"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Droomhuis

Dinsdag, 7 februari, 2023

Geschreven door: Inez de Goede
Artikel door: Anke Cuijpers

Trauma en de troost van bloemetjesbehang

[Recensie] Inez de Goede heeft de durf gehad om grote thema’s aan te snijden in haar debuutroman. Droomhuis handelt niet alleen over hoe een jeugd vol misère doorwerkt in het leven van een volwassene, het gaat ook over hoe dit doorwerkt in het leven van generaties vrouwen. De erfzonde moeten we het misschien noemen. Datgene wat moeders door de eeuwen heen doorgeven aan dochters. Voor een groot deel is dat hier het gevoel dat ze zich, vroeg of laat, naar hun lot hebben te schikken, en de vraag is in hoeverre het Lot, de hoofdpersoon in dit verhaal, lukt om hiermee te breken, zich daarvan los te maken.

Frankrijk
Het is een queeste dus, de reis die Lot maakt naar Frankrijk om haar ouderlijk huis verkoopklaar te maken. Ze heeft zich voorgenomen om in een moeite door met de bron van haar steeds opborrelende angsten af te rekenen. Vrouwen die dat gewapend met flessen wijn doen, laten zien dat de werkelijkheid waar ze mee af willen rekenen hun eigenlijk een maatje te groot is. Ook het feit dat Lot alles heeft meegenomen om niet in het huis, maar buiten, op het erf, in een tentje te bivakkeren, werpt al een schaduw vooruit. Dit droomhuis is niet wat de gemiddelde mens zich voorstelt bij een droomhuis. Lot wil er alleen bij daglicht naar binnen, gewapend met schoonmaakmiddelen, verfkwasten en plamuurmessen. Ze kruipt aanvankelijk ’s avonds doodmoe met opgewarmde ravioli, wijn, en een opgejaagd gevoel in haar tent. Tot een storm de tent verwoest, en ze moet kiezen: opgeven of in het huis overnachten.

Drie-eenheid
De Goede laat afwisselend drie vertellers aan het woord: de volwassen Lot, het kind Lotje, en moeder Mara. De stemmen van deze drie-eenheid verschillen onderling behoorlijk van elkaar. In het verhaal van Mara wordt daarbij nogal wat uitgelegd ten koste van het ‘show, don’t tell’. Daarentegen bestaat het deel van Lotje, wiens blik vanzelf beperkt blijft tot die van een kind op de volwassenen om haar heen, uit zeer beklijvende, zintuiglijke scènes. De kleine Lotje is een kind dat te grote voelsprieten voor de gemoedstoestand van de volwassenen heeft ontwikkeld, en daar extreem begaafd in is geworden. Lotje krijgt dat ingepeperd door haar stiefvader, die haar zo medeverantwoordelijk wil maken voor het welzijn van haar labiele, depressieve moeder. De volwassen Lot herinnert het zich zo:

“De dingen die mijn stiefvader vertelde. Het waren maar verhalen. Verhalen die ik geloofde. Zonder jullie kan ik niet leven, zei hij weleens. Als jullie bij me weggaan, zoals mijn eerste vrouw en kinderen, dan rijd ik mezelf te pletter. Ik schrok ervan wanneer die sterke man zich van zo’n andere kant liet zien. Als kind dacht ik dat ik de boel bij elkaar moest houden. Dat ik het elastiek was tussen mijn stiefvader en mijn moeder. Dat ik hun ruzies moest zien te voorkomen. Ik was ervan overtuigd dat ze allebei niet zonder mij konden.”

Boekenkrant

Het gevoel onmisbaar te zijn omdat de liefde van de ouders voor het kind niet gevoeld wordt. Dat de twee volwassen vertelstemmen los daarvan hun eigen verhaal vertellen, maakt de tragiek en het verlorene van dat gekwetste kind extra voelbaar.

Feminisme
Moeder Mara wil wanhopig graag geloven dat ze in de Franse buitenlucht haar depressiviteit kan overwinnen en eindelijk onafhankelijk van pillen kan functioneren. Ze leunt op Ab, die ze, ondanks allerlei rode vlaggen zoals blaadjes met kinderporno, vertrouwt:

“Zijn blauwe ogen hadden diep in de hare gekeken. Ze had hem geloofd. Hij zou alles voor haar doen, haar maken tot wie ze zou kunnen zijn. Hij zou haar redden. Bij hem zou ze veilig zijn.”

Het is het patriarchale grondvest waarin generaties vrouwen en mannen zijn opgevoed, de man als hoeder van het gezin, en waar Mara zich gaandeweg vergeefs van probeert te bevrijden:

“‘Wees blij dat je naar school mag,’ had ma gezegd toen ze teleurgesteld had gekeken. ‘Ik moest meteen na de lagere school al gaan werken.’ Ze had niet tegengesproken Dat deed je toentertijd niet. Maar ze nam zich wel voor om het later zelf anders te doen.
En kijk haar nu eens. Meer en meer zag ze zichzelf in de voetsporen van haar moeder lopen. Opgeslokt door haar eigen lijden. Zou ma ook zo geworsteld hebben met het leven?”

Terwijl op het einde steeds duidelijker en manifester wordt, hoe misplaatst dit vertrouwen is, lukt het Mara niet om met haar kind te verdwijnen en terug naar Nederland te gaan. Toch probeert ze. Mara en ook stiefvader Ab zijn in hun pogingen om een gezin overeind te houden wreed en sympathiek tegelijkertijd. Beiden krijgen een gelaagdheid mee die diepte geeft aan hun karakters, en de oorzaken van hun emotionele afwezigheid, of de gevoelde noodzaak een vileine symbiose te smeden met een klein kind.

Vakantiehuis
De volwassen Lot vlucht lange tijd vooral in handelingen, alsof ze de herinneringen die aan het huis gerelateerd zijn alleen letterlijk te lijf kan gaan. Het huis zuiveren en daarmee zichzelf, alsof het huis nog steeds bezeten is door een kwade geest. Als Lot uiteindelijk zichzelf confronteert met haar trauma, krijgt de lezer dit op de laatste pagina’s in een paar akelige, beklijvende scènes geserveerd. Bij mij bleef het laatste hoofdstuk daar een beetje op drijven als een vetlaag op soep. Tot ik begreep dat dit einde de lezer wil laten nadenken of deze keten van erfzonde te verbreken is. Is het het loutere toeval van een gelukkige of ongelukkige partnerkeuze waardoor een vrouw de heldin in haar levensverhaal kan worden, en is een bloemetjesbehang voldoende om van een huis, waarvan de stenen zich hebben volgezogen met ellendige traumatische herinneringen, een droomhuis te maken? Chapeau, een mooi debuut.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow