"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

De waterstandbeelden

Vrijdag, 10 februari, 2023

Geschreven door: Fleur Jaeggy
Artikel door: Marnix Verplancke

Het genot jezelf te haten in het mooiste uur van de nacht

[Recensie] De Zwitsers-Italiaanse Fleur Jaeggy blijft verbazen, ook in haar minst toegankelijke roman over verdriet, kilte en decadentie.

In A Rebours, de uit 1884 daterende cultroman van Joris-Karl Huysmans, gaat hertog Jean Floressas des Esseintes op zoek naar het ultieme door de esthetiek gedreven leven. Hij trekt zich terug in een van alle luxe en verfijning voorziene kluizenaarswoning waar hij zich omringt met boeken, schilderijen en de meest exquise wijnen, en zich overgeeft aan contemplatie. Mensen leiden alleen tot teleurstelling, meent hij, en daarom gaat hij hen liever uit de weg. Het is moeilijk om Fleur Jaeggy’s uit 1980 daterende, maar nu pas vertaalde De waterstandbeelden te lezen zonder aan Tegen de keer te denken, zoals Huysmans roman in het Nederlands heet.

Verzamelaar
Jaeggy’s hoofdpersonage Beeklam heeft immers heel wat gemeen met des Esseintes. Ook hij hoeft bijvoorbeeld niet te werken voor zijn geld en kon zich van kleins af aan ontpoppen tot een verzamelaar, ook hij heeft zich uit het dagelijks leven teruggetrokken in een eigen wereld vol artefacten en ook hij houdt sinds de dood van zijn moeder Thelma niet langer van zijn medemensen. Haar dood was voor hem de aanleiding om zijn vader Reginald te verlaten en zich in de kelder van een groot Amsterdams huis terug te trekken, omgeven door standbeelden die tot aan de knieën in het water staan, met het geluid van de golfslag van de nabije zee op de achtergrond. Rosalind, Magdalena en Thelma noemt hij de beelden, naar de vrouwen waar zijn vader ooit van hield. Wanneer hij op een dag in een park iemand ontmoet waarvan hij meteen voelt dat hij ook geen gezelschap wil omdat gezelschap vermoeit, weet hij dat hij een geestesgenoot gevonden heeft, of een compagnon in de slavernij, zoals hij zijn relatie met parkwachter Victor beschrijft, waarbij zij allebei meester en slaaf zijn. En dus vraagt hij de man om zijn bediende te worden.

Jaeggy, de in 1940 geboren Zwitsers-Italiaanse schrijfster die we vooral kennen van het magistrale De gelukzalige jaren van tucht, beschrijft Beeklams zwelgen in esthetische decadentie met haar notoir koele afstandelijkheid. Net zoals haar hoofdpersonage afscheid heeft genomen van de wereld, heeft zij afscheid genomen van hem. Hij treurt, weten we, maar hij is niet op zoek naar verlichting. Hij wil zich wentelen in het verdriet en ziet in de natuur alleen parallellen met de menselijke kwetsbaarheid. Bij het zien van een kikker denkt hij bijvoorbeeld: “Zulke mooie schepsels, wezens die het hoofd achterover buigen zoals wij en zo de onderkant van hun kin en keel tonen, zo breekbaar, bijna een eerste teken van de ontbinding.”

Foodlog

Decadente wereld
In een tweede deel van De waterstandbeelden verschuift de focus naar Katrin en Kaspar, wellicht haar vader, maar zeker is dat niet. Ook zij wonen in een decadente wereld, al is die in tegenstelling tot die van Beeklam niet van kille steen gemaakt, maar wel van zachtjesaan wegterende organische materie. Ze verblijven in een 18e-eeuws paviljoen dat stilistisch het midden houdt tussen de Zwitserse Alpen en het Verre Oosten en omgeven wordt door bleke ruïnes van groen, klei en aangevreten bloemen. En ook hier is de zee niet ver weg, zeker in de herfst en de winter niet, wanneer de aanstormende golven over schipbreuken en dode zeelieden verhalen. Toen Katrin voor het eerst het paviljoen binnenstapte, waren de kamers sierlijk met stof en insecten bekleed. Een met schimmel en brokaat overtrokken stoel schommelde nog. “Ze kende weinig vreugde,” schrijft Jaeggy, “en na de inspanning van blijdschap was, bij gebrek aan beter, ook het genot jezelf te haten geen al te vreemd vermaak.”

Net zoals in de wereld van Beeklam gebeurt er in die van Katrin weinig. De personages van de twee delen van De waterstandbeelden glijden als zijden gewaden ruisend langs elkaar heen, maar van echt contact is geen sprake. Ze zoeken elkaar niet om samen gelukkig te zijn, maar wel om kortstondig, in het mooiste uur van de nacht, wanneer koelte in treurnis verandert, in eenzelfde eenzaam ongeluk op te gaan.

Verlies en verdriet
Maar waar gaat deze bijna plotloze, maar ook mateloos boeiende roman die van de lezer evenveel aandacht vraagt als eender welke dikke pil dan over? Over verlies natuurlijk, waarbij Jaeggy geen verhaal wil vertellen, maar je het verdriet veroorzaakt door de dood van een geliefd iemand aan den lijve wil laten voelen. “Water is een verbrand lichaam,” laat Jaeggy Beeklam zeggen. Voeg daaraan toe dat De waterstandbeelden opgedragen is aan de Oostenrijkse schrijfster Ingeborg Bachmann die Jaeggy goed kende en die veel te jong stierf in een brand, en de puzzelstukjes beginnen op hun plaats te vallen. Jaeggy schreef in haar boek haar verdriet van zich af, zou je kunnen besluiten, en rekende daarbij net zoals Bachmann dat deed in een beroemde lezing uit 1959 af met het decadente estheticisme zoals dit bijvoorbeeld door de dichter en kortstondige nazi-sympathisant Gottfried Benn werd uitgedragen in zijn gedicht ‘Kleine aster’. Daarin wordt een lijk tijdens een autopsie opengesneden, waarna er een lila aster in de buikholte valt en deze bij het weer dicht rijgen achterblijft in de dode. Waar brengt al dat gewentel in duisternis en decadentie ons? Op een plek waar persoonlijk genot en kille onverschilligheid hand in hand gaan. Of zoals Jaeggy schrijft: “Er moet een esthetiek van het slachthuis bestaan.”

Eerder verschenen op De Morgen

Boeken van deze Auteur:

De waterstandbeelden

De gelukzalige jaren van tucht

SS Proleterka