lees dit boek en laat je meevoeren in hun tijd.