"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De lange schaduw van het nationaalsocialisme in kunst en samenleving

Donderdag, 22 juni, 2023

Geschreven door: Gregor Langfeld
Artikel door: Chris Reinewald

In de geaardheid van de zaak

[Recensie] In een kort essay bespreekt kunsthistoricus Gregor Langfeld hoe hedendaagse kunst vaak (in)direct wordt afgezet tegen de Tweede Wereldoorlog als meetlat. 

Dit komt door het ontaard (entartet) verklaren van ‘moderne, niet volkseigen schilder- en beeldhouwkunst in Nazi-Duitsland in 1937, meer dan 80 jaar geleden terug dus. De actuele kunstwereld herstelt zich er in zekere zin nog steeds van.

Bij de erkende meesterwerken der schilderkunst lijkt zich een drieluik met vijf naakte vrouwen te hebben gevoegd. Het dateert uit 1937 en is geschilderd door Adolf Ziegler. Wie Jan Wolkers las weet wie dat is: een realistisch schilder met de twijfelachtige bijnaam Rijksschaamhaarschilder. Hij schilderde taferelen met naakte Germaanse vrouwen die in de smaak vielen bij Adolf Hitler, zelf een afgewezen kunstacademiestudent in Wenen. (Bij toelating had hij bij Egon Schiele op school gezeten. Denk ‘ns in hoe de geschiedenis dan was verlopen.) 

Taboe
Hitler had Zieglers allegorie van de onerotisch ontklede jonge meisjes en een moederachtige vrouw, pontificaal boven de haard in zijn huiskamer op Berchtesgaden hangen. Door die afkomst rustte op het wonderwel gespaarde doek decennia een taboe. 

Hereditas Nexus

De VS namen zulke geaarde Nazi-kunst in beslag, hield het buiten het zicht en retourneerde het pas rond 1980 aan de Bondsrepubliek Duitsland die de onwelgevallige kunst in depots van militaire musea in Beieren stalde. Alleen in historische, niet in kunstzinnige tentoonstellingen mocht het, en dan met veel uitleg, getoond worden.  

Omdat er geen oorlogshandelingen en ook niet een direct aanwijsbaar propagandistisch symbool op te zien is, verscheen Zieglers allegorie rond 2015 weer, zij het op een Italiaanse expositie met neoclassicistische kunst waarin het perfecte maar kille realisme ook past.

Al in 1966 pleitte de joods-Amerikaanse essayist Susan Sontag er voor de Nazi-propagandafilms van Lenie Riefenstahl – hoe moreel verwerpelijk ook – puur als invloedrijke ‘esthetische ervaring’ te bekijken. Dit leidde wonderwel tot een bedachtzame herwaardering van de uiteindelijk hoogbejaarde regisseuse.  

München
Na zijn uitleg over de simultane exposities met Ontaarde en Geaarde kunst in München (1937) citeert Langfeld uitgebreid de invloedrijke Alfred H. Barr, directeur van het New Yorkse Museum of Modern Art (MoMA). Een tentoonstelling met hedendaagse kunst (1939) in het MoMA plaatste Barr in een democratische context.

President Roosevelt stelde als spreker dat men kunst niet mag reduceren tot stereotypen. Artistieke vrijheid impliceert maatschappelijke vrijheid. 

Voor de expositie kocht het museum ook een Duits ontaard expressionistisch schilderij van Kirchner aan, ondanks Barrs eerdere reserve. 

Tot zover is het een Duits en Amerikaans verhaal. Nederland kreeg de rekening van het roven van kunst uit joods bezit door de Bezetter pas eind 20ste eeuw gepresenteerd. Musea accepteerden in 1945 via Rijksdiensten van hun vermoorde eigenaars verweesde kunstwerken als eigen verwervingen. Pas zeer recent werden zulke werken – van Matisse en Kandinsky – aan erfgenamen terug gegeven.

Afkomst
Langfeld besluit zijn essay met een pleidooi voor grotere zelfreflectie bij musea.

Te lang beschouwden ze hun kunstwerken los van hun eigen afkomst (provenance) en verzwegen hun eigen onethische beleid. Zowel Museum Boijmans van Beuningen als het Stedelijk Museum Amsterdam verrichtten echter uiterst kritische zelfonderzoeken naar de stukken in hun collectie. In dat opzicht werpt de Holocaust inderdaad nog steeds een lange schaduw.

Bij de Kirchner-Nolde expositie in het Stedelijk Museum (2021) kantelde het beeld echter. Opmerkelijk genoeg werden Nolde hier (als ontaard verklaard kunstenaar!) niet zijn Nazi-sympathieën nagedragen maar hoe hij koloniaal hij zich gedroeg op een studiereis in toenmalig Duits Papoea Nieuw Guinea. De (ontaarde) Kirchner kreeg beschuldigingen vanwege oppervlakkig exotisme en vermeend misbruik van zijn meisjesmodellen.

Langfeld haalt deze expositie niet aan, om geen nieuwe discussie te beginnen.

Zijn essayboekje lijkt dan ook een geschikt vertrekpunt voor de nooit afgelopen goed-fout discussies in de kunst. Die spelen zich overigens af buiten de interessesfeer van hedendaagse extreemrechtse stromingen.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow