"Ik heb altijd gedacht dat het Paradijs een soort bibliotheek zou zijn" - Jorge Luis Borges

Interview: De diva en de demon

Zaterdag, 18 november, 2023

Geschreven door: Guy Prieels
Artikel door: Jan Stoel

Guy Prieels: “Mijn verhalen zijn zo van de straat geplukt”

Guy Prieels aan zee.

Het werk van de Vlaamse in Sint-Martens Latem wonende auteur Guy Prieels zou je kunnen scharen onder faction: fictie gebaseerd op waargebeurde verhalen. Een prachtig voorbeeld hiervan is het eerste werk wat ik ooit van hem las: De meester, de muze en de eeuwigheid. In dit verhaal (waar destijds veel over werd geschreven) staat de 90-jarige kunstenaar, Corneel Barbeel, overladen met roem en rijkdom centraal. Hij is net weduwnaar geworden als hij valt voor de charmes van Louise Baksteen, een veertig jaar jongere vrouw. Smoorverliefd en in de overtuiging dat hij om zichzelf wordt bemind, laat hij zich in een huwelijk lokken. Tijdens hun kortstondige relatie benoemt hij zijn nieuwe muze tot enige erfgenaam van zijn fortuin en van de wereldwijde rechten op zijn oeuvre. Na zijn overlijden krijgt zij alles. Maar alles is niet genoeg…

Voor uitgeverij Houtekiet ging hij volgens hetzelfde principe misdaadromans schrijven. Bijvoorbeeld De wraak van meneer Jules over de beruchte roverhoofdman en smokkelaar Hippolyte Pannecoucke. Hij deed daarvoor research in de krantenarchieven en gerechtsdossiers. Met dit boek werd hij genomineerd voor de Hercule Poirotprijs 2016. Dan was er Bloedbroeders over de bende van Verstuyft die in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog moordend en plunderend door Vlaanderen trok. Van recenter datum zijn Bluf, het verhaal over een meesteroplichter, en Verloren levens, een oorlogsdrama, en nu dan De diva en de demon, waarmee hij opnieuw genomineerd werd voor de Poirotprijs, maar nu die van 2023. “Met een groot gevoel voor humor, mensenkennis en licht mededogen voor de slechte kanten van onze soort” vertelt Prieels zijn verhalen. Humor is nooit ver weg, plastisch taalgebruik en prachtige metaforen kenmerken zijn stijl. Alles is altijd raak. Zijn verhalen wervelen, en zijn eigenlijk te absurd voor woorden. Maar de werkelijkheid blijkt vaak ‘gekker’ te zijn dan je kunt bedenken. Kent u Guy Prieels nog niet? Dan wordt dat hoog tijd.

Inhoud: De diva en de demon is een hard-boiled roman noir van het zuiverste soort. 1976. Een moordend hete zomer. Een verstoten bruid, een bloedmooie griet als inzet op de pokertafel en twee vrouwen die met een kogel in het achterhoofd uit het water worden gevist. Ook de partners van de vrouwen zijn verdwenen. Van de ene wordt het hoofd teruggevonden. De andere wordt gezocht als verdachte, maar is verdwenen met de noorderzon. Het raadsel blijft onopgelost. 2001. De misdaden zijn verjaard. De dader voelt zich onaantastbaar. Maar de kroongetuige kent geen rust en wacht op het gepaste moment om eindelijk wraak nemen. 

Guy Prieels was kleinkunstenaar, vastgoedmakelaar aan de Belgische kust en in de Zwitserse Alpen en runde vanaf 1970 een gerenommeerde kunstgalerij in Knokke. In 2007 debuteerde hij met de roman Duisterlicht. Prieels was toen negenenzestig jaar jong. Sindsdien schrijft hij dat het een lieve lust is. De diva en de demon is zijn elfde roman.

Geschiedenis Magazine

Je bent pas laat gaan schrijven. Late roeping? Wat dreef je?

