"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

History of Ancient Egypt, Volume 3

Woensdag, 5 juli, 2023

Geschreven door: John Romer
Artikel door: Jona Lendering

Het Nieuwe Rijk van Egypte

[Recensie] Ik heb al eerder geschreven over de driedelige History of Ancient Egypt van John Romer. Het eerste deel (2013) vertelde het fascinerende verhaal van het ontstaan van de cultuur van de farao’s: zeg maar de Naqada-tijd, de unificatie van de Nijlvallei en uiteindelijk de bouw van de Grote Piramide. Het tweede deel, verschenen in 2017, vond ik heel sterk: het vertelde niet alleen het verhaal van het Oude Rijk, de Eerste Tussentijd en het Middenrijk, maar toonde ook hoe het beeld dat wij van de Bronstijd hebben is geschapen door de negentiende-eeuwse archeologen. Ik was diep onder de indruk van dat boek. Ik wou dat ik zoiets kon schrijven.

Egypte zonder Egyptenaren
En nu is er het derde deel, waarin Romer het Nieuwe Rijk behandelt. Zeg maar de Dynastieën Vijftien tot en met Twintig. Opnieuw biedt Romer naast het verhaal over het oude Egypte een analyse van de wijze waarop onze kennis uit vondsten en teksten is opgebouwd én de wijze waarop ons beeld door negentiende-eeuwse en twintigste-eeuwse geleerden is gevormd. Dat zijn vrijwel allemaal Fransen, Duitsers en Britten; Labib Habachi is de enige Egyptenaar waar Romer aandacht aan besteed.

Dat is ergens ook logisch, want wie wil tonen dat ons traditionele beeld van Egypte een westerse schepping is, kan niet al te veel Egyptenaren gebruiken in z’n verhaal. Niettemin lijkt het me dat Romer hier wat eenzijdig is (vgl. de Egyptische fotografen waarover ik al eens eerder blogde of dit boek over Ottomaanse archeologie). Eigenlijk had ik best wel eens willen weten wat zo’n Zahi Hawass, voordat hij zijn ego ging plaatsen boven zijn werk, nu eigenlijk heeft gedaan. Hij moet toch ooit eens een keer een zekere verdienste hebben gehad.

Van Avaris naar Pi-Ramesses
Dit gezegd zijnde, Romer heeft een fascinerend verhaal te vertellen. Het komt erop neer dat hij uitlegt dat de Hyksos, waarmee hij begint, geen werkelijk vreemde heersers waren, zoals vaak beweerd, maar dat er in de oostelijke Delta altijd diverse bevolkingsgroepen waren geweest. Hier lag de hoofdstad Avaris, een open samenleving met niet alleen Egyptische en Voor-Aziatische trekken, maar ook invloeden vanuit de Egeïsche wereld, zoals gedocumenteerd met beroemde Minoïsche wandschilderingen. Het hof van de Hyksos in Avaris was een nieuwe wereld.

Ons Amsterdam

Een wereld die door de heersers van de Zeventiende Dynastie uit Thebe onder de voet werd gelopen. Zij namen de wijdere cultuur nu mee naar het zuiden, waar de traditionele Egyptische vormen dus werden verrijkt met de internationale stijl van Avaris. Een voorbeeld is de innovatieve hofcultuur ten tijde van koningin Hatshepsut. Meer innovatie ten tijde van Toetmozes III en vooral ten tijde van Amenhotep III. De tijdens zijn regering geschapen cultuur radicaliseerde ten tijde van Echnaton, die Amarna als hoofdstad nam. De Amarna-kunst is echt anders.

Na de Amarna-tijd verplaatst het zwaartepunt weer naar Thebe en daarvandaan weer naar het noorden. Zwaartepunt betekent hier: alle grote bouwprojecten waarmee de farao zich presenteerde als vertegenwoordiger van de mensen vis-à-vis de goden. Ten tijde van de diverse Ramsessesen van de Negentiende en Twintigste Dynastie was de hoofdstad Pi-Ramesses in de oostelijke delta, maar evengoed werd er gebouwd in Thebe. De kunst oogt traditioneel maar is vaak heel vernieuwend. En dan houdt het boek op, eigenlijk bij de Zeevolken.

Veranderend Egypte
Romer geniet ervan het gangbare beeld onderuit te halen. Hyksos? Geen vreemde heersers dus. Hatshepsut? Vergeet dat romantische verhaal maar dat ze haar zoon Toetmozes achtergesteld zou hebben. En dus heeft Toetmozes III, eenmaal alleenheerser, geen aanleiding gehad om zichzelf alsnog te bewijzen met veldtochten in Kanaän. Veldtochten die overigens minder spectaculair waren dan vaak beweerd (ook op deze blog). Et cetera.

Ik had wel een aantal keren iets van “dat wisten we al”. Dat de Amarna-kunst ten tijde van Echnaton wortelde in de artistieke vernieuwing ten tijde van Amenhotep III, zagen we bijvoorbeeld op de Echnaton-expositie in het Rijksmuseum van Oudheden. Dat is 2000, dus bijna een kwart eeuw geleden. Dat de Zeevolken geen onverwachte crisis waren, wisten we ook al. In zulke gevallen wordt Romers omkering van bestaande beelden een gimmick. Soms overdrijft hij ook. Ik denk niet dat je Herodotos als bron voor de IJzertijd van noordelijk Egypte terzijde kunt schuiven omdat hij zich zo lelijk vergist over zuidelijk Egypte in de Bronstijd.

Desondanks heb ik History of Ancient Egypt met veel plezier gelezen. Romer laat zich weinig gelegen liggen aan apologetische interpretaties die, als ze niet bedoeld waren om het gelijk van de Bijbel te bewijzen, dan toch waren gebaseerd op religieuze vertellingen. Hij schrijft ook goed. Zijn verhaal over de Zeevolken is niet vrij van een amusant sarcasme.

De Late Tijd
Ik had eigenlijk gehoopt dat Romer een vierde deel zou schrijven. Want laten we eerlijk zijn: we hebben nu drie delen Egypte als Egypte mogen lezen, en dat is allemaal heel boeiend, maar Egypte onder Libische, Nubische, Assyrische, Perzische en Macedonische heersers is óók interessant. Er was zeker sprake van continuïteit. De Romeinse keizer Hadrianus wordt precies hetzelfde afgebeeld als koning Narmer, drie millennia eerder. Het werd mij niet voldoende duidelijk waarom Romer zijn verhaal eindigt waar hij eindigt.

Misschien speelt ergens mee dat Romer vindt dat de Egyptische cultuur moet worden behandeld als die van een zelfstandige, bouwende hofhouding, niet als de cultuur van een land dat was onderworpen aan vreemde mogendheden. Toen ik het museum in Cairo bezocht, viel me op dat ook de Egyptische archeologische dienst de IJzertijd stiefmoederlijk bedeelde. Ik zou niet willen uitsluiten dat dit is hoe het moderne Egypte kijkt naar zichzelf: wel de Bronstijd, niet de internationale IJzertijd. Als Romer die visie is gaan delen, is het des te vreemder dat hij in dit mooie derde deel van zijn A History of Ancient Egypt zo weinig Egyptische egyptologen noemt.

Eerder verschenen op Mainzer Beobachter