"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Een geest in de keel/A ghost in the throat

Vrijdag, 21 juli, 2023

Geschreven door: Doireann Ni Ghriofa
Artikel door: Nico van der Sijde

Overgave aan de vrouwelijke tekst van een mysterieuze 18e eeuwse Ierse dichteres

[Recensie] A ghost in the throat , het prozadebuut van de Ierse dichteres Doireann Ni Ghriofa, wordt door steeds meer lezers en lezeressen steeds luider bejubeld. Een op zijn minst wonderlijk apart boek. Ik ken om te beginnen weinig proza waarin de alledaagse en onalledaagse zorgen en eentonigheden van het moederschap in zo’n dichterlijk-lyrische taal worden bezongen. En die lofzang wordt dan ook nog eens meeslepend gecombineerd met de gepassioneerde fascinatie van de vrouwelijke ik-figuur voor leven en werk van de 18de-eeuwse Ierse dichteres Eibhlín Dubh Ní Chonaill, en voor Eibhlíns schroeiende in het Gaelic geschreven gedicht over de moord op haar geliefde, de bijna transgressieve hartstocht die zij voor hem voelde, en haar aan vampirisme grenzende rouw om zijn dood. De nieuwe vertaling van dat gedicht, door Doireann Ni Ghriofa zelf, zorgt bovendien voor een swingend einde van deze roman. Of van deze kroniek, want A ghost in the throat schijnt veel autobiografische elementen te bevatten, en zweeft vaak tussen fictie en non-fictie in.

Moederschap
Het moederschap wordt door de ik-figuur in heel dichterlijke termen beschreven. Zodanig dat ook de diepste angsten, de meest geestdodende routines, de meest diepgravende wanhoop en de steeds terugkerende totale uitputting ons tegemoet komen als een nooit eerder gezongen lied. Zie bijvoorbeeld de volgende passage:

“Every day I battle entropy, tidying dropped toys and muck- elbowed hoodies, sweeping up every spiral of fallen pasta and every flung crust, scrubbing stains and dishes until no trace remains of the forces that moved through these rooms. Every hour brings with it an new permutation of the same old mess. I sweep. I wash. I tidy. I am one of The Many whose working day does not have a clocking- out time. Anyone whose days revolve around domestic work knows the satisfaction that can be found in such labour, in defining and listing the numerous components of a mess, each easily resolved by a series of well- defined manoeuvres”.

Wegpoetsen
Poetsen en boenen als een steeds terugkerende uitputtende strijd tegen entropie en vormloosheid, en juist dat geeft de ik-figuur intense bevrediging. Hoe verrassend. Terwijl ze door het uitputtende karakter van die steeds terugkerende strijd zo ongeveer haar hele zelfbesef verliest, en zichzelf als het ware wegpoetst: “I don’t examine the face reflected in the mirrors I polish so hastily, As I clean, my labour makes of itself an invisibility. If each day is a clutterered page, then I spend my hours scrubbing its letters. In this, my work is a deletion of a presence”. Maar dat zelfverlies is tegelijk iets wat diep bevredigt. Geheel tegen al mijn intuïties in, maar voor de ik- figuur is dat zo, hoe zeer ik mij daarover ook verwonder. En misschien is precies dat zelfverlies, op een voor mij niet te begrijpen of na te volgen wijze, zelfs kenmerkend voor alle zwangere vrouwen die kinderen baren: “In choosing to carry a pregnancy, a woman gives of her body with a selflessness so ordinary that it goes unnoticed”.

Boekenkrant

Die laatste woorden – “so ordinary that it goes unnoticed”- lijken mij bovendien ook op te gaan voor de eerder geciteerde passages: de steeds terugkerende strijd tegen entropie van boenende vrouwen, de uitputtende dagelijkse arbeid van het huishoudelijk werk, het zichzelf uitwissen in die uitputting, en de diepe bevrediging die dat alles toch oplevert. Ongeëmancipeerde mannen kennen dat alles uiteraard niet, merken het zelfs niet eens op. In door mannen geschreven boeken is er uiteraard ook weinig aandacht hiervoor. Maar Doireann Ni Ghriofa zet het volop in de spotlights, in zingende zinnen die mij steeds opnieuw verrasten. En bovendien in een vorm die steeds verrast: fragmentarisch, vol onverwachte wendingen, en met soms heel opmerkelijke veranderingen van inhoud, stijl en toon.