“Ik ben al heel vroeg beginnen schrijven. In 1963 won ik de toneelprijs van de stad Brussel met mijn toneelstuk Requiem voor een Geus, dat een jaar later werd opgevoerd in de Koninklijke Schouwburgen van Brussel, Gent en Leuven. Een jeugdzonde waar ik zonder spijt aan terugdenk. Daarmee bedoel ik dat ik pas de gebreken van het stuk zag tijdens de opvoering. Ik kon beter. Ik had het onmiddellijk willen herschrijven. Heb toen ook nog een kortverhaal gepubliceerd in Komma, een Nederlands literair tijdschrift. In die tijd heb ik ook chansons geschreven, gecomponeerd en gezongen. Ik heb ook opgetreden, maar dat ging me minder af. In 1964, na het verlies van mijn eerste kind, ben ik afgehaakt. De eenzaamheid van de schrijftafel woog me te zwaar. Kort nadien ben ik in zaken gegaan. Ik wilde drukte, verzetjes, geen gepieker. Na mijn beroepsloopbaan, toen ik een schat aan zelf beleefde verhalen had verzameld, ben ik weer aan de slag gegaan. Eerst om de tijd te doden. Daarna begon ik er echt smaak in te krijgen. Ik had het schrijven nu eenmaal in de genen.”

Een still uit het toneelstuk ‘Requiem voor een geus’. 1964. Koninklijke Vlaamse Schouwburg, Brussel. (De dame is de veel geroemde Dora Vandergroen)

Veel van je boeken zijn spannend en gebaseerd op waargebeurde verhalen. Hoe kom je die tegen? Ben je daar altijd op zoek naar?

“Vaak zijn het verhalen die ik jaren geleden heb opgeslagen in mijn geheugen omdat ze iets losmaakten in me en waar ik pas vele jaren later gestalte kon aan geven. Zo is Meneer Jules een gebeurtenis uit 1971 die me levendig is bijgebleven. Hij was de man die verscheen en verdween. De onvatbare. Zoals Vandergucht in Bluf een onwaarschijnlijke oplichting tot een goed einde bracht, verdween met de noorderzon en nooit meer werd gezien. En Bloedbroeders, een boevenepos, waarin een berucht bendeleider jarenlang het gerechtelijk apparaat in de maling nam. Wat me drijft is de weergaloze dynamiek die dergelijke figuren bezitten en hun daden boven het gewone uit tillen.”

Vernissage van de tentoonstelling van Raveel in mijn galerie in Knokke. 1971.Roland Jooris, Guy in het midden, en Roger Raveel.

In je eerste romans gaat het vaak wel om verhalen die je heel goed kent, die ontsproten zijn aan ervaringen die je zelf hebt gehad. Ik denk aan je debuut Duisterlicht waarin je het Knokse galeriewereldje (waar jezelf actief was) doorprikt. Je schetst daarin al een wereld van liegers en bedriegers, van mensen die hun ‘graantje’ mee willen pikken. Dat is ook het geval in het verhaal van De meester, de muze & de eeuwigheid, waarin onmiskenbaar kunstenaar Roger Raveel centraal staat en hoe die zich laat inpalmen door een jongere vrouw. Zijn deze boeken voor je de opmaat geweest naar de misdaadromans van later? Nu lijk je veel meer afstand te hebben van je onderwerp.

“Mijn eerste drie boeken (Duisterlicht, Berghen van Gout en Morituri) zijn semi-autobiografische verhalen waar ik een grotendeels mezelf prijs geef zonder er doekjes om te winden. Die gingen enkel en alleen over mezelf en mijn directe entourage. Fraai is het niet altijd, maar ze moesten eerst worden geschreven omdat ik met mezelf in het reine wilde komen alvorens andere dingen aan te vatten. Ik kon het daar ook best bij gelaten hebben omdat ik had gezegd wat ik kwijt wilde, maar de drang om verder te schrijven was te groot en te dwingend. En te leuk ook. Ik ben dol op schrijven.”

