"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het station

Dinsdag, 13 september, 2016

Geschreven door: Joris van Casteren
Artikel door: Jannie Trouwborst

Ratten, beveiligers, filters en nog veel meer

Het Centraal Station van Amsterdam oefent sinds zijn kennismaking met het complex in 1988 een blijvende aantrekkingskracht uit op Joris van Casteren. Hij hing er vaak rond, nieuwsgierig naar de mensen die er kwamen en naar de achtergronden van het bijzondere gebouw. Toen hij in 1998 voor de Daklozenkrant een artikel naar keuze mocht schrijven, was die keus dus snel gemaakt. Het resulteerde in een reportage van wat hij op een dag in de buurt van het meetingpoint op CS  meemaakte: zijn ontmoetingen, observaties en gesprekken met reizigers en andere bezoekers.

In februari 2014 werd hij benaderd door de Amsterdamse Uitgeverij Bas Lubberhuizen. Ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van het station in oktober van dat jaar vroeg men hem een grote reportage te schrijven over het gebouw, de mensen die er werken, de reizigers en de vaste bewoners. Een verzoek waar hij graag gehoor aan gaf.

Joris van Casteren (1976) is schrijver van fictie en non-fictie, dichter en journalist. Wie zijn pagina op Wikipedia bekijkt, zal zich niet alleen verwonderen over zijn veelzijdigheid, maar ook over de (al dan niet terechte) ophef die hij geregeld via zijn teksten veroorzaakt. Zelfs de onschuldig lijkende reportage over het Centraal Station in Amsterdam ontkwam daar niet aan. De meeste artikelen in deze reportage zijn verrassend, deels door de onvermoede inhoud van de taken van de verschillende NS-medewerkers en door de gesprekken met de reizigers en ‘bezoekers’ van het station (die een hele andere reden dan reizen hebben om er te vertoeven), maar ook doordat er aandacht is voor de geschiedenis van het gebouw, de historische beroepen en de ontwikkeling van het spoorbedrijf.

Het is een afwisselend geheel geworden, omdat deze geschiedenis er onopvallend doorheen geweven is en omdat de verhalen van functionarissen en bezoekers in elkaar overgaan. Zo heeft de beveiliging natuurlijk een en ander te vertellen over de huidige stand van zaken en mag Van Casteren een avond/nacht met ze meelopen. Maar de beveiligers stippen ook de overlast door de jaren heen aan, hoe die veranderde door allerlei maatregelen en maatschappelijke ontwikkelingen. En daarbij ontstond de ophef bij dit boek: een beveiligingsbeambte beschrijft een bekende TV persoonlijkheid die vroeger vaak dronken op het station voor overlast zorgde. Iemand meende zich te herkennen in het verhaal en de rel was compleet. De beschrijving van de voor het grote publiek onzichtbare plekken is fascinerend: het ondergrondse meer in de vroegere atoomschuilkelder dat bestemd is voor de sprinklerinstallaties. De zolder met de koelinstallaties voor de winkels in de hal (die daar geen stroom voor mogen gebruiken). De winkels hebben niet alleen koeling en frisse lucht nodig, ze moeten ook hun vervuilde lucht kwijt kunnen raken. Ook die afzuiginstallaties staan op zolder. Via allerlei filters gaat die lucht naar de schoorstenen op het dak. Confronterend detail:

Boekenkrant

“De meeste filters worden een of twee keer per jaar vervangen, behalve die van de aan perron 2 gelegen hamburgerketen Burger King. Speciaal voor Burger King is een aparte installatie gebouwd, waarvan de filters, die druipen van het vet, wekelijks moeten worden gereinigd.”

Een ontmoeting met de mannen van de ongediertebestrijding kan niet uitblijven: het afval van de vele winkeltjes trekt ratten aan. De schoonmaakploegen maken er overuren.

Journalistiek gezien is het een prima bundel: interessante feiten over het toch grotendeels onbekende CS van Amsterdam. Mooie, ook persoonlijke, verhalen van medewerkers en bezoekers. Een historisch overzicht van zowel de bouw en de functies, als van de aard van de bezoekers. De manier waarop dit alles een geheel is gaan vormen, maakt dat het prettig leest en het gemiddelde journalistieke verhaal overtreft.

Eerder verschenen op Mijn Boekenkast