"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Ida’s nagelaten dagen

Dinsdag, 4 januari, 2022

Geschreven door: Gea Wolfslag
Artikel door: Jan Stoel

Een kwetsbaar verhaal over veerkracht

[Recensie] “Lieve Ilona en Fleur, Wij heten Wolfslag. Ik weet niet waarom, maar wij Wolfslagjes bewandelen geen gemakkelijk pad.” Zo luidt de eerste zin van de proloog van Ida’s nagelaten dagen, het debuut van Gea Wolfslag (1969). Het is het begin van een persoonlijk non-fictie verhaal van de auteur opgedragen aan de twee kinderen van Ida, de overleden zus van de auteur. Zij maken door de persoonlijke, kwetsbare en openhartige getuigenis van de schrijver, nader kennis met hun familie. En dat is een familie waar het een en ander verborgen is gebleven en waarin ook zaken van de ene generatie aan de andere generatie doorgegeven worden.

Ida’s nagelaten dagen is een familiegeschiedenis, non-fictie dus, al bevat het wel fictieve elementen. Je zou het dus een literaire non-fictie roman kunnen noemen. Wolfslag zuigt je vanaf het begin mee in de emoties van haar personages. Toch weet ze afstand te houden daar waar het nodig is, weet ze gevoel en rede in balans te houden. Thema’s in de roman zijn liefde, begrip. Ook het proces van rouwen komt nadrukkelijk aan de orde. Altijd is er die veerkracht die mensen de kracht heeft om door te gaan, ‘het licht te zoeken’, ondanks de tegenslag waarmee men te kampen heeft.

De auteur weet je te raken en neemt je mee in een verhaal dat je niet loslaat, dat je bijblijft. Ze schrijft met respect en liefdevol over anderen. Ze hanteert daarbij een soepele schrijfstijl, zet literaire middelen in als het bijvoorbeeld gaat om de dialogen, maakt gebruik van flashforwards om de spanningsboog vast te houden, speelt met de tijd en het perspectief.

De basis van de geschiedenis, die Wolfslag vertelt, zijn herinneringen, maar ook authentieke, schriftelijke documenten, zoals die van haar vader en moeder. Dat laatste zorgt voor een dieper inzicht tijdens het verhaal en geeft hun personage ook meer reliëf. Ze weet de tijdgeest mooi te laten resoneren: van de twintiger jaren tot de jaren van de verzuiling, van de jaren waarin de welvaart gaat toenemen tot aan onze huidige tijd. Wolfslag weet in een zin een wereld op te roepen als het gaat om veranderingen in de samenleving/het gezin: “Sinds kort hadden we een frituurpan en verscheen er wel eens een kroketje op tafel.”

Boekenkrant

De roman begint met een dramatisch huwelijksfeest van Gea’s opa Hendrik en oma Gé. Gé werd als kind misbruikt door haar eigen vader. Hendrik heeft Gé zwanger gemaakt toen ze zestien was, maar weigerde met haar te trouwen voordat ze eenentwintig jaar was. Ze kwam in een tehuis voor zwangere, ongehuwde kinderen terecht. De vader van Gea, Jan, groeit de eerste jaren van zijn leven op in een tehuis. Bij de viering van hun dertig(?)jarig huwelijksfeest stuurt Gé op het hoogtepunt iedereen weg en zegt van haar man Hendrik te gaan scheiden. Ze staat er alleen voor. “De psychische balans van mijn oma is, voor zover ik me dat kan herinneren, altijd wankel geweest.” En het feit dat Jan in het tehuis opgroeide leidde ook al vroeg tot beschadiging van zijn persoon. Dat betekende dat het leven van zijn kinderen (Jan trouwt in 1956 met Ida Dijkstra en er komen vier kinderen: Henk, Trijnie, Gea en Ida; ‘het klavertje vier’, symbool voor geluk) ook niet makkelijk werd. Ondanks de successen van Jan als de bloemenman met liefst vijf bloemenzaken in Drachten, was er ook een zwarte keerzijde en volgt de neergang, maar is er ook weer veerkracht. “Ze waren als dominostenen niet in staat het vallen te stoppen. Om de steen te zijn die blijft staan, waardoor de rest ook blijft staan, dat is de grootste uitdaging.” En dat is meteen de leidraad van de roman. Want Ida, de moeder van Ilona en Fleur, blijkt ook een complex persoon te zijn en Ilona en Fleur (Inge en Flora genaamd in de roman) kennen de geschiedenis van hun eigen familie niet en zeker niet het verborgen geheim van hun moeder Ida. Daar wordt niet over gesproken en Ida zelf wordt stilgezwegen.

Ida wil haar eigen weg gaan draait niet voor niets vaak het Queennummer I want to break free. Het blijkt dat Ida ook behoefte heeft aan veiligheid, geborgenheid en misschien onbewust last heeft van een gevoel van onveiligheid. Dat openbaart zick als Gea, die close is met haar zus, gaat studeren in Groningen. Dan zoekt Ida als een ‘nachtvlinder’ de grens van het toelaatbare op. “Aangetrokken tot het licht in het donker, dat nachtvlinders vaak fataal wordt.” Net als haar vader mist Ida zelfliefde en veerkracht. “Ergens in hun leven ontstond een breekpunt en bleven ze wankel.” Maar hoe komt dat?

Ida sterft op 23 juli 2008, twee dagen na haar achtendertigste verjaardag. Ilona en Fleur zijn dan nog kind. Daarna begint het rouwen en je kunt de fases van rouwverwerking mooi onderscheiden in het verhaal: van ontkenning tot de uiteindelijke aanvaarding.

De auteur heeft de familiegeschiedenis met grote nauwkeurigheid willen vastleggen. Begrijpelijk om Fleur en Ilona een goed beeld te geven. Maar de gedetailleerdheid schiet soms wat door: een uitgebreide vakantiebeschrijving naar Hongarije voegt niets toe.

Het leven lijkt “een leeg schilderdoek met de mogelijkheid er de mooiste kunstwerken op te kunnen maken. Maar het doek is niet zo leeg als het witte canvas doet vermoeden. Hieronder verborgen en in ieder van ons besloten, ligt een blauwdruk van genetisch en erfelijk belast verleden.”

Door kritisch te kijken naar je familie krijg je zicht op hoe je met de dingen die je vanuit je familie geleerd hebt in het leven staat. En als je vastloopt en je verandering wil dan kan het zin hebben om een terug te kijken naar vroeger en er op een andere manier tegen aan te kijken. En dat is precies wat Gea Wolfslag doet. Er is durf voor nodig om zo’n roman te schrijven. Niet in het minst omdat je op deze manier ook de auteur, die in de ik-vorm schrijft, beter leert kennen. Ida’s nagelaten dagen wordt zo een helend boek waarin dat wat nagelaten is blijft.

Voor het eerst gepubliceerd op De Leesclub van Alles