Volgens mij is het niet zo eenvoudig om zo’n faction book te schrijven. Je moet research doen, je verbindingen met fictie verbinden en er je eigen verhaal van maken. Hoe ga je te werk?

“Niets is leuker dan research doen. Snuisteren in Rijks- en Stadsarchieven. Dat zijn pure goudmijnen. Het verleden uitspitten van je personages brengt een schat aan informatie naar boven. Je komt meer te weten over hen dan je voor mogelijk had gehouden. Je bent nog niet bekomen van de eerste verrassing of daar dient zich al de volgende aan. Als ik voldoende elementen heb verzameld laat ik daar mijn verbeelding op los. Ik weet nooit wat zich daarbij nog zal aandienen. Een nieuwe wending, een nieuw personage, een onverwachte gebeurtenis die het verhaal komt binnensluipen en het verdere verloop bepaalt. Dat zijn de imponderabilia, de factoren die men niet kan afwegen of berekenen.”

Waar ligt de kiem voor De diva en de demon?

“Alweer zo’n verhaal dat ik meer dan twee jaar herkauwd heb.Ik zag in een true crime-reeks een onwaarschijnlijk misdaadverhaal dat zich rond diezelfde tijd afspeelde in de moerassen van Louisiana. Ik heb de grote lijnen daarvan getransponeerd naar Vlaanderen, meer bepaald naar mijn geliefde Gent, en er mijn eigen draai aan gegeven. Zo is dat verhaal al schrijvende een eigen leven gaan leiden. Een dame, Heilig Boontje zal ik haar noemen, manipuleert alle mannen uit haar omgeving om haar niet altijd fraaie doeleinden te bereiken. Zij is de spin het web, de aanstichter van alle misdaden die in een kort tijdsbestek worden begaan zonder ooit maar de minste verdenking op zich te laden of deze handig af te wimpelen.”

En hoe heb je die feiten met fictie verbonden. Kortom hoe ziet je schrijfproces eruit?

Guy leest voor uit de Meester, de muze en de eeuwigheid

“Dat gebeurt spontaan. Hoef ik zelfs niet over na te denken. Door mijn research beschik ik over het stramien, de grote verhaallijnen. Indien deze sterk genoeg zijn stimuleren ze vanzelf de verbeelding.”

De diva en de demon is een lekker compact verhaal. Ik vond de structuur wel mooi. Het begin met de bruiloft die faliekant mislukt, daarna ‘wat er aan vooraf ging’ (chronologisch verteld) om dan te komen tot de apotheose (25 jaar later als de misdaden verjaard zijn). Je hebt ervoor gekozen het essentiële te vertellen en niet eindeloos veel pagina’s te schrijven. Heb je een strenge redacteur? Wat heeft hij zoal geadviseerd?

“Ik houd er niet van bepaalde toestanden lang uit te smeren. Go to the point. Ik ben een no-nonsens-auteur. Geen schrijvelarij. Zeg wat je te zeggen hebt, de rest is literatuur. Daarbij heb ik veel te danken aan Leo De Haes, mijn redacteur. Toen ik naar Houtekiet overstapte was hij de uitgever. Leo schrikt er niet voor terug om de botte bijl te hanteren. Al wat overbodig is moet eruit. Zo heeft hij ongeveer een vierde van de tekst weggehakt uit De diva en de demon. Wat het boek alleen maar ten goede is gekomen. Ik sta er telkens weer te kijken van zijn loepzuiver inzicht. Hij heeft mij geleerd een boek te construeren. Ik ben hem veel verschuldigd.”

Wat me in deze, maar ook in andere romans opvalt is dat het vaak gaat om de ‘slechte’ kant van de mens, maar dat het altijd de omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat een personage ‘de verkeerde kant’ opgaat. Zomaar wat voorbeelden van bijfiguren: de schoolmeester die verzekeringen verkoopt en iedereen een verzekering probeert aan te smeren, pastoor Bressers die zelf ooit het slachtoffer van misbruik door priesters is geweest, maar toch blijft geloven. In deze roman is dat precies zo. Ieder van de belangrijkste personages heeft een trauma achter de rug: niet geaccepteerd als kind, teleurgesteld in het huwelijk. Hoe bouw je je personages op?

