"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De onverwachteling*

Dinsdag, 25 juli, 2023

Geschreven door: Johanna Pas
Artikel door: Dietske Geerlings

“Ik zal weer meervoud zijn

[Recensie] Vlak voordat Johanna Pas dit jaar overleed, schreef ik voor Poëziekrant een dubbelrecensie over haar bundel Was; of hoe ik mijn huid verloor en haar coproductie met Lies Colman en Koen Broos, Voor mij alleen. Ik was verrast door haar bijzondere combinatie van directheid en spiritualiteit. In beide bundels toont ze de eenzame mens die teruggeworpen is op zichzelf en nodigt ze de lezer in eenvoudige taal uit tot introspectie, die paradoxaal genoeg leidt tot verbinding. Ik wist dat ze ernstig ziek was en dan lees je sommige gedichten vanzelf vanuit dat perspectief. Het was alsof ze in de bundels al een beetje afscheid aan het nemen was. Ik zelf, die nog maar net kennis gemaakt had met haar poëzie, nam tegelijkertijd onwillekeurig ook een beetje afscheid van haar, en dat betreurde ik, want ik wilde graag meer van haar lezen. En toen rolde daar ineens, tot mijn grote verrassing, bijna gelijktijdig met het nieuws van haar overlijden, haar De onverwachteling* van de pers, als een postume toegift, troost voor de achterblijvers.

Kijkraampjes
De bundel is prachtig vormgegeven met op het omslag drie ronde kijkraampjes waarachter het duister is, maar toch iets doorschemert, en twee vogels die uitvliegen. Achter de titel staat een sterretje, dat verwijst naar de uitleg van de betekenis van ‘onverwachteling’, die voor in de bundel is opgenomen: “onverwachteling (M/V/X) 1. kind dat niet gepland was 2. bezoeker die niet uitgenodigd was.” De bundel is ingedeeld in Aankomst, Verblijf en Vertrek, dat verschillende betekenissen oproept: de drie omvatten niet alleen een leven, maar kunnen ook verwijzen naar de bezoeker die niet uitgenodigd was, of de lezer die aankomt in de bundel en straks ook zal vertrekken. Voordat je daadwerkelijk de poëzie begint te lezen, voel je je al omringd door betekenis.

De eerste afdeling bevat een prachtig motto: “Ik hield met mijn gedachten de hele wereld bij elkaar”. Alleen daarover kun je al uren mijmeren, want is dat niet wat mensen steevast doen als zij denken: het zoeken naar verbinding tussen de losse elementen, zingeving, betekenis?
Het openingsgedicht houdt de moderne mens een spiegel voor, zoals deze eindeloos op zijn kleine scherm kijkt:

“Ze doen hier allemaal alsof de wereld zwijgt
en op een klein lichtgevend scherm vertonen ze
hun dromen. Ze denken dat er niemand is. Ze
denken schaamteloos de wreedste dingen

Boekenkrant

Ze spiegelen zich aan elkaar en ze verzamelen
een eindeloos reeks van Dingen waarvan je niet
eens wist dat je ze nodig had. Gelukkig zien ze
mijn gedachten niet […]”

Tastbare plek
Aan het eind van het gedicht vraagt de ik zich af waarom ze hierheen is gegaan. Dat kan een tastbare plek zijn tussen deze mensen (die achter hun scherm zitten), of meer een existentiële vraag: waarom besta ik? Na een paar gedachten krijg je het vermoeden dat de ik zelf de ongenode gast is, die zich probeert een houding te geven ten opzichte van de anderen. Je kunt je te midden van velen eenzaam blijven voelen: “Toch blijf ik alleen in / het vol van de tram”. Pas heeft zelf een verbindende rol gespeeld in de boekhandel Kartonnen Dozen in Antwerpen, die gericht was op de lbgtq+-gemeenschap. In het laatste gedicht uit ‘Aankomst’ voelt ze een verlangen dat geen naam heeft en hoedt ze zich voor de dag “dat het zich sprekend en in klare taal / laat horen in de regen op het dak”.

De tweede afdeling begint met hoe de ik eerst in een wereld met slechts twee dimensies was, terwijl ze wist hoe bedrieglijk dat perspectief was en zij behoedzaam moest aftasten “of er wel diepte was”. Daarna kreeg de wereld drie dimensies, die ze niet langer kon “verknippen”. Vanaf dat moment kropen alle denkbare emoties onder de deur en door het raam naar binnen. ‘Het verblijf’ kenmerkt zich door een veelvoud aan emoties: vervreemding ten opzichte van de vroegere ik, vervreemding van de mensen om haar heen, eenzaamheid, een gevoel van verraden zijn, maar ook een eenvoudig, maar intens verlangen naar verbinding:

“Ik wil nog graag in zo
veel bedden slapen
waarin de ongecensureerde
adem van een ander
mij gezelschap houdt”

Eigen dood
Vertrek begint met het motto “Er staat een boom in mijn tuin / maar ik geloof hem niet”. Is de boom de zekerheid van een naderende dood? Het eerste gedicht uit deze laatste afdeling is aangrijpend. De ik heeft net als de kat negen levens, maar ze heeft ze allemaal tegelijk geleefd: “met een zweem van spijt dat ik mijn levens zo /verborgen had geleefd en niemand me zou kennen // als ik mijn negen levens stierf.” Aan het eind van de bundel reflecteert de ik op haar eigen dood: zij zal de trillers van de merel zijn, de kraaien op het veldje, maar ook zal zij weer meervoud zijn.

En zo is deze ‘onverwachteling’ een open, ontroerend afscheid waarin je steeds opnieuw kunt aankomen, verblijven en vertrekken.

Eerder verschenen op Tzum