IFascinatie
ntrigerend en heel verrassend, deze zo poëtisch verwoorde aandacht voor het genegeerde alledaagse in de levens van vrouwen en moeders. Maar nog intrigerender is de steeds groeiende passie van de ik-figuur voor de dichteres Eibhlín Dubh Ní Chonail en haar wel heel intense gedicht. De intensiteit van dat gedicht, en de fascinatie voor de enigmatische dichteres, lijken een welkome extra dimensie van diepe gepassioneerdheid toe te voegen aan het slovende en zichzelf uitwissende bestaan van de ik-figuur. Ze maakt in elk geval wel op even aanstekelijke als inspirerende wijze voelbaar hoe verrijkend en verrukkend dit gedicht voor haar is. Vooral in het begin van A ghost in the throat herhaalt zij bovendien steeds de formulering “This is a female text”, als ware dat een mantra. En daarmee doelt ze meestal op het gedicht van Eibhlín of over haar eigen gedachten naar aanleiding van dat gedicht. Ze benadrukt daarbij hoe wonderbaarlijk het is dat dit gedicht, van een vergeten dichteres uit een ver verleden, überhaupt in onze leeservaringen kan bestaan en ons leven in het hier en nu zo kan verrijken: “This is a female text and it is a tiny miracle that it even exists, as it does in this moment, lifted to another consciousness by the ordinary wonder of type. Ordinary, too, the ricochet of the thought that swoops, now, from my body to yours”.

Onoplosbare raadsels
Tegelijk ervaart ze ook, in allerlei prachtig beschreven zoektochten, hoeveel onoplosbare raadsels het gedicht bevat en hoe onbekend de dichteres ervan altijd is gebleven. In de vooral op mannelijke schrijvers gerichte cultuurgeschiedenis was kennelijk maar weinig plaats voor Eibhlín Dubh. Wat haar autobiografische gedicht zelfs nog mysterieuzer en ongrijpbaarder maakt. De ik-figuur benadrukt dan ook steeds nadrukkelijker dat de betekenis van dit gedicht en van Eibhlíns leven haar voortdurend ontglipt. Maar precies dat mysterie wordt door de ik-figuur in steeds lyrischer termen omarmd. Bijvoorbeeld als volgt: “No, my favourite element hovers beyond the text, in the untranslatable pale space between stanzas, where I sense a female breath lingering on the stairs, still present, somehow, long after the body has hurried onwards to breathe elsewhere”. Of in nog explicietere termen: “Some parts of Eibhlín Dubh’s life, I know now, will always remain hidden to me, no matter how closely I look. Instead of resenting the many lacunae where I have not been able to find her, my hand has learned to hover over those gaps in awe. My attempt to know another woman has found its ending not in the satisfaction of neat discovery, but in the persistence of mystery”. Vermoedelijk is precies dat mysterie volgens Doireann Ni Ghriofa kenmerkend voor de “female text”. Misschien is dat ook de reden dat ze ergens vrij terloops de feministisch- postmoderne filosofe en schrijfster Helene Cixous citeert, over het schrijven met witte inkt: niet de zwarte inkt van de leesbare, conventionele taal, maar juist de onzichtbare witte inkt van het onleesbare mysterie dat schuilgaat onder onze conventionele woorden en zinnen. Het vrouwelijke betekende voor Cixous (en door haar bewonderde denkers als Derrida, Kristeva, Irigaray) het andere, het mysterieuze, het ongearticuleerde, alles wat aan onze rationele blik ontsnapt. En mogelijk bedoelt Doireann Ni Ghriofa dat ook met haar mantra “this is a female text”.

Hoe dan ook, A ghost in the throat is heel poëtisch en aantrekkelijk mysterieus. De passages over het moederschap en het huishoudelijk werk van de ik-figuur is heel origineel en verrassend, de passages over de raadselachtige Eibhlín Dubh en haar al even raadselachtige gedicht vond ik inspirerend ongrijpbaar. Te meer omdat dit gedicht voor de ik-figuur een zeldzaam verrijkende en verrukkende inspiratiebron is, juist door de ongrijpbaarheid ervan. Mooi is bovendien hoe ook de ik-figuur, het raadsel van Eibhlín Dubh en haar gedicht steeds meer omarmend, ook zelf een intrigerend raadsel blijft. Of wellicht zelfs een steeds groter raadsel wordt. En misschien maakt juist dat ook A ghost in the throat zelf tot een “female text”.

Eerder verschenen op Hebban