“Ach, je hoeft maar om je heen te kijken. Van hoog tot laag. De wereld loopt vol geblutste mensen. Wie aandacht heeft voor zijn omgeving kan elk jaar moeiteloos een leesbaar boek vullen. Ik zoek het vaak bij de underdog. Hij is zoveel interessanter dan Mister Big. De gewone mens, die door ongewone omstandigheden in de soep geraakt en alle greep op zijn leven verliest, dat is mijn type.”

Ik kom in De diva en de demon ook veel typisch Prieels tegen: de aandacht voor de stad Gent, de plek waar je vaak bent. Je beschrijft het met heel veel gevoel en liefde voor de stad, ook de rosse buurt. Café ’t Trefpunt, de plek waar in 1969 Walter de Buck startte met de heropleving van de Gentse feesten komt in het verhaal voor, maar ook de rosse buurt met het Glazen Straatje en de brocantemarkt op St. Jacobs. Je voelt het centrum van de stad in deze passage: “de tram die met zwaarte in zijn bedding glijdt, de bel bij de stopplaats, het kriepen van zijn wielen in de bocht, de beiaard van het belfort, de slag van de stormklok”.  Het geeft je verhaal kleur. Altijd op zoek naar dit soort reflecties? Hou dat allemaal bij in een notitieboekje of heb je het gewoon paraat.

“Gent is mijn stek, de stad waar ik me thuis voel. Elke week kom ik samen met oude vrienden in wat wij ‘het conclaaf’ noemen in een kroeg die zich bevindt in een van de mooiste middeleeuwse stadskernen ter wereld. We zijn omringd door de monumenten als de Sint Baafskathedraal (waar het wereldberoemde Lam Gods zich bevindt), het Belfort, de Sint-Niklaaskerk, de Stadsschouwburg en het stadhuis. Een zegen. Dat maakt mij dankbaar voor het verleden.

Met Walter De Buck heb ik in het begin van de sixties nog opgetreden in zijn Trefpunt, nog voor er sprake was van de heropleving van de Gentse Feesten. Op de rommelmarkt bij Sint-Jacobs doe ik regelmatig mijn ronde en soms ligt er wel wat leuks. Het Glazen Straatje, bekend in binnen- en buitenland hoeft geen verder betoog. Ik kijk en luister naar de stad en de vele indrukken die ik daarbij opdoe krijgen onveranderlijk hun beslag in mijn boeken.”

En dan zijn er die dingen die je er voor ‘de goede verstaander’ in verwerkt. De strijd tussen de politie en de rijkswacht (was wel een dingetje vroeger) en ene Jespers die betrokken is bij het onderzoek naar de moorden. Verwijs je daarbij niet naar de Belgische magistraat/onderzoeksrechter die in 1978 tot 20 jaar cel veroordeeld werd wegens miljoenendiefstal en een moordpoging op zijn vrouw? Is er in jouw beeld ook iets mis met de overheid?

“De strijd tussen politie en rijkswacht heeft destijds tot schandelijke toestanden geleid. In een paar van mijn boeken verwijs ik inderdaad naar de kleurrijke magistraat die op het punt stond Procureur des konings te worden en in de plaats daarvan terechtkwam in de gevangenis voor miljoenendiefstal en moordpoging.

En de overheid? Elke dag is er op het nieuws wel iets waarbij een mens meewarig het hoofd moet schudden. En telkens gaat alles veranderen en nooit verandert er wat.”

Wat heb je met je misdaadroman willen zeggen? Toch wel iets meer dan louter amusement volgens mij?

“Ik wil geen enkele boodschap uitdragen. Dat laat ik aan de moralisten. Schrijven is voor mij puur amusement en ik verwacht van mijn lezers dat zij er ook zo over denken.”

Je uitgever noemt het een roman noir. Ik vind het meer spannende literatuur. Ik vind je verhalen ook altijd iets schalks hebben, het zijn meer schelmenromans waarbij de draak gestoken wordt met het establishment.  Ik moest even denken aan het werk van Louis Paul Boon (De bende van Jan de Lichte), Tijl Uilenspiegel, De Witte van Ernest Claes, werk van Felix Timmermans, de Helaasheid der dingen van Dimitri Verhulst en zelfs Het verdriet van België van Hugo Claus. Maar ook boeken van Louis van Dievel en Erik Vlaminck passen in die traditie. Je bent vroeger kleinkunstenaar geweest en toen was er ook wel aandacht voor het ‘losbandige lied’, nietwaar? Hoe zie jij dat? Wat zijn jouw inspiratiebronnen?

“Eigenlijk horen mijn boeken thuis in de afdeling gewone literatuur, maar mijn eerste uitgever en zijn verdeler vonden mijn verhalen te spannend om ze niet onder te brengen bij het thrillergenre. Maar ik schrijf geen thrillers. En ik lees ook geen thrillers. Mijn verhalen zijn zo van de straat geplukt. En dat er schelmen in voorkomen heeft helemaal met mijn eigen natuur te maken. Je moet als eens buiten de lijntjes durven te kleuren. Ik krijg het op de heupen van ernstige schrijvers, het establishment van de literatuur, het soort academici dat alles prachtig verwoordt, maar elke lichtheid schuwt. Geen beetje frivoliteit, geen spatje humor. Ze zijn zo zwaar op de hand. Ik val erbij in slaap. De Vlaamse schrijvers die op mij een blijvende indruk hebben gemaakt zijn Louis Paul Boon, Cyriel Buysse, Willem Elsschot en Gerard Walschap. Mondiaal zijn dat Shakespeare, Louis Ferdinand Céline, Henry Miller en Charles Bukowski.”

Je schrijft in een wervelende stijl, ik durf het vitalistisch te noemen. In een paar zinnen zet je een levensecht personage neer. De zinnelijkheid speelt in De diva en de demon een belangrijke rol. Hitsigheid alom, bandeloosheid en mensen die zonder remmingen leven, maar aan de andere kant ook uitgekookt zijn. Je manier van schrijven is beeldend, filmisch. Je metaforen en de namen die je gebruikt zetten zich meteen vast op je netvlies. Mirabella di Silvestro, de ‘katholieke’ dame die het geloof op een heel eigen manier beleeft en geniet van seks. Subtiel verwijs je dan dat haar naam niet voor niets ontleend is aan een pruim. Max Caeyman (die inderdaad agressief is als een kaaiman) , Angèle (is ze wel zo’n engeltje als haar naam doet vermoeden?) en Lientje die Pijpelientje genoemd wordt (en dat laat niets aan de verbeelding over). Hoe bedenk je die namen?

“Naar namen hoef ik niet eens te zoeken, die dienen zich spontaan aan.”     

 Je stond op de shortlist van de Hercule Poirotprijs 2023, net als in 2016. Weer niet gewonnen. Teleurgesteld?

“Ach, het is wat het is. En de winnaar zal het zeker dik verdiend hebben. Als ik eerlijk wil zijn, zit ik daar niet op mijn plaats zit. Het is niet omdat je een moordzaak op een boeiende manier behandelt dat je ook een schrijver bent van thrillers. Het is een apart genre.”

Ben je alweer bezig met nieuw werk? Tipje van de sluier?

“Mijn kinderjaren tijdens de oorlog in een stad waar de collaborateurs zelfs de fanatiekste Duitsers in ijver probeerden te overtreffen. Er zijn toen verschrikkelijke dingen gebeurd. Moord, weerwraak, verklikking, deportaties en executies. En alweer ben ik uitstekend gedocumenteerd.”

Auteursfoto. Fotograaf Rikkes Voss

Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow


Laat hier je reactie achter:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Alleen inhoudelijke reacties die gaan over het besproken boek en/of de recensie worden geplaatst.

Boeken van deze Auteur:

De diva en de demon