"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Grote pedagogen in klein bestek

Dinsdag, 27 november, 2018

Geschreven door: Tom Kroon
Artikel door: Bea Ros

Parade van pedagogen

Hoe is ons onderwijs geworden tot wat het nu is? Die vraag loopt als onzichtbare rode draad door het boek Grote pedagogen in klein bestek.

[Recensie]  Exact 282 regels voor de opvoeding. Die schotelde Jacobus Koelman (1631-1695) echtelieden voor opdat zij goede ouders zouden worden. Van zelf voeden (in plaats van het kind uitbesteden aan een min) en niet te afstandelijk zijn tot en met het inprenten van de artikelen des geloofs. Bijna drie eeuwen later komt dokter Benjamin Spock (1903-1998) met het geruststellende advies aan ouders vooral op hun eigen gevoel te vertrouwen. Regels kunnen handig zijn, maar ze moeten niet heilig zijn. Zowel Koelman als Spock figureren in Grote pedagogen in klein bestek, een parade van pedagogen uit de (voornamelijk) West-Europese geschiedenis. Het is een bundeling van de biografische schetsen die sinds 2001 zijn verschenen in Pedagogiek in Praktijk Magazine plus nog enkele nieuw toegevoegde. ‘Een vlotte eerste oriëntatie in leven en werk van personen die het pedagogisch denken van oudsher hebben gevormd en gevoed’, dat stond de redactie voor ogen. Dat is precies wat het boek te bieden heeft.

Grootheden

Boekenkrant

Het boek is gesplitst in twee afdelingen. In de eerste draven de ‘grondleggers en practici’ op. Het bleek ondoenlijk om, zoals aanvankelijk het plan was, ook deze weer te onderscheiden in twee groepen. Idee en uitvoering gaan te vaak hand in hand, pedagogen blijken een praktisch ingesteld slag mensen. De tweede afdeling wordt bevolkt door wat samenstellers Tom Kroon en Bas Levering (beide redacteuren van het Pedagogiek in Praktijk Magazine) de ‘inspiratoren’ noemen. Daarbij moet dan gedacht worden aan grootheden die niet alleen onderwijs en opvoeding, maar de hele samenleving en denken doordrenkt hebben. Mannen – tja, in deze afdeling zijn het allemaal mannen – als Jezus, Mohammed, Confucius, Erasmus en Plato. Hun roem en belang valt nauwelijks te betwisten. Op de selectie van namen in de eerste afdeling valt wel wat af te dingen. En dan meer over wie er niet in staan, dan wie er onterecht in staan. Persoonlijk mis ik bijvoorbeeld Jan Pieter Heije, die toch een grote rol in het muziekonderwijs en de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen gespeeld heeft. Of mensen als Salzmann, Basedow en Campe, de Duitse verlichtingspedagogen die onder de naam Philantropijnen furore maakten en die harmonie tussen lichaam en geest bepleitten en daarmee aan de wieg van lichamelijke opvoeding ofwel gymnastiek stonden. Maar goed, die komen in een volgende herziene editie wellicht aan bod.

Braaf

Heel erg spannend zijn de in totaal 46 portretjes niet. Er zijn wel lichte verschillen tussen de diverse auteurs, maar de meeste bijdragen beginnen braaf – en vrij standaard – met eerst de biografische gegevens (‘werd geboren in’), vervolgens een uiteenzetting van de ideeën en tot besluit een zoektochtje naar sporen daarvan in het heden. Maar Grote pedagogen in klein bestek is dan ook meer een naslagwerk en opzoekboek, dan een bundel die je achter elkaar door met rode konen uitleest. Aan de andere kant levert grasduinen door het hele boek wel een aardig beeld op van hoe het allemaal zo gekomen is. Pas als je leest dat Jean-Baptiste La Salle (1651-1719) een nieuw systeem invoerde, het l’enseignement simultane ofwel het klassikale systeem, besef je dat alles wat wij vandaag de dag zo vanzelfsprekend vinden, ooit uitgevonden en voor het eerst beproefd is. ‘De leerlingen werden gegroepeerd naar leeftijd en ontwikkeling en de leerkracht richtte zijn aandacht op alle leerlingen’, noteert de auteur. La Salle bedacht ook dat het dan wel handig was als de leerkracht van elke leerling afzonderlijk gedetailleerde informatie over vorderingen bijhield. Ofwel, het rapport werd geboren. En daar worden veel later dan een CITO-volgsysteem, entreetoets en centraal schriftelijk eindexamen aan toegevoegd. Hoe groter de schaal, des te ingewikkelder het systeem. Dat klinkt logisch, maar het kan geen kwaad weer eens een keer helemaal vanaf nul te denken. Waar draait het eigenlijk om in opvoeding en onderwijs? Dat is precies de vraag die pedagogen als Comenius, Montessori, Boeke, Freinet en noem ze allemaal maar op, zich al eeuwen lang stellen. En soms klinken hun antwoorden heerlijk helder in een door onderwijsdiscussies en ontreddering gekwelde actualiteit. Neem bijvoorbeeld onze eerste hoogleraar pedagogiek, Philip Kohnstamm (1875-1951). Hij stelde dat leerkrachten niet moeten onderwijzen, maar voorleven ofwel het goede voorbeeld geven. En dat het voor de karaktervorming van aanstaande burgers allerverderfelijkst is te stellen dat ‘kinderen elkaar niet mogen helpen en alles alleen mogen leren van de onderwijzer’. Het is net als met Koelman en Spock: regels zijn handig, maar laten ze ons toch in hemelsnaam niet de wet voorschrijven

Eerder verschenen op Didactief