"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Het zomert in Barakstad

Vrijdag, 25 oktober, 2019

Geschreven door: J.M.H. Berckmans
Artikel door: Arnold Heumakers

Een Vlaamse wereld vol onontkoombaar verval

[Recensie] Voor de ouderwetse spleen en Weltschmerz moet men tegenwoordig in Vlaanderen zijn. Verder dan Antwerpen hoeft de reis niet te gaan, want daar woont en werkt J.M.H. Berckmans. Vier verhalenbundels heeft hij inmiddels op zijn naam staan. De laatste heet Het zomert in Barakstad – een titel waarop de aanduiding ironisch evenzeer van toepassing is als op een plas braaksel.

Berckmans schrijft verhalen waarin het understatement nog moet worden uitgevonden. Zijn boeken bestaan uit litanie-achtige prozagedichten, afgewisseld met rauwe anecdotes uit de treurigheid van des schrijvers dagelijkse leven. Met overtuiging veegt hij alles wat ‘de diepe diepe nausée’ van het bestaan ontkent de mantel uit.

“Jaja. Lacht gij daar maar mee. Ik ken u wel. Gij zijt de onnozelaars die de kroegen en de supermakten en de banken en de kantoren en de fabrieken en de bouwwerven bevolken. Dat zijt gij. Ge denkt dat ge beter zijt dan Jean-Pierre maar ge denkt dat maar. Denk al op. Denk wat ge wilt. Maar denk niet dat Jean-Pierre een kierewiet is. Jean-Pierre is de normaalste mens die er bestaat. Dat heeft Jean-Marie gezegd en die kan het weten want die heeft vijf jaar in het zothuis gezeten.”

Met zijn lezers heeft Berckmans niet veel consideratie. Bladzijde na bladzijde wordt hun het mes op de keel gezet. Maar in de praktijk kerft hij toch het liefst in eigen vlees. Als de ‘gaskamerman’ of als Gerrit Matthijs (een personage dat ook al voorkwam in Berckmans’ vorige boek Rock & Roll met Frieda Vindevogel) portretteert de schrijver zichzelf, zuipend in de kroeg, walgend in de ouderlijke huiskamer, onderduikend in troosteloze hoerenseks.

Yoga Magazine

Voor Berckmans is het leven zo weerzinwekkend dat hij woorden tekortkomt om er uitdrukking aan te geven. In zijn zinnen stapelen de adjectieven zich op met een welhaast obscene aandrang: `De tanende late namiddagzon van een uit klamme, kille regendagen plots wonderlijk ontsnapte, opgestegen, bevreemdend en verzachtend stralende herfstdag reikt door de ramen aan de straatkant nog tot bij hen, zet hen nog even in een heldere, smetteloze gloed, die spoedig tot schemering zal vertroebelen’.

Ondertussen is hij ook de schrijver “die droomde, samen met tienduizend andere dromen die hij allemaal schroomvallig op z’n polsen en z’n ellebogen en z’n enkels en z’n knieën schreef, die droomde van dat ene, enige verhaal dat zo groots en wild zou zijn dat wie dan ook er nooit nog een ander zou hoeven te schrijven.” Een hoogst romantisch verlangen, dat zoals meer romantische verlangens nooit werkelijkheid zal worden.

Het verhindert hem niet om verder te gaan en het ene verhaal na het andere af te scheiden. Noodkreten eerder dan verhalen in de conventionele zin van het woord. In het verleden wilde Berckmans nog wel eens uitwijken naar verzonnen geschiedenissen, gesitueerd in vreemde landen. Met als resultaat verhalen die weliswaar niet een minder verstikkend wereldbeeld lieten zien, maar die door de distantie althans enige ruimte tot ademhalen openlieten. In zijn laatste bundels is die ruimte steeds meer gaan ontbreken.

De lezer wordt, of hij dat nu wil of niet, binnengetrokken in een zeer Vlaamse wereld vol onontkoombaar verval, een ‘gaskamer’ in de ‘barakstad,’ waar stront, pis, kots en snot met liters tegelijk op hem afkomen. En als dat niet genoeg is, zijn er altijd nog de wormen, immer bereid een voorproefje te nemen van het maal dat hun uiteindelijk te wachten staat.

De boodschap van Berckmans is even duidelijk als monotoon. Zijn Célineske tirades getuigen van een verbeten energie en ze zijn geschreven in een grimmig Vlaams idioom dat niets pittoresks meer heeft. Deze schrijver meent wat hij zegt, op een heftige, onverbiddelijke manier. Hij vertelt, zoals de titel van een van zijn verhalen luidt, `hoe het is’. En wee degene die het niet met hem eens durft te zijn.

Door hun totale gebrek aan terughoudendheid en subtiliteit roepen de verhalen in Het zomert in Barakstad gêne op bij wie ze leest, maar de onmiskenbare noodzaak waaruit ze voortkomen maakt het nauwelijks minder genant ze alleen op hun literaire kwaliteit te beoordelen. Daarin schuilt Berckmans’ kracht en tegelijkertijd zijn zwakte. Wanneer iemand zijn longen leeg schreeuwt en daarna bijna stikt in een hoestbui, vraagt men zich ook niet in de eerste plaats af of het mooi klinkt.

Eerder verschenen in De Volkskrant en opArnold Heumakers

Boeken van deze Auteur:

Verhalen uit de Grauwzone

Het zomert in Barakstad