"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Recensie geschiedenis: Een adres

Vrijdag, 19 april, 2024

Geschreven door: Michal Citroen
Artikel door: Evert van der Veen

Verborgen overleven

Michal Citroen vertelt in het voor- en nawoord dat zij op zoek ging naar haar familiegeschiedenis. Haar vader leed aan het KZ-syndroom. Daarom is zij in dit boek op zoekt gegaan naar de De geschiedenis van de Joodse onderduik zoals de ondertitel van dit boek Een adres luidt. ‘Een adres’ was in de oorlog de uitdrukking voor een gevonden plek om onder te duiken.

Het boek is opgebouwd uit vele gespreksfragmenten, teksten uit persoonlijke documenten en citaten uit historische werken. Dat maakt het boek ondanks zijn omvang zeer leesbaar. Het boek begint met de situatie voor de oorlog. Er waren Joden die bezorgd waren over de ontwikkelingen in Duitsland. De Nederlandse pers berichtte hier wel over en gaf weinig commentaar. Wat Nederland aangaat: “De joden hoorden er wel bij, maar toch ook net niet helemaal” (p. 44).

In persoonlijke verhalen komt de sfeer van die tijd goed naar voren, ook na de Duitse inval in Nederland. Het ‘drama van IJmuiden’ is dat vele duizenden joden hierin de meidagen van 1940 heengingen maar niet met een schip konden vluchten. Er zijn aangrijpende verhalen over suïcides, uit angst voor wat er zal komen.

Nederlandse overheid
Pijnlijk maar eerlijk is wat er wordt verteld over de – vaak coöperatieve – samenwerking van het Nederlandse bestuur met de bezetter; deze welwillendheid heeft de Joodse deportatie bevorderd. Loe de Jong wordt hierover geciteerd: “De secretarissen-generaal stellen zich op het standpunt dat zij, mits de verantwoordelijkheid voor de afkondiging van anti-joodse maatregelen duidelijk bij de bezetter kwam te liggen, bereid waren de uitvoering, zij het ongaarne, ter hand te nemen”(p. 151).

Boekenkrant

Het boek is ook kritisch over de houding van de Nederlandse regering in Londen die zich amper om de nood van de Joden bekommert: “Wat zaten ze dan in Londen wel te doen toen ze hoorden over de deportaties van Nederlandse Joden?” (p. 419). Ook koningin Wilhelmina heeft zich er spaarzaam over uitgelaten via Radio Oranje. “Waar dwangarbeid van Nederlandse mannen als een belangrijk probleem werd gezien, kreeg het lot van de Joden – hoewel bekend was wat er met hen na deportatie gebeurde – niet dezelfde aandacht”(p. 420).

Joodse Raad
Ook de positie en de werkwijze van de Joodse Raad, die in februari 1941 werd opgericht, komt regelmatig ter sprake. Het oordeel hierover is genuanceerd maar ook wel kritisch. “Historicus Van der Boom noemt dat een proces van ‘hoe goede bedoelingen de weg naar de ondergang plaveiden’ in zijn boek over de Joodse Raad met de titel De politiek van het kleinste kwaad” (p. 229). Onlangs was de indrukwekkende serie “Joodse Raad” op tv die de kijker meenam in de machteloze positie van dit orgaan omdat de Duitsers er misbruik van maakten en in feite mee speelden.

Anti-joodse maatregelen als de Ariërverklaring (oktober 1940), verplichte registratie (januari 1941), persoonsbewijs met J (april 1941) en de gele ster (april 1942) worden genoemd. Na de Wannseeconferentie begint in 1942 de deportatie die eufemistisch ‘tewerkstelling in Duitsland’ wordt genoemd.

Wat hebben mensen geweten?
Een belangrijke maar moeilijk te beantwoorden vraag die ook ter sprake komt, is: wat hebben Joden nu van de Shoa en de vernietigingskampen geweten? Dit heeft de noodzaak voor onderduiken in sterke mate beïnvloed. Er was wel een sterk vermoeden van onheil maar van de massale vernietiging had men waarschijnlijk geen beeld en dat kón ook niet omdat het zo onvoorstelbaar was.

“Die beklemming en radeloosheid, de angst voor het volstrekt ongewisse, klinkt steeds nadrukkelijker door in de dagboeken naarmate de oorlog vordert”(p. 299 – 300). De Sperre gaf een voorlopige vrijwaring van deportatie maar bood ook geen blijvende zekerheid, was eigenlijk uitstel van executie.

Persoonlijke verhalen
Er zijn door heel het boek veel aangrijpende verhalen over vertrouwen – dat soms ook werd beschaamd – en over hulpvaardigheid van mensen maar ook over verraad, eigenbelang en misbruik. Bekende verhalen als ‘t Hooge Nest, waar veel Joden zaten ondergedoken, verzetsmensen als Johannes Post en Frits de Zwerver komen ter sprake. Hoe ‘een adres’ werd geregeld, hoe mensen daar verbleven, hun relatie tot degenen die hen onderdak verschaften, hun persoonlijke ervaringen, huiszoekingen: de onderduik wordt breed belicht.

Na de oorlog werden Joden gelijkgesteld aan andere Nederlanders en dat had voor hen zeer ernstige gevolgen omdat er van begrip en coulance geen vaak geen sprake is. In het nawoord citeert Michal Citroen haar vader: “Het is moeilijk om een overlevende te zijn”(p. 585) en daarin wordt eigenlijk alles van de generatie – maar later ook van hun kinderen – samengevat.

Een adres is een zeer indrukwekkend boek omdat veel mensen aan het woord komen en zo deze angstige tijd laten herleven. Al die verhalen brengen de lezer dicht bij wat zich toen afspeelde. Zó duidelijk en uitvoerig is het onderduiken van Joden nog niet eerder beschreven.

Michal Citroen is historicus en journalist en werkte aan geschiedenis progromma’s van OVT op Radio 1. Zij schreef eerder U wordt door niemand verwacht.

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow

Leesadvies voor jongeren

Hoe was het om ondergedoken te zijn in de Tweede Wereldoorlog? Lees over de ervaringen van Joden in dit meeslepende boek.

Boeken van deze Auteur: