"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

In gesprek met......Rob van Doorn

Maandag, 15 juni, 2015

Geschreven door: Rob van Doorn
Artikel door: Roelant de By



Inmiddels heeft hij twee thrillers op zijn naam staan, ‘Haarlem Centraal’ verscheen in mei 2014 en in maart 2015 was daar ‘Onmenselijke mensen’, het vervolg. Beide boeken zijn lovend ontvangen, ook hier bij DPB zijn de recensies meer dan goed te noemen. Tijd voor een, uitgebreide, babbel met deze veelzijdige man.


Wie is Rob?
Kort samengevat ben ik een vent van zestig, die aan alle kanten ontzettend veel geluk in zijn leven vindt. Al 33 jaar gelukkig getrouwd met Daphne en we hebben samen drie kinderen: Esmée (26), Sven (23) en Amber (18). We zijn gek op Griekenland, Roemenië en Cuba, maar hebben ook andere landen her en der op de wereld bezocht. We wonen in Hoogland, een dorp aan de rand van Amersfoort. In mijn dagelijks leven heb ik een bedrijf: BentoSpino BV. We adviseren vooral overheden over fusies, reorganisaties en voeren onderzoeken uit voor gemeentelijke rekenkamers. Dat klinkt saai als ik het zo teruglees, maar ik kan je zeggen dat ik intensief met veel mensen samenwerk en aan zaken werk die voor veel mensen ingrijpend zijn. Dat vind ik geweldig. Behalve voor mijn bedrijf werk ik als vrijwilliger voor een patiëntenvereniging, de Nederlandse Vereniging van Hoofdpijnpatiënten, en een goed doel, het MigraineFonds. Van beide organisaties ben ik voorzitter. Tot slot ben ik op dit moment interim-manager bij een opleidingsinstituut in Amersfoort. Een druk leven dus. Ik ben een uitgesproken type en heb over veel onderwerpen een mening. Dit wil niet zeggen dat ik tijdens verjaardagen het hoogste woord voer, verre van zelfs. Maar wel dat maatschappelijke onderwerpen me raken en ik in huiselijke kring en via twitter en Facebook mijn mening kenbaar maak. Naast deze serieuze zaken ben ik erg voor humor in het leven en relativeren. Een hobby is het verzamelen van en kijken naar films over historische gebeurtenissen. Afgelopen week zag ik een film over de Duitse belegering van Brest in Wit-Rusland in 1941. Interessant en leerzaam, omdat we in het westen maar weinig weten van de afschuwelijke ellende die mensen in Oost-Europa hebben ondergaan en de rol die zij hebben gespeeld bij de bevrijding van het Nazi-juk.


Hoe was je jeugd? Wat voor een jongen was je?
Ik heb een bijzonder gelukkige jeugd gehad. Ik ben opgegroeid in Haarlem-Oost, in een echte arbeiderswijk. Mijn vader en moeder waren beiden voor de tweede keer getrouwd en hielden zielsveel van elkaar. Ze hadden hun bestemming gevonden. Mijn halfbroer was een kind van mijn moeder. Het ontbrak ons aan niets, want mijn vader heeft lange tijd twee banen gehad: hij had samen met zijn vader een kolenbedrijf en hij werkte als bewaker bij de gelddrukkerij Joh. Enschedé & Zn. Ik speelde vaak met buurtjongens op het pleintje vlak bij ons huis. ’s Winters het plein vol water laten lopen en dan met doorlopers erop schaatsen. En ’s zomers stoepranden, honkbal en voetbal, waarbij regelmatig ruiten het moesten ontgelden en woedende buurtbewoners bij onze ouders verhaal kwamen halen. Zo rond mijn tiende ontdekte ik de bieb met als gevolg dat ik verslaafd raakte aan lezen. Zelfs zo erg dan ik op mijn veertiende volwassenenboeken mocht gaan lezen, omdat alle jongensboeken in de buurtbibliotheek – van Arendsoog tot Pietje Bell – waren doorgewerkt. Uit die tijd kan ik me geen vervelende dingen herinneren. Het was gemoedelijk en het leven kabbelde voort.


Klopt het dat je hebt geweigerd voor dienstplicht? Kun/wil je daar iets over kwijt? Heeft dat met je idealen te maken?
Door vroeg volwassenenboeken te lezen kwam ik terecht in de wereld van de oorlogsboeken. Ik raakte geïntrigeerd door het geweld en de extreme ervaringen van gewone mensen in buitengewone omstandigheden. Toen ik daar naar ging vragen bleek mijn vader lang ondergedoken te zijn geweest in Noord-Brabant, in het plaatsje Erp. Hij leefde daar op een boerderij, die tevens dienst deed als doorvoerhaven voor in Nederland en Duitsland neergeschoten geallieerde vliegeniers. Op mijn zeventiende ben ik met hem die mensen in de Peel gaan opzoeken. Ik gebruik het woord ‘helden’ zelden, omdat ik vind dat branie niet hetzelfde is als heldendom, maar deze mensen zijn echte helden. Ga er maar aanstaan om midden in een oorlog veel mensen op te vangen die door de bezetters worden gezocht. Een aantal van hun verhalen kan ik me nu nog herinneren. Mijn vader was daar tot op dat moment nooit zo open over geweest. Steeds meer ontwikkelde zich bij mij een ambivalent gevoel over oorlog en de voorbereiding daarvoor. Enerzijds hang naar het avontuur en anderzijds de weerzin tegen afschuwelijke zaken als bombardementen op steden, concentratiekampen en onderdrukking van weerloze burgers. En dan de doden. Altijd weer hordes slachtoffers, omdat politici en economische machten er niet vreedzaam uitkomen en jonge jongens, die het leven nog niet echt goed kennen, als soldaten de hete kolen uit het vuur mogen halen.


Net als elke andere knaap werd ik op mijn achttiende gekeurd en kwam ik in de molen van het militaire apparaat. Ik zocht contact met jongens die dienst hadden geweigerd en raakte onder de invloed van hun overtuiging. Op het moment dat ik de oproep thuis kreeg om me als infanterist te melden in Havelte in Drenthe was het voor mij duidelijk: ik zou gaan dienstweigeren. Door mijn groeiende interesse in geschiedenis en politiek kon ik geen enkel voorbeeld bedenken van een gerechtvaardigde oorlog. Sterker: ik was ervan overtuigd dat geweld en oorlog nooit een oplossing zijn. Dienstweigeren was in die tijd niet eenvoudig. Er moest vervangende dienstplicht worden vervuld, die veel langer duurde dan de militaire dienstplicht, maar eerst moest je bewijzen dat je echt gewetensbezwaren had, want dat was de term die in de wet stond. Daarvoor moest je een lange toelichting aan de minister schrijven. Vervolgens werd je naar de psychiater gestuurd. Dat weigerde ik. Mijn standpunt was dat mensen die in militaire dienst gaan naar de psychiater moesten. En tot slot moest je naar een “commissie van drie wijze mannen”, die na jouw antwoorden op vele vragen de finale uitspraak deed: wel of niet erkend gewetensbezwaarde militaire dienst. Je mocht in die periode vier mensen meenemen naar de zitting. Ik nam mee mijn vader, de voorzitter van de Vereniging Dienstweigeraars, waarin ik inmiddels actief was, een journalist van de Volkskrant en een Tweede Kamerlid. Twee weken later kreeg ik bericht dat ik niet in militaire dienst hoefde.
Vlak daarna kreeg mijn moeder een hersenbloeding en een jaar later overleed ze, 52 jaar jong.


Je was net twintig toen je moeder overleed. Hoe heb je dat ervaren om zo jong je moeder te verliezen?
Haar overlijden raakte me diep. Ze was een erg lieve vrouw, die hersteld was van een ongelukkig eerste huwelijk en nog in de kracht van haar leven zat. Ze maakte zich altijd zorgen over mijn broer en mij en deed alles om het thuis zo gezellig mogelijk te maken en de sfeer optimaal te laten zijn. Ik ervoer na haar overlijden echt dat ik half wees was. Ik kan me herinneren dat ik op een nacht wakker werd, ervan overtuigd dat mijn moeder aan mijn bed stond. Ik riep haar. Mijn vader kwam naar me toe en we hebben toen samen op de rand van mijn bed zitten huilen. Twee volwassen kerels. In de jaren daarop werd de band met mijn vader steeds sterker. Mijn broer was al enkele jaren het huis uit, dus wij bleven samen achter. We gingen dammen en kaarten en luisterden tot diep in de nacht naar muziek. En tussendoor veel praten, erg veel praten. Over politiek en allerhande onderwerpen. Mijn vader was zeer belezen en verdiepte zich in alles wat in de krant stond. Hij was links georiënteerd, had een anarchistische inslag en steunde mij in mijn dienstweigering. Mede door onze gesprekken bezocht ik vergaderingen van de toenmalige PSP, een voorloper van GroenLinks. In 1977 werd ik lid en ik kwam enige tijd later als tweede op de lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen te staan. Op een paar stemmen na werd ik gekozen.





In 1981 werd je gemeenteraadslid. Had je voor jezelf een doel gesteld? Komt dat op je pad of hoe werkt dat?
In 1981 besloot mijn voorganger tussentijds met het raadswerk te stoppen, omdat hij directeur werd van een Haarlemse welzijnsstichting. Ik volgde hem op, nadat daar tijdens een ledenvergadering uitgebreid over was gesproken. In die tijd waren ledenvergaderingen van politieke partijen nog druk bezochte bijeenkomsten. Het raadswerk in een kleine fractie leverde een drukke periode op. Bijna al mijn vrije tijd ging erin zitten. Maar het werk was verslavend. Je leert alle organisaties in de stad kennen en mensen die zich voor de gemeenschap inzetten. Maar belangrijker dan dat is dat je het gelijk van je politieke opponent leert begrijpen. Geen enkele politieke partij heeft volledig het gelijk aan de zijde. Door coalitievorming en het maken van afspraken leer je na te denken over tegenargumenten. Voor mij was deze periode een belangrijke leerschool. In de daarop volgende raadsperiode besloten mijn partij en PPR en CPN met elkaar in één fractie te gaan zitten, die Links Haarlem heette. Misschien wel de eerste voorloper van GroenLinks, dat pas in 1990 werd opgericht. Dat is de reden waarom GroenLinks in Haarlem nog steeds GroenLinks Haarlem heet. Ik werd fractieleider van een viermans sterke fractie. Dat gaf meer mogelijkheden onze idealen over het voetlicht te brengen. We zaten erg op de toer van goede sociale voorzieningen, sociale woningbouw en stadsvernieuwing, buurthuizen en meer ruimte voor openbaar vervoer en fiets. Onderwerpen die nog steeds bij GroenLinks ertoe doen. In dezelfde periode ging ik studeren, waarna ik in 1988 afstudeerde. In 1989 werd ik vakbondsbestuurder.


De meeste jongens willen als ze jong zijn brandweerman worden of politieagent. Had jij zoiets van; ik ga de politiek in?
Natuurlijk wilde ik als jonge jongen straaljagerpiloot worden. Door de lucht jagen, zo vrij als een vogel. Maar dat veranderde snel. Het was in de zesde klas van de lagere school dat bij het afscheid iedere leerling moest vertellen wat hij wilde worden en mijn verrassende antwoord was ‘minister van financiën, want hij heeft vaak meer te vertellen dan de minister-president’. Uiteindelijk is dat er nooit van gekomen, maar politiek heeft blijkbaar van jongs af aan wel mijn interesse.


Van politici is bekend dat ze weinig tijd met hun gezin kunnen doorbrengen vanwege hun werkzaamheden, hoe hebben jullie dat gedaan toen de kinderen klein waren?
Dit klopt absoluut. Politici werken veel uren. Als wethouder was ik vaak tachtig uur per week in touw voor de stad. Mijn vrouw en onze kinderen hadden al jaren daarvoor een heldere deal met mij. Eens per jaar ging ik met een van de kinderen een week naar een bestemming van hun voorkeur. Dat mocht overal in de wereld zijn als het maar in een week te doen was. Daarnaast gingen we eens per jaar als gezin met vakantie. Op deze manier ben ik met mijn oudste dochter in New York en op Cuba geweest, met onze zoon in Noord-Zweden en Londen en met onze jongste dochter in Parijs. Quality time als compensatie voor al die uren dat ik er niet voor ze was.


In 2010 werd je kandidaat voor het wethouderschap in Haarlem, de stad uit beide boeken. Is in die periode het idee ontstaan voor je boeken?
Ja, het idee voor Haarlem Centraal, mijn eerste boek, is ontstaan toen ik van afdeling naar afdeling door het stadhuis wandelde en ik een keer een rondleiding kreeg bij de brandweer Kennemerland. In hun gebouw aan de Zijlweg is in de kelder een crisiscentrum ingericht in geval van grootschalige rampen. De wethouders kregen daar ook een training. In mijn boek beschrijf ik die ruimte en de wijze waarop wordt gewerkt. Dat gebeurt uiterst efficiënt door uitstekend opgeleide en getrainde mensen. Onmenselijke mensen, mijn tweede thriller, is de opvolger van Haarlem Centraal met dezelfde hoofdpersoon. Ook dit boek begint in Haarlem. De Spaarnestad spreekt me aan, niet alleen omdat ik er geboren en getogen ben, maar ook omdat de stad is gelegen tussen drie drukke economische centra – Schiphol, Amsterdam en de IJmond – en zelf een oase van rust is, gelegen bij kustplaatsjes als Bloemendaal en Zandvoort. Maar de allerbelangrijkste reden was dat Haarlem een stad is die model staat voor veel andere Nederlandse steden, waar mensen plezierig kunnen wonen, strevend naar veiligheid en geluk, zonder zich voldoende te realiseren dat dit verlangens zijn die niet zijn af te dwingen. Ook veiligheid kan nooit optimaal zijn. Daarom is dialoog met onze opponenten, hoe afzichtelijk hun daden ook, noodzakelijk. Meer repressie en meer bommen en granaten geven slechts schijnveiligheid.





Zijn er autobiografische elementen uit die periode in HC verwerkt? Zo ja, welke? Met wie in je boeken voel je je het meest verwant?
Ik denk dat weinig schrijvers van hedendaagse thrillers eraan ontkomen om autobiografische elementen in hun boeken te verwerken. Dat geldt ook voor mij. Ongetwijfeld heeft Frits Halen, de hoofdpersoon in mijn boeken, trekjes van mij. Hij is getrouwd en heeft drie kinderen, twee meiden en een knul. En hij is wethouder van Haarlem. Nou, dat zijn nogal wat overeenkomsten. Maar tegelijkertijd is hij vijftien jaar jonger dan ik, is hij opgeleid tot polemoloog (deskundige op het gebied van oorlog en vrede) en rolt hij van het ene avontuur in het andere. En niet al zijn ervaringen zijn even leuk. Hij reist van hot naar haar en ontmoet op enig moment zelfs Barack Obama. Dat is voor mij wishful thinking. Dat is ook het leuke van schrijven: je kunt het onmogelijke mogelijk maken. Zonder twijfel voel ik me met hem het meest verwant, zeker als hij in Onmenselijke mensen steeds meer de rol van antiheld speelt.


In beide boeken schroom je niet tot het scherp schrijven over de wapenindustrie/terrorismebestrijding etc. Een bewuste, onderliggende, boodschap? Is dat weleens verkeerd gevallen bij iemand die zich daarop aangesproken voelde?
Ik kan op dit moment niet anders dan boeken schrijven over zaken die mij bezighouden. Het is toch werkelijk vreselijk dat een Nederlands bedrijf veel geld verdient met het verkopen van grondstoffen voor gifgassen aan een schoft als Assad in Syrië en dat de Nederlandse staat daar niets tegen doet. Er wordt vrolijk een exportvergunning verleend met duizenden doden tot gevolg. Dat kan er bij mij niet in. Het toont het ultieme cynisme dat zich van de politiek heeft meester gemaakt. En dan gaat de minister van Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Handel vervolgens naar Afrika om met €50 miljoen jonge mensen te verleiden op hun continent te blijven en daar een toekomst te zoeken. En waarom vragen wij ons niet af waarom jonge mensen uit landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika zich wentelen in een voor velen onbegrijpelijke geloofsbelijdenis en afschuwelijke handelingen verrichten als lid van IS of Al Qaida? Dat die mensen fout bezig zijn is geen punt van discussie, maar nadenken over hun beweegredenen kan geen kwaad. Wat we nu doen is bommen op hun stellingen gooien in de gedachte dat daarmee een ideologie wordt uitgeroeid. De geschiedenis toont aan dat het zo niet werkt en de opmaat is voor veel meer geweld en ellende, die niet beperkt zal blijven tot landen die ver van West-Europa verwijderd liggen. Op enig moment dreigen meer burgers, ook in Nederland, het slachtoffer te worden van kortzichtige politici die door hun gedrag het geweld meer en meer over de wereld doen verspreiden zonder op zoek te zijn naar een oplossing. Dat doet eerder aan de donkere Middeleeuwen denken dan aan de 21e eeuw. Ik mag toch hopen dat de mensheid sindsdien wat is geëvolueerd. Het kan toch niet zo zijn dat onze groeiende kennis van techniek en automatisering het best kan worden ingezet in de creatie van geavanceerde wapens die meer vernietigen. Soms krijg ik in reactie op mijn boeken te horen dat ik een idealist ben, maar nog nooit heb ik steekhoudende argumenten gehoord waarom mijn gedachten niet zouden deugen. Menselijkheid komt vóór economisch gewin. Toch?


Je haalt allerlei maatschappelijke actualiteiten aan in je boeken. De islamisering en terrorisme zijn daar twee voorbeelden van. Wil dat zeggen dat je bovenop het nieuws zit terwijl je schrijft? Vorm je dan ook een mening of is het belangrijk vooral geen mening te hebben tijdens het schrijven? Het zijn immers zeer gevoelige onderwerpen.
Ik volg het nieuws redelijk op de voet. Dat zit als het ware in mijn systeem en doe ik al zolang ik me kan herinneren. Dat het gevoelige onderwerpen betreft waarover ik schrijf klopt als een zwerende vinger. Het zijn in mijn ogen zaken waar het over moet gaan. Het is onmogelijk een wereld te creëren waarin iedereen het met elkaar eens is. Dus hebben we diplomatie uitgevonden. Ik behoor niet tot de school van Von Clausewitch, die beweerde dat oorlog voeren een andere vorm van diplomatie bedrijven is. Oorlog is eerder het gevolg van afwezige of mislukte diplomatie en economische bedreiging of behoefte. Wij doen er verstandig aan, en dat is zeker zo belangrijk, ons te interesseren in wat andere culturen en mensen beweegt. Daarmee is denk ik ook de vraag beantwoord of ik een eigen mening heb. Ja, die heb ik, maar ik sta altijd open voor andere opvattingen en ga graag met mensen in gesprek. Dialoog leidt tot inzicht en soms zelfs tot begrip.





Heb je veel research moeten verrichten voor het schrijven van je boeken? Wat moeten de lezers zich daarbij voorstellen? Reisje naar Dubai en Jordanië?
Ik lees veel over de onderwerpen waarover ik schrijf en heb, zoals hiervoor aangegeven, veel gereisd, maar ik ben nog niet in landen als Afghanistan, Jordanië of Dubai geweest. Een vriend van me heeft als majoor in Irak en Afghanistan gediend en van hem heb ik veel informatie gekregen hoe het dagelijks leven er daar uitziet en welke rol westerse militairen in het algemeen vervullen. Vooral in Haarlem Centraal heb ik die kennis gebruikt. Ter voorbereiding op Onmenselijke mensen heb ik gesproken met een vertegenwoordiger van de stichting Stop Wapenhandel en bijvoorbeeld veel stukken gelezen van SIPRI, een Zweedse denktank over oorlog en oorlogsgeweld. Ook heb ik me verdiept in de handel in grondstoffen voor gifgassen en weet ik welk bedrijf in Dordrecht zich daar schuldig aan maakt. Ook weet ik welk Nederlands bedrijf de raket heeft geleverd waarmee de MH17 boven Oekraïne is neergeschoten. Tot slot heb ik ondermeer stukken gelezen van een rechtszaak tegen een Nederlandse wapenhandelaar, die in Den Haag is veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf voor handel in wapens in Afrika, maar vervolgens in hoger beroep is gegaan. Voor mij is belangrijk dat ik in mijn boeken zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid blijf. Je hebt het gevoel dat de gebeurtenissen vanmorgen nog in de krant stonden en zich voor je neus afspelen. Wat de lezer vervolgens met de informatie doet is aan haar of hem.


Je hebt diverse werkzaamheden verricht, een eigen adviesbureau (gehad), gemeentepolitiek bedreven en nu ben je succesvol auteur. Hoe kijk je daar zelf naar?
Volgens mij is een mens het gelukkigst als hij kan doen wat hij of zij fijn vindt. Voor mij geldt dat ik graag uiteenlopende dingen doe. Ik leer graag en verdiep me met veel interesse in de onderwerpen die me raken. Mijn bedrijf groeit en ik prijs me gelukkig dat ik zelf de route mag bepalen die ik wens te gaan. Mijn fascinatie voor politiek zal wel altijd blijven bestaan. Met mijn werk voor de patiëntenvereniging en het MigraineFonds kan ik een steentje bijdragen aan verbetering van de positie van mensen die een vervelende en ingrijpende aandoening hebben. En met mijn boeken hoop ik mensen te bereiken die misschien niet zo vaak bezig zijn met de vragen die worden opgeroepen. Niet met als doel dat iedereen dezelfde opvattingen moet hebben, maar wel dat men iets bewuster in het leven staat. Dat is denk ik goed voor henzelf en voor de samenleving als geheel. Als ik dit alles optel bij de voldoening die ik uit mijn gezin haal dan is duidelijk dat ik geluk erg waardeer en iedereen gun.


Wie -eventueel in de politiek- zouden je boeken écht moeten lezen om de boodschap daarachter op te pakken?
Ik weet dat mijn boeken door meerdere politici worden gelezen. Ik hoop dat hun aantal groeit. Vooral parlementsleden zouden er wellicht iets van kunnen oppakken en de nieuwe kennis in de praktijk kunnen brengen. Vanzelfsprekend zal een liberaal nooit zo denken als een socialist of een christendemocraat, maar ze hebben één ding gemeen: het zijn mensen, die andere mensen horen te behandelen zoals ze zelf graag willen worden behandeld.


Wat hoop je te bereiken met je schrijven?
Eigenlijk maar één ding: bewustwording. Nadenken over je mens zijn, over de samenleving en begrijpen welke verantwoordelijkheid je draagt, omdat je wiegje hier stond en niet in Mali of Afghanistan. De uitkomst van dat denken kan anders zijn dan bij anderen. Dat is prima. Niets is zo erg als ongeïnteresseerde mensen met een gebrek aan empathie die het geen hout interesseert wat een ander overkomt. Ik hoop dat mensen meer gaan nadenken over de bootjes met vluchtelingen die we elke dag op het Journaal zien. Ook in Afrika is bekend dat duizenden aangevreten lichamen in de Middellandse Zee dobberen tussen Afrika en Europa. En toch wagen ze de oversteek. Omdat veel mensen wanhopig zijn. De opvang in landen als Jordanië en Libanon is volstrekt volgestroomd. Honderdduizenden mensen zitten daar opgepropt in overvolle kampen met slechte hygiëne en te weinig voedsel. En dan moet de Nederlandse regering lang nadenken over een verzoek van de VN om 2.000 mensen op te vangen. Een regering die zonder terughoudendheid instemt met de levering van grondstoffen voor gifgassen aan Assad. Op dit soort momenten kan ik een gevoel van schaamte moeilijk onderdrukken.


Ben je al bezig aan een nieuw boek? Kun je iets loslaten over je plannen?
De opvolger van Onmenselijke mensen is in mijn hoofd in ontwikkeling. De eerste dertig pagina’s staan op papier. Steeds meer begint het thema van dit boek uitgekristalliseerd te raken. Eén ding is zeker: in dit derde deel van de trilogie zal Frits Halen weer de hoofdrol vervullen. Hij en zijn gezin gaan weer uiterst moeilijke tijden tegemoet. Of hij het in dit derde deel overleeft moet nog blijken. Ook voor mezelf is de afloop bij het schrijven van mijn verhalen onzeker.





Zou je ook een totaal ander boek kunnen/willen schrijven, zo ja wat dan?
Vorig jaar heb ik een kinderboek geschreven, Ries en Roos. Linda de Wit uit Leusden maakte er werkelijk prachtig mooie illustraties bij. Inmiddels zijn we in gesprek met een uitgever die geïnteresseerd is om het uit te geven. Zoals de zaken er nu voorstaan verwacht ik dat het in maart 2016 wordt uitgebracht. Er liggen al genoeg verhalen klaar voor nog een dergelijk boek.


Hoe kijk jij naar recensies? Hecht je daar waarde aan?
Natuurlijk hecht ik waarde aan recensies. Ik ben een beginnende schrijver met twee zogenaamde factionthrillers op mijn naam, dus ik heb nog een heleboel te leren als ik naar gevestigde schrijvers kijk. Maar dat doe ik graag. Elke recensie bevat expliciet of impliciet adviezen waar ik wat mee kan en waardoor mijn volgende boek beter wordt. Dat is denk ik waar elke schrijver naar streeft.


Wat staat er op je verlanglijstje mbt het schrijven?
In ieder geval dat ik nog veel boeken mag schrijven. Behalve de volgende en laatste Frits Halen thriller denk ik na over een boek over onze democratie. Geen leerboek of geschiedenisboek, maar een toegankelijke roman waarin bijna spelenderwijs aan de hand van een bekend Nederlands gezin informatie wordt gegeven over onze staatsinrichting. Omdat zich in ons land, vergeleken met andere landen, relatief weinig echt grote problemen voordoen, hebben veel mensen zich van de politiek afgekeerd. Ook zijn er mensen die politici maar opvreters vinden en zich daarom van de politiek afwenden. En natuurlijk is er groep die zo zat is van dit kabinet dat ze niet meer willen stemmen. Ze zijn teleurgesteld. Er zijn nog maar 290.000 mensen lid van een politieke partij. Dat is extreem weinig en een laagterecord. Het is ook gevaarlijk, want er is geen goed alternatief voor het huidige systeem voorhanden. Ik ken de voorstellen om een loterijsysteem op poten te zetten en de mensen die dan zijn uitverkoren de regering te laten controleren. Er zijn ook nog wel andere systemen, maar in alle gevallen is het de vraag of die goed aansluiten bij onze historie en cultuur. Het meest voorkomende alternatief voor democratie is een dictatuur. Lekker helder en duidelijk. Maar ik denk niet dat daar veel mensen voor te porren zijn. Ik in ieder geval niet. Met andere woorden: we mogen onze staatsinrichting niet zomaar terzijde schuiven. En natuurlijk zijn politici ook maar mensen. Goede mensen en mensen waarop je kritiek kunt hebben, maar allemaal mensen met in oorsprong een visie op onze samenleving en een overtuiging. Dat moet je koesteren. In de Tweede Kamer vindt het debat plaats. Kijk daarnaar en lees erover is mijn advies. Bemoei je ermee als je daar aanleiding toe ziet. Elke bijdrage is waardevol, ook in eigen dorp of stad. Het gemeentebestuur wil graag weten wat er leeft en moet soms wat worden bijgestuurd. Daaraan werken is nuttig.


De politiek van vandaag staat behoorlijk onder druk. Er zijn diverse hete hangijzers waarop het huidige kabinet kan vallen. Hoe kijk jij hier tegenaan?


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.