"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het verdwijnen

Vrijdag, 6 maart, 2020

Geschreven door: Shaun Prescott
Artikel door: Marnix Verplancke

Kafka in Australië

[Recensie] Een beschaving die alleen nog zijn eigen versie van het verleden heeft om op te teren, is gedoemd te verdwijnen, toont Shaun Prescott in zijn opzienbarende debuutroman Het verdwijnen.

Een jonge schrijver uit de Australische centraal-westelijke regio ziet hoe steeds meer kleine stadjes zachtjesaan sterven en verdwijnen. Hoe komt dat, vraagt hij zich af, en daarom besluit hij er een boek aan te wijden. Dus reist hij naar zo’n stadje en probeert er via veldonderzoek achter de redenen voor de ontvolking te komen. Dat is het uitgangspunt van Shaun Prescotts Het verdwijnen.

De jongeman wordt vakkenvuller in de lokale Woolworths-supermarkt en sluipt vervolgens binnen in de geest van menig stadsbewoner, wat niet meteen een fraai plaatje oplevert van de Australische outback. Wanneer hij bijvoorbeeld in de bibliotheek op zoek gaat naar een boek over de lokale geschiedenis, raakt hij in gesprek met de bibliothecaris. Die bekent dat hij er ooit van droomde zelf zo’n boek te schrijven waarin hij onderhuids de eenzaamheid van het leven in een klein godvergeten stadje wou meegeven, maar dat hij daar nooit in geslaagd is, en dat hij dus maar gewoon eenzaam is gebleven. Tekenend is ook het station dat een museum is geworden. Iedere dag stipt om vijf uur passeert er een goederentrein waarvan iedereen denkt dat hij alleen maar rijdt omwille van het museum. Die sporen leiden nergens heen, weten ze, al vragen ze zich ook af waar die paar mannen die ooit achteraan op de trein sprongen uiteindelijk beland zijn. Arabieren, Aziaten en zwarten wonen inmiddels in de grote steden aan de kust schrijft Prescott. Alleen de blanken wonen nog in de kleine stadjes in het binnenland, en dat zijn veelal steuntrekkers en hopeloze sukkelaars.

De schrijver merkt tot zijn verbazing – of is het genoegen? – dat het stadje niet alleen intellectueel stilaan verdwijnt, maar ook fysiek. Op een bepaald moment verschijnt er in het centrale park een put in de grond, zo’n twee vierkante meter groot en geen mens weet hoe diep. Dag na dag ontstaan er meer dergelijke putten. Huizen worden verlaten, de winkelstraten komen leeg te staan, hele blokken verdwijnen en Jenny, de waardin van het café waar de schrijver dagelijks over de vloer komt, beweert dat er nu echt volstrekt geen andere klanten meer zijn.

Boekenkrant

Het verdwijnen zou je kunnen zien als een gigantische knipoog naar Het slot, een soort Kafka in Australië dus, waarbij Prescotts naamloze schrijver heel veel gemeen heeft met landmeter K. Geen van beide krijgt immers echt vat op de gemeenschap waarin ze verzeild geraakt zijn. Er wordt veel gepraat, maar of al die woorden aarde aan de dijk zetten is onduidelijk. Waar gaat deze fabel over ondergang en verdoemenis dan in feite over, stijgt de verwondering van de lezer bladzijde na bladzijde. Er wordt verwezen naar de wijzigende demografie, naar de klimaatcrisis en naar de wereldwijde verstedelijking die kleine stadjes onder druk zet en grote laat groeien als kankergezwellen, maar de werkelijke crux ligt elders, vermoed je. Een vermoeden dat trouwens bevestigd wordt wanneer Prescott in zijn dankwoord eer betuigt aan het Wiradjani-volk dat oorspronkelijk in de Australische centraal-westelijke regio leefde en dat door de blanke kolonisten ruw aan de kant werd geschoven. De bewoners van de verdwijnende stadjes hebben geen toekomst. Het enige wat hen samenhoudt is hun versie van het verleden, een versie die vandaag steeds meer onder druk komt te staan omdat ze gepaard gaat met diefstal en moord. Wie toekomst noch verleden heeft, staat slechts een zaak te wachten, aldus Prescott, verdwijnen.

Eerder verschenen in